ECLI:NL:RBROT:2011:BR6837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1261768
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van een pensioenfonds tot verstrekking van werknemersgegevens door een werkgever in kort geding

In deze zaak heeft een pensioenfonds in kort geding een werkgever aangesproken om gegevens van haar werknemers te verstrekken, waaronder naam, adres en sofi-nummer. De vordering van het pensioenfonds werd echter afgewezen omdat deze onvoldoende duidelijk was omschreven. De werkgever had voorafgaand aan de zitting een schriftelijk verweer ingediend, maar was niet verschenen of vertegenwoordigd tijdens de mondelinge behandeling, waardoor verstek werd verleend. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 augustus 2011, en de uitspraak volgde op 15 augustus 2011. Het pensioenfonds, dat opereert onder de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, had de vordering gegrond op het feit dat de werkgever in gebreke was gebleven met het aanleveren van de benodigde gegevens. Het pensioenfonds stelde dat het spoedeisend belang lag in het risico dat het fonds liep door het uitblijven van deze gegevens, wat hen zou kunnen blootstellen aan claims van werknemers of nabestaanden. De kantonrechter oordeelde echter dat de vordering niet voldoende was gepreciseerd, omdat het pensioenfonds niet had aangegeven over welke periode de gegevens moesten worden verstrekt. Hierdoor werd de vordering afgewezen en werd het pensioenfonds veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke formulering van vorderingen in rechtszaken, vooral in kort geding procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis in kort geding
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Leurink,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 De kantonrechter heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- exploot van dagvaarding, met producties.
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op maandag 8 augustus 2011 in aanwezigheid van mr. S. Leurink namens [eiseres]. [gedaagde] heeft voorafgaande aan de zitting een schriftelijk verweer ingediend, doch is niet op de mondelinge behandeling verschenen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.
1.3 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen - voorzover thans van belang - het volgende vast:
2.1 [eiseres] is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. In het kader van deze wet dient [eiseres] de pensioenpremie te innen.
2.2 De regeling van [eiseres] is verplicht gesteld voor de bedrijfstak bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 februari 2003.
2.3 [gedaagde] is een werkgever in de zin van de regeling van [eiseres] en dient de door het bedrijfstakpensioenfonds vastgestelde pensioenpremie voor haar werknemers aan [eiseres] te voldoen.
3. De vordering
3.1 [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, en bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te doen toekomen en te verstrekken, de deelnemersgegevens als bedoeld in sub 5 van deze dagvaarding, te weten:
- namen, voorletters, voorvoegsels, geslacht, sofinummer, postcode en huisnummer en begin en eind van de deelneming (oftewel periode in dienst zijn bij de werkgever) in het betreffende kalenderjaar van de deelnemers en gewezen (= uit dienst zijnde) deelnemers;
- voor elke deelnemer wordt wekelijks de pensioengrondslag vastgesteld. De pensioengrondslag is gelijk aan het bruto-uurloon, zoals hierna omschreven.
- Het bruto-uurloon bestaat voor toepassing van dit reglement uit het brutoloon, waaronder wordt verstaan:
• het loon over de normale gewerkte uren,
• loon over de onregelmatige uren (de uren in afwijkende dag- en tijdzones),
• indien tijdens ziekte loon wordt doorbetaald: het werkelijk door de werkgever doorbetaalde loon,
• de vergoeding wegens loonderving van (een) wachtdag(en) in geval van ziekte (‘wachtdagcompensatie’)
• de (uitbetaalde) reserveringen voor vakantiedagen, bijzonder verlof, kort verzuim en feestdagen (indien van toepassing), en
• de vakantiebijslag.
Op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 althans een zodanige dwangsom als de kantonrechter redelijk acht, voor elke dag dat [gedaagde] in gebreke blijft de voormelde gegevens dan wel delen van deze gegevens te verstrekken, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 Aan de vordering heeft [eiseres] naast de onder 2. genoemde vaststaande feiten - samengevat weergegeven en voorzover thans van belang - de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
[gedaagde] is in gebreke gebleven de onder 3.1 genoemde gegevens te verstrekken binnen de daarvoor gestelde termijn, welke gegevens nodig zijn voor een goede uitvoering van de statuten en het prepensioenreglement Het spoedeisend belang is daarin gelegen dat [eiseres] elke dag dat de aanlevering van de gegevens uitblijft een groter financieel risico loopt. [eiseres] kan geconfronteerd worden met werknemers of nabestaanden die pensioenrechten verzoeken. Voorts kan zij niet voldoen aan de op haar rustende informatieverplichtingen. In artikel 51 Pensioenwet is bepaald dat de pensioenuitvoerders uiterlijk op 1 januari 2011 een pensioenregister moeten inrichten dat operationeel is.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Tegen [gedaagde], die niet is verschenen, is verstek verleend. In kort geding dient een gedaagde in persoon - bij een kort geding voor de kantonrechter kan gedaagde zich ook laten vertegenwoordigen door een gemachtigde - ter mondelinge behandeling te verschijnen.
Het vooraf indienen van een schriftelijk verweer ontslaat gedaagde niet van zijn verplichting om ter zitting te verschijnen indien hij verweer wil voeren. Van dit verweerschrift kan dan ook geen kennis genomen worden
4.2 In het algemeen geldt dat in het petitum van de dagvaarding door de eiser de uitspraak wordt geformuleerd die deze van de rechter verlangt. Daarbij is van belang dat de vordering zo nauwkeurig mogelijk wordt weergegeven mede ter voorkoming van latere executiegeschillen. Rechter noch gedaagde moet hoeven te gissen naar wat exact wordt gevorderd. In het onderhavige geval heeft [eiseres] in het petitum niet genoemd over welke periode zij de gewenste gegevens van [gedaagde] behoeft. Zij verwijst naar punt 5 in het lichaam van de dagvaarding. Echter ook daar wordt niet benoemd welke periode het betreft. De eis van [eiseres] als geformuleerd in het petitum is dan ook onvoldoende gepreciseerd en hierdoor niet voldoende bepaald. Reeds om die reden zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
4.3 [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter,
wijst de vordering van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.