Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/3175 ZORG-T2
Uitspraak in het geding tussen
Eiser, wonende te [woonplaats], eiser
Belastingdienst/ Toeslagen, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 7 juli 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 11 mei 2010 (hierna: het primaire besluit) kennelijk ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2011. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.H.E. van der Meer.
2.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit, waarbij de zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2008 definitief is vastgesteld op nihil en een bedrag van € 415,00 is teruggevorderd, gehandhaafd. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser in 2008 weliswaar verzekerd was voor ziektekosten, maar dat hierbij geen sprake was van een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw).
2.2 In artikel 1, onder b van de Wet op de zorgtoeslag is bepaald dat de in deze wet en de daarop berustende bepalingen, tenzij anders is geregeld, onder zorgverzekering wordt verstaan, de schadeverzekering, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zvw.
In artikel 1, aanhef, onder d, van de Zwv is bepaald dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder zorgverzekering een tussen een zorgverzekeraar en een verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige gesloten schadeverzekering wordt verstaan, die voldoet aan hetgeen daarover bij of krachtens deze wet is geregeld, en waarvan de verzekerde prestaties het bij of krachtens deze wet geregelde niet te boven gaan.
Ingevolge artikel 35, tweede lid, van de Zvw meldt de zorgverzekeraar aan het College zorgverzekeringen, onder vermelding van de ingangsdatum ervan, iedere door hem gesloten zorgverzekering, alsmede, indien de zorgverzekering is geëindigd, de datum waarop deze eindigde.
Ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Zvw is een verzekeringnemer geen premie verschuldigd tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin een verzekerde de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt
2.3 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser in 2008 niet over een zorgverzekering in de zin van de Zvw beschikte.
Er is recht op zorgtoeslag als een verzekeringsplichtige zich heeft laten verzekeren en die verzekering voldoet aan hetgeen daarover op grond van de Zvw is geregeld. De verzekering van eiser voldoet hier niet aan. Allereerst omdat zijn verzekering door de zorgverzekeraar niet is gemeld bij het College zorgverzekeringen en dit op grond van artikel 35, tweede lid van de Zvw verplicht is. Ten tweede blijkt uit het polisblad 2008 dat voor zijn verzekering premie is verschuldigd door verzekerden die jonger zijn dan 18 jaar, terwijl voor een zorgverzekering in de zin van de Zvw, op grond van artikel 16, tweede lid, van de Zvw, geen premie is verschuldigd totdat de verzekeringnemer de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Voorts merkt de rechtbank op dat in de begeleidende brief van eisers zorgverzekeraar van december 2007 is aangegeven dat hij een zorgverzekering conform de Zvw dient af te sluiten als hij een inkomen ontvangt waarover in Nederland sociale premies worden betaald.
2.4 Het betoog van eiser dat hij in het berekeningsjaar 2007 over dezelfde verzekering beschikte en dat in 2009 de zorgtoeslag 2007 definitief is vastgesteld en aan hem is toegekend, doet aan het voorgaande niet af. Aan de (onterechte) toekenning van zorgtoeslag 2007 kan eiser niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat de zorgtoeslag in 2008 ook wordt toegekend.
2.5 Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de zorgtoeslag 2008 definitief heeft vastgesteld op nihil en een bedrag van € 415,00 heeft teruggevorderd van eiser.
2.6 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. P. van Zwieten, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Akbour, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 24 maart 2011.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.