ECLI:NL:RBROT:2011:BR6837
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering van een pensioenfonds tot verstrekking van werknemersgegevens door een werkgever in kort geding
In deze zaak heeft een pensioenfonds in kort geding een werkgever aangesproken om gegevens van haar werknemers te verstrekken, waaronder naam, adres en sofi-nummer. De vordering van het pensioenfonds werd echter afgewezen omdat deze onvoldoende duidelijk was omschreven. De werkgever had voorafgaand aan de zitting een schriftelijk verweer ingediend, maar was niet verschenen of vertegenwoordigd tijdens de mondelinge behandeling, waardoor verstek werd verleend. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 augustus 2011, en de uitspraak volgde op 15 augustus 2011. Het pensioenfonds, dat opereert onder de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, had de vordering gegrond op het feit dat de werkgever in gebreke was gebleven met het aanleveren van de benodigde gegevens. Het pensioenfonds stelde dat het spoedeisend belang lag in het risico dat het fonds liep door het uitblijven van deze gegevens, wat hen zou kunnen blootstellen aan claims van werknemers of nabestaanden. De kantonrechter oordeelde echter dat de vordering niet voldoende was gepreciseerd, omdat het pensioenfonds niet had aangegeven over welke periode de gegevens moesten worden verstrekt. Hierdoor werd de vordering afgewezen en werd het pensioenfonds veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke formulering van vorderingen in rechtszaken, vooral in kort geding procedures.