ECLI:NL:RBROT:2011:BR5446

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370020 / HA ZA 11-66
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot betaling van proceskostenzekerheid door eiseres in de hoofdzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2011 uitspraak gedaan in een incident betreffende de vordering van [gedaagde] tot betaling van proceskostenzekerheid door de eiseres, Naranja Ltd., een postbusvennootschap gevestigd op Guernsey. De vordering was gebaseerd op artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin wordt gesteld dat partijen zonder woonplaats in Nederland verplicht zijn zekerheid te stellen voor proceskosten. De eiseres verweerde zich door te stellen dat op grond van een verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, aangevuld door een aanvullend verdrag, Guernsey niet verplicht kan worden om zekerheid te stellen voor proceskosten in juridische procedures. De rechtbank heeft de vordering van [gedaagde] afgewezen, onder verwijzing naar de bepalingen in de genoemde verdragen die de verplichting tot zekerheidstelling uitsluiten voor partijen gevestigd in de verdragsluitende staten. De rechtbank heeft tevens besloten de beslissing over de kosten van het incident aan te houden tot de hoofdzaak is beslist. De uitspraak benadrukt de invloed van internationale verdragen op nationale procesrechtelijke verplichtingen en de bescherming van buitenlandse rechtspersonen in juridische procedures in Nederland.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 370020 / HA ZA 11-66
Vonnis in incident van 10 augustus 2011
in de zaak van
1. [eiser1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser4],
wonende te [woonplaats],
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht NARANJA LTD.,
gevestigd te Guernsey, Verenigd Koninkrijk,
6. de naamloze vennootschap naar Antilliaanse recht FINDING N.V. ,
gevestigd te Willemstad-Curaçao, Nederlandse Antillen,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. P.C. van As,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.G.J. van der Velden.
Partijen zullen hierna “[eisers]” en “[gedaagde]” genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- incidentele conclusie ex artikel 224 Rv, alsmede conclusie van antwoord met producties;
- conclusie van antwoord in het incident met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in het incident
2.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank Naranja gelast zekerheid te stellen voor een bedrag van € 12.000,-- door een bankgarantie volgens het Rotterdams model en Naranja veroordeelt in de kosten van dit incident. [eisers] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de eis in het incident met veroordeling van incidenteel eiser in de kosten van het incident. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. [gedaagde] stelt dat Naranja een postbusvennootschap is op Guernsey. Om die reden vordert [gedaagde] dat Naranja op grond van artikel 224 Rv zekerheid stelt voor de proceskosten tot betaling waarvan zij veroordeeld zou kunnen worden door voor een bedrag van € 12.000,-- een bankgarantie volgens het Rotterdams model te stellen. Het bedrag is aangewezen gelet op de complexiteit van de zaak waardoor mogelijk diverse proceshandelingen verricht dienen te worden en de bereidheid van de natuurlijke personen die achter de vennootschap zitten tot procederen.
2.3. [eisers] verweert zich door te stellen dat op 31 mei 1932 tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk een verdrag is gesloten met betrekking tot juridische procedures, in civiele- en handelszaken. Op 17 november 1967 is er een aanvullend verdrag gesloten tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Uit artikel 2 en 3 van dit verdrag volgt dat natuurlijke- en rechtspersonen gevestigd op het grondgebied van één van de verdragsluitende staten in de andere verdragsluitende staat niet kunnen worden verplicht om in juridische procedures zekerheid te stellen voor proceskosten, het vastrecht daaronder begrepen. Tenslotte heeft [eisers] een notawisseling overgelegd tussen de Nederlandse regering en die van het Verenigd Koninkrijk tot uitbreiding van het verdrag. Hieruit volgt dat het verdrag vanaf 19 januari 1975 ook geld voor ondermeer Guernsey. Op grond van deze stukken kan volgens [eisers] Naranja niet verplicht worden om zekerheidsstelling te verstrekken voor de proceskosten tot betaling waarvan zij veroordeeld zou kunnen worden.
3. De beoordeling in het incident
3.1. [gedaagde] vordert zekerheidsstelling op grond van artikel 224 Rv. Krachtens artikel 224 lid 1 Rv zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen, op vordering van de wederpartij verplicht tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding waarvan zij veroordeeld kunnen worden. Op grond van artikel 224 lid 2 Rv bestaat deze verplichting niet, indien dit voortvloeit uit een verdrag of een EG-verordening.
3.2. Uit het verdrag van 31 mei 1932, aangevuld door het verdrag op 17 november 1967 en de notawisseling tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk volgt dat Guernsey op grond van artikel 3 van het verdrag van 17 november 1967 niet verplicht kan worden om in juridische procedures zekerheid te stellen voor proceskosten. Dat Naranja een postbusvennootschap is volgens [gedaagde] doet hier niet aan af, nu Naranja valt onder de niet-natuurlijke personen vermeld onder artikel 1 lid 2 sub b en sub c van het aanvullende verdrag van 17 november 1967. De incidentele vordering tot zekerheidsstelling zal dan ook worden afgewezen.
3.3. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst het gevorderde af,
4.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 24 augustus 2011 voor beraad omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2011.
2158/1729