ECLI:NL:RBROT:2011:BR7069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
374877/ HA ZA 11-709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtszaak over aansprakelijkheid en samenhangende vorderingen tussen PaMa en LRN

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen de vennootschap naar vreemd recht PAMA PAPIERMASCHINEN GMBH (hierna: PaMa) en de besloten vennootschap LLOYD’S REGISTER NEDERLAND B.V. (hierna: LRN). De procedure betreft een vordering van PaMa tegen LRN in verband met een ontploffing van een papiermachine, waarvoor PaMa wijzigingen had aangebracht onder toezicht van LRN. De ontploffing vond plaats in september 2005, nadat PaMa de werkzaamheden had afgerond en de machine weer in gebruik was genomen. FM Insurance Company Limited, als verzekeraar van Mayr-Meinhof Eerbeek B.V. (MME), heeft PaMa aansprakelijk gesteld voor de schade en een procedure aangespannen bij het Handelsgericht in Wenen.

LRN heeft in deze procedure verzocht om aanhouding op basis van artikel 28 van de EEX-Verordening, omdat de vorderingen in de hoofdzaak samenhangen met de procedure in Wenen. LRN stelt dat de aansprakelijkheid van PaMa nog niet is vastgesteld en dat de vordering van PaMa in de onderhavige procedure geen grond heeft zolang de aansprakelijkheid niet is vastgesteld. PaMa betwist echter dat er sprake is van samenhangende vorderingen en stelt dat het risico van onverenigbare beslissingen gering is, omdat de rechtsverhoudingen tussen de partijen verschillen.

De rechtbank heeft overwogen dat er inderdaad sprake is van samenhangende vorderingen, maar dat het in dit geval niet noodzakelijk is om de behandeling van de hoofdzaak aan te houden. De rechtbank heeft het verzoek van LRN tot aanhouding afgewezen en LRN veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van PaMa. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door LRN. De uitspraak is gedaan op 17 augustus 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: 374877/ HA ZA 11-709
Uitspraak: 17 augustus 2011
Vonnis in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
PAMA PAPIERMASCHINEN GMBH,
gevestigd te Freiberg, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.W.C. Schreurs,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LLOYD’S REGISTER NEDERLAND B.V., voorheen Stoomwezen B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. Wattel.
Partijen worden hierna aangeduid als “PaMa” en “LRN”.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 maart 2001;
- het herstelexploit van 22 maart 2011;
- de akte overlegging producties, met achttien producties;
- de incidentele conclusie strekkende tot aanhouding ex art. 28 EEX-Vo, met twee producties;
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 28 EEX verordening.
1.2. Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in het incident.
2. De vordering in de hoofdzaak
2.1. PaMa vordert – kort gezegd – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis LRN zal veroordelen om aan haar ter zake van onrechtmatige daad te betalen al datgene wat PaMa ingevolge de beslissing van het Handelsgericht in Wenen, Oostenrijk in de procedure tussen PaMa en FM Insurance Company Limited (hierna: FM) met zaaknummer 16 Cg 4/10b aan laatstgenoemde zal moeten betalen, vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt PaMa – samengevat – het volgende.
2.2. PaMa diende in opdracht van Mayr-Meinhof Eerbeek B.V. (hierna: MME) wijzigingen aan te brengen aan een papiermachine, die onder het keuringstoezicht van LRN valt. Overeenkomstig de geldende regelingen heeft PaMa namens MME in mei 2004 aan LRN de voorgenomen wijzigingen voorgelegd. LRN heeft in mei 2004 toestemming verleend tot het uitvoeren van die wijzigingen. LRN heeft in augustus en november 2004 op aanvraag van PaMa ook de wijze van uitvoering van die wijzigingen goedgekeurd. Nadat PaMa eind 2004 haar werkzaamheden had afgerond en MME de papiermachine weer in gebruik had genomen, is de papiermachine in september 2005 ontploft met grote schade tot gevolg.
2.3. FM heeft als verzekeraar, gesubrogeerd in de rechten van MME, PaMa voor die schade aansprakelijk gesteld. FM heeft PaMa gedagvaard tot schadevergoeding voor het Handelsgericht in Wenen.
2.4. Bij de keuringen van mei, augustus en november 2004 heeft LRN niet de voorgeschreven (onderzoeks)procedures gevolgd en de keuringen niet voldoende grondig uitgevoerd. Indien in de procedure voor het Handelsgericht komt vast te staan dat de ontploffing een gevolg is van de door PaMa aangebrachte wijzigingen aan de papiermachine, is LRN voor de schade aansprakelijk wegens het niet behoorlijk uitvoeren van de keuringen.
2.5. PaMa heeft in de procedure voor het Handelsgericht een “Streitverkündung” aan LRN geëntameerd. LRN is daarop aan de zijde van PaMa geïntervenieerd. Echter, in de procedure voor het Handelsgericht zal geen beslissing ten aanzien van LRN worden gegeven, evenmin een beslissing over de verhouding tussen PaMa en LRN.
3. De vordering en het verweer in het incident
3.1. De conclusie van LRN strekt tot aanhouding van de onderhavige procedure. Daartoe stelt LRN – samengevat – het volgende.
De onderhavige procedure hangt samen met de procedure voor het Handelsgericht in Wenen om de volgende redenen. Het gaat om hetzelfde ongeval en dezelfde schade. In de procedure voor het Handelsgericht is LRN betrokken door middel van de “Streitverkündung”. In de procedure voor het Handelsgericht staan de oorzaak van het ongeval en de aansprakelijkheid van PaMa c.q. een verwijt aan LRN nog niet vast. Zolang aansprakelijkheid van PaMa niet is gegeven, heeft de vordering van PaMa in de onderhavige procedure geen grond. Daarom is sprake van samenhangende vorderingen als bedoeld in artikel 28 EEX-Vo en dient de hoofdzaak te worden aangehouden.
3.2. De conclusie van PaMa strekt tot afwijzing van de incidentele vordering met veroordeling van LRN in de kosten van het incident, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Daartoe voert PaMa – samengevat – het volgende aan.
PaMa betwist dat sprake is van samenhangende vorderingen als bedoeld in artikel 28 EEX-Vo. Het risico van onverenigbare beslissingen doet zich niet voor, omdat het Handelsgericht alleen over de rechtsverhouding tussen MME c.q. FM en PaMa dient te oordelen en de rechtbank Rotterdam alleen over de rechtsverhouding tussen PaMa en LRN. Door de formulering van de eis in de hoofdzaak bestaat niet het risico dat LRN veroordeeld kan worden enig bedrag aan PaMa te betalen, waartoe PaMa niet ten gunste van FM of MME wordt veroordeeld.
4. De beoordeling
in het incident
4.1. LRN heeft in haar eerste processtuk, derhalve tijdig, aanhouding van de hoofdzaak verzocht wegens een door FM als verzekeraar van MME voor het Handelsgericht in Wenen ingestelde vordering tegen PaMa, in welke procedure LRN door PaMa door middel van “Streitverkündung” is betrokken. LRN stelt dat de vorderingen in de procedure voor het Handelsgericht met de vorderingen in de hoofdzaak samenhangende vorderingen zijn in de zin van artikel 28 EEX-Vo.
4.2. PaMa is in Duitsland gevestigd en LRN in Nederland. De vorderingen van PaMa in de hoofdzaak zijn in Nederland aanhangig gemaakt. Daarom is sprake van een internationaal geval.
4.3. Aangezien LRN, de gedaagde, in Nederland, een EU-lidstaat, is gevestigd en sprake is van een burgerlijke of handelszaak, is de EEX-Vo van toepassing.
4.4. Van samenhangende vorderingen in de zin van artikel 28 EEX-Vo is sprake indien tussen vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Dat volgt uit artikel 28 lid 3 EEX-Vo.
Indien sprake is van samenhangende vorderingen in de zin van artikel 28 EEX-Vo kan het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt de behandeling c.q. de uitspraak aanhouden, maar daartoe bestaat geen verplichting voor dat gerecht.
4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de vordering bij het Handelsgericht in Wenen eerder aanhangig is gemaakt dan de vorderingen in de hoofdzaak bij deze rechtbank.
4.6. De rechtbank overweegt het volgende.
De voor het Handelsgericht in Wenen gestelde feitelijke grondslag van de aldaar aanhangig gemaakte vordering is de ontploffing van de papiermachine van MME wegens gestelde onjuiste uitvoering door PaMa van wijzigingen aan die machine. Diezelfde ontploffing wordt aan de vorderingen in de hoofdzaak ten grondslag wordt gelegd. Voorts zouden de feitelijke en technische aspecten in beide zaken dezelfde kunnen zijn; nu nog geen conclusie van antwoord in de hoofdzaak voorligt kan dat nog niet worden bepaald. PaMa vordert in de hoofdzaak van LRN vergoeding van dezelfde schade als waarvan FM voor het Handelsgericht vergoeding van PaMa vordert. Daarom is sprake van samenhangende vorderingen in de zin van artikel 28 EEX-Vo.
Het risico van onverenigbare beslissingen ten aanzien van de feitelijke en technische aspecten is, echter, gering nu LRN – onbetwist – gevolg heeft gegeven aan de “Streitverkündung” door PaMa voor het Handelsgericht, zodat zowel PaMa als LRN ervoor kunnen zorgen dat de relevante feitelijke en technische aspecten in de beide procedures behoorlijk voor het voetlicht worden gebracht.
De vorderingen in de hoofdzaak houden een (materiële) vrijwaringsvordering in ten opzichte van de tegen PaMa voor het Handelsgericht ingestelde vordering. PaMa heeft daarom een rechtens te respecteren belang bij voortvarende behandeling van de vorderingen in de hoofdzaak.
De rechtsverhouding tussen MME c.q. FM en PaMa is een andere dan die tussen PaMa en LRN, terwijl de beide rechtsverhoudingen naar het zich laat aanzien door verschillende rechtsstelsels worden beheerst. Een beslissing van het Handelsgericht over aansprakelijkheid van PaMa heeft dan ook geen gevolg voor de beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak, afgezien van de vraag of PaMa iets van LRN heeft te vorderen.
Een en ander afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat weliswaar sprake is van samenhangende vorderingen, maar dat in dit geval geen gebruik dient te worden gemaakt van de bevoegdheid om de behandeling c.q. de beslissing in de hoofdzaak aan te houden totdat door het Handelsgericht zal zijn beslist.
4.7. De slotsom is dat de rechtbank het verzoek tot aanhouding zal afwijzen.
4.8. De rechtbank zal LRN als de in het ongelijk gestelde partij in de aan d zijde van PaMa gevallen proceskosten veroordelen. De proceskostenveroordeling zal als gevorderd bij voorraad uitvoerbaar worden verklaard.
in de hoofdzaak:
4.9. De rechtbank zal de zaak naar de rolzitting verwijzen voor het nemen van een conclusie van antwoord door LRN.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident:
wijst het verzoek af;
veroordeelt LRN in de aan de zijde van PaMa gevallen proceskosten, die hierbij zijn bepaald op nihil aan verschotten en € 452,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 14 september 2011 voor het nemen van de conclusie van antwoord;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011. 1928/2120