ECLI:NL:RBROT:2011:BR5863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/3175 ZORG-T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. van Zwieten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zorgtoeslag en zorgverzekering conform de Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de toekenning van zorgtoeslag voor het jaar 2008. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst waarin zijn aanvraag voor zorgtoeslag werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser in 2008 niet beschikte over een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank stelde vast dat de verzekering van eiser niet was gemeld bij het College zorgverzekeringen, wat verplicht is volgens artikel 35, tweede lid van de Zvw. Daarnaast bleek uit het polisblad dat er premie verschuldigd was voor verzekerden jonger dan 18 jaar, terwijl dit niet toegestaan is voor een zorgverzekering onder de Zvw tot de verzekerde de leeftijd van 18 jaar bereikt.

De rechtbank concludeerde dat er recht op zorgtoeslag bestaat als de verzekeringsplichtige zich heeft laten verzekeren en de verzekering voldoet aan de eisen van de Zvw. Aangezien de verzekering van eiser niet aan deze eisen voldeed, was de rechtbank van oordeel dat de Belastingdienst de zorgtoeslag voor 2008 terecht op nihil had vastgesteld en een bedrag van € 415,00 had teruggevorderd. Eiser kon ook geen vertrouwen ontlenen aan de eerdere toekenning van zorgtoeslag voor 2007, aangezien dit niet relevant was voor de beoordeling van de situatie in 2008. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/3175 ZORG-T2
Uitspraak in het geding tussen
Eiser, wonende te [woonplaats], eiser
en
Belastingdienst/ Toeslagen, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 7 juli 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 11 mei 2010 (hierna: het primaire besluit) kennelijk ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2011. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.H.E. van der Meer.
2 Overwegingen
2.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit, waarbij de zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2008 definitief is vastgesteld op nihil en een bedrag van € 415,00 is teruggevorderd, gehandhaafd. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser in 2008 weliswaar verzekerd was voor ziektekosten, maar dat hierbij geen sprake was van een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw).
2.2 In artikel 1, onder b van de Wet op de zorgtoeslag is bepaald dat de in deze wet en de daarop berustende bepalingen, tenzij anders is geregeld, onder zorgverzekering wordt verstaan, de schadeverzekering, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zvw.
In artikel 1, aanhef, onder d, van de Zwv is bepaald dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder zorgverzekering een tussen een zorgverzekeraar en een verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige gesloten schadeverzekering wordt verstaan, die voldoet aan hetgeen daarover bij of krachtens deze wet is geregeld, en waarvan de verzekerde prestaties het bij of krachtens deze wet geregelde niet te boven gaan.
Ingevolge artikel 35, tweede lid, van de Zvw meldt de zorgverzekeraar aan het College zorgverzekeringen, onder vermelding van de ingangsdatum ervan, iedere door hem gesloten zorgverzekering, alsmede, indien de zorgverzekering is geëindigd, de datum waarop deze eindigde.
Ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Zvw is een verzekeringnemer geen premie verschuldigd tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin een verzekerde de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt
2.3 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser in 2008 niet over een zorgverzekering in de zin van de Zvw beschikte.
Er is recht op zorgtoeslag als een verzekeringsplichtige zich heeft laten verzekeren en die verzekering voldoet aan hetgeen daarover op grond van de Zvw is geregeld. De verzekering van eiser voldoet hier niet aan. Allereerst omdat zijn verzekering door de zorgverzekeraar niet is gemeld bij het College zorgverzekeringen en dit op grond van artikel 35, tweede lid van de Zvw verplicht is. Ten tweede blijkt uit het polisblad 2008 dat voor zijn verzekering premie is verschuldigd door verzekerden die jonger zijn dan 18 jaar, terwijl voor een zorgverzekering in de zin van de Zvw, op grond van artikel 16, tweede lid, van de Zvw, geen premie is verschuldigd totdat de verzekeringnemer de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Voorts merkt de rechtbank op dat in de begeleidende brief van eisers zorgverzekeraar van december 2007 is aangegeven dat hij een zorgverzekering conform de Zvw dient af te sluiten als hij een inkomen ontvangt waarover in Nederland sociale premies worden betaald.
2.4 Het betoog van eiser dat hij in het berekeningsjaar 2007 over dezelfde verzekering beschikte en dat in 2009 de zorgtoeslag 2007 definitief is vastgesteld en aan hem is toegekend, doet aan het voorgaande niet af. Aan de (onterechte) toekenning van zorgtoeslag 2007 kan eiser niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat de zorgtoeslag in 2008 ook wordt toegekend.
2.5 Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de zorgtoeslag 2008 definitief heeft vastgesteld op nihil en een bedrag van € 415,00 heeft teruggevorderd van eiser.
2.6 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. P. van Zwieten, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Akbour, griffier.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 24 maart 2011.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: