ECLI:NL:RBROT:2011:BR4450

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121595 / HA ZA 99-1504
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en verzwijging in de machinebreukverzekering tussen Anex International Ltd en verzekeraars

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderde Anex International Ltd (eiseres sub 1) betaling van schadevergoeding van verschillende verzekeraars naar aanleiding van een brand in een loods te Antwerpen, waar een can/bottle line was geplaatst. De brand, die plaatsvond in de nacht van 9 op 10 juni 1997, leidde tot aanzienlijke schade van in totaal NLG 1.672.836,60. De verzekeraars weigerden echter de schade te vergoeden, stellende dat Anex Ltd bij de totstandkoming van de verzekering niet had gemeld dat er alcohol werd opgeslagen en verwerkt, wat volgens hen een schending van de mededelingsplicht inhield en leidde tot de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst op grond van artikel 251 van het Wetboek van Koophandel.

De rechtbank oordeelde dat de mededelingsplicht van de verzekerde beperkt is tot hetgeen hij kende of behoorde te kennen. Anex Ltd had niet aangetoond dat zij niet op de hoogte was van de opslag en verwerking van alcohol, en de rechtbank concludeerde dat aan het kenbaarheidsvereiste was voldaan. De rechtbank stelde vast dat de verzekeraars, indien zij op de hoogte waren geweest van deze feiten, de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zouden hebben afgesloten. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van verzwijging in de zin van artikel 251 K.

De rechtbank verklaarde Anex BV niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat deze rechtspersoon inmiddels was ontbonden. De vordering van Anex Ltd werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de verzekeraars, die op dat moment waren begroot op EUR 13.366,54. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren op 20 juli 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 121595 / HA ZA 99-1504
Vonnis van 20 juli 2011
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ANEX INTERNATIONAL LTD,
gevestigd te Liverpool, Verenigd Koninkrijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ANEX INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseressen,
advocaat mr. P.A. Aan de Kerk,
tegen
1. de naamloze vennootschap
UAP-NIEUW ROTTERDAM SCHADE N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
INTERLLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
(voorheen: AMEV-INTERLLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.),
gevestigd te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
ALLIANCE VERZEKERINGEN N.V.,
(voorheen: SUN ALLIANCE VERZEKERINGEN N.V.),
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ ERASMUS N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
5. de naamloze vennootschap
HANNOVER INTERNATIONAL INSURANCE (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
6. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
7. de naamloze vennootschap
STAD ROTTERDAM VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
8. de rechtspersoon naar vreemd recht
SOCIETA ITALIANA ASSICURAZIONE E REASSICURAZIONI,
gevestigd te Genova, Italië,
9. de naamloze vennootschap
NIEUWE HOLLANDSCHE LLOYD VERZEKERINGSGROEP N.V.,
gevestigd te Woerden,
10. de naamloze vennootschap
UAP/KNIGHT SCHIPPERS/NIEUW ROTTERDAM N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
11. de rechtspersoon naar vreemd recht
N.V. VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ AGF/DE SCHELDE,
gevestigd te Antwerpen, België,
gedaagden,
advocaat mr. P.J.M. Drion.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als Anex Ltd (eiseres sub 1), Anex BV (eiseres sub 2), Anex c.s. (eiseressen gezamenlijk), UAP-Nieuw Rotterdam (gedaagde sub 1) en gedaagden gezamenlijk als verzekeraars.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen d.d. 4 en 7 juni 1999;
- de conclusie van eis d.d. 8 juli 1999;
- de conclusie van antwoord d.d. 16 september 1999, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
- de akte tot referte in het incident;
- het vonnis in het incident d.d. 4 mei 2000, waarbij de oproeping in vrijwaring is toegestaan;
- de conclusie van repliek d.d. 17 mei 2001, met producties;
- de conclusie van dupliek d.d. 12 januari 2011, met producties;
- de akte houdende uitlatingen na overlegging producties aan de zijde van Anex c.s.
d.d. 6 april 2011;
- de antwoordakte aan de zijde van verzekeraars d.d. 4 mei 2011.
1.2. De zaak heeft op verzoek van partijen in de periode van 6 juni 2002 tot 3 oktober 2007 op de parkeerrol gestaan.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Tussen Anex Ltd als verzekerde enerzijds en verzekeraars anderzijds is met ingang van 23 januari 1997 een machinebreukverzekering tot stand gekomen met polisnummer 5.431578.08/0007.
2.2. De verzekering is tot stand gekomen door bemiddeling van Generale Bank Assurantiën B.V. gevestigd te Rotterdam (hierna: GBA).
2.3. Verzekeraars namen in deze verzekering deel voor de volgende percentages:
- UAP-Nieuw Rotterdam 35%
- Amev-Interlloyd Schadeverzekering N.V. 17,5%
- Sun Alliance Verzekering N.V. 13,75%
- Schadeverzekering Maatschappij Erasmus N.V. 13,75%
- Hannover International Insurance (Nederland) N.V. 10%
- Knight Scheuer Verzekeringen (10%), waarvan:
• Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. 2,75%
• Stad Rotterdam Verzekeringen N.V. 0,75%
• Societa Italiana Assicurazione e Reassicurazioni 0,75%
• Nieuwe Hollandsche Lloyd Verzekeringsgroep N.V. 0,75%
• UAP/Knight Schippers/Nieuw Rotterdam N.V. 2,25%
• N.V. Verzekeringsmaatschappij AGF/De Schelde 2,75%
UAP-Nieuw Rotterdam trad op als leader.
2.4. Het verzekerde object betrof een can/bottle line, die was geplaatst te Antwerpen in een loods aan [adres].
2.5. In de als polis te beschouwen sluitnota van 14 februari 1997 staat – voor zover van belang – opgenomen:
“BIJZONDERE BEPALINGEN
1. In tegenstelling tot het bepaalde in Art. 2.2.5 en 2.2.6 van de Algemene Voorwaarden van Machinebreukverzekering geschiedt deze verzekering inclusief brand, ontploffing en blikseminslag, volgens de Algemene Voorwaarden Nederlandse Beurs Brandpolis – 1990.
(…)
12. De tekst van Art. 5 en 10.2 wordt vervangen door het volgende:
Verzekeraars belasten Generale Bank Assurantie B.V. te Rotterdam, in rekening-courant voor de verschuldigde premie, waardoor de Verzekerde jegens Verzekeraars is gekweten. Onverminderd de verplichting van Verzekerde tot betaling van de verschuldigde premie en kosten aan Generale Bank Assurantie B.V., zal deze verzekering slechts van kracht zijn voor de termijn waarvoor de premie en kosten aan Generale Bank Assurantie B.V. zijn betaald, alsmede voor de termijn, waarvoor Generale Bank Assurantie B.V. de Verzekerde crediet heeft verleend. De Verzekerde zal bij de interpretatie hiervan geacht worden crediet te hebben gehad, tenzij hem dit uitdrukkelijk is opgezegd.
Door aanneming van de polis door de Verzekerde wordt bovendien Generale Bank Assurantie B.V. geacht door de Verzekerde onherroepelijk gemachtigd te zijn Verzekeraars tussentijds van hun verplichtingen uit de polis te ontslaan, indien de Verzekerde, of ingeval de verzekering door bemiddeling van een tweede tussenpersoon is gesloten, deze tussenpersoon nalaat de premie aan voornoemde makelaar te voldoen.
Onder de Verzekerde wordt voor de toepassing van deze clausule mede verstaan verzekeringnemer alsmede degene die de premie verschuldigd is.
Generale Bank Assurantie B.V. zal de haar krachtens deze clausule toekomende bevoegdheden slechts uitoefenen na overleg met de bovenstaande Verzekeraar(s).
(…)
19. Maatschappijenverdelingsclausule
Voor zover ondergetekenden als gevolmachtigden bij deze verzekering zijn betrokken, verklaren zij te hebben getekend voor de maatschappijen en de voor deze geaccepteerde aandelen, zoals vermeld en gespecificeerd op de voor hen bij Generale Bank Assurantie B.V. gedeponeerde opgaven.
Deze opgaven hebben betrekking op het door elk van de gevolmachtigden in totaal getekende bedrag of percentage.
Desgevraagd wordt een overzicht verstrekt van de betrokken maatschappijen en hun aandelen.
(…)
21. Aanpassing premie/voorwaarden
Indien verzekeraars besluiten de tarieven en/of voorwaarden te herzien, dan zullen zij de makelaar hiervan schriftelijk op de hoogte brengen tenminste 90 dagen voor de premievervaldatum.
Mocht verzekerde met de herziening niet accoord gaan, dan wordt deze verzekering automatisch per vervaldatum beëindigd.
22. Volgclausule
Indien meer dan twee Verzekeraars op deze contractverzekering zijn betrokken, zullen andere voorwaarden en premies dan die in deze polis vermeld slechts met de bovenstaande Verzekeraar behoeven te worden overeengekomen en alle schaden zullen eveneens slechts met hen behoeven te worden behandeld en afgewikkeld. De overige Verzekeraars zullen die Verzekeraar daarbij in alle opzichten volgen, ook wanneer laatstgenoemden erin toestemmen dat een schade coulancehalve vergoed wordt. Een verhoging van het in deze polis vermelde maximumbedrag zal echter de goedkeuring van alle Verzekeraars behoeven.
(…)
24. Benoemingsclausule expert
Benoeming van een expert geschiedt door de makelaar namens en in overleg met de verzekeraar(s). De expert zal onderzoek verrichten en rapporteren met betrekking tot de oorzaak en de omstandigheden van de gebeurtenis en de omvang van de kosten.
Een vaststellingsovereenkomst, in de zin van art. 7:900 e.v. Burgerlijk Wetboek, kan uitsluitend tot standkomen tussen de verzekerde en de verzekeraar(s).”
2.6. In de nacht van 9 op 10 juni 1997 is in de loods aan [adres] te Antwerpen brand uitgebroken. Daarbij is de can/bottle line (vrijwel) geheel verwoest.
2.7. De schade aan de can/bottle line bedraagt een bedrag van in totaal
NLG 1.672.836,60 exclusief BTW en eigen risico, en bestaat uit de volgende componenten:
- materiële schade, inclusief bereddingskosten NLG 1.064.998,60
- bedrijfsschade NLG 607.838,00 +
Totaal NLG 1.672,836,60
2.8. Verzekeraars hebben het verzoek van Anex c.s. om de schade onder de verzekeringsovereenkomst te vergoeden afgewezen.
2.9. Op verzoek van verzekeraars heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden onder zaaknummer / rolnummer: 17330 / HA RK 02-45.
3. Het geschil
3.1. Anex c.s. vordert – kort en zakelijk samengevat - veroordeling van verzekeraars, overeenkomstig ieders aandeel in de verzekering, tot betaling van een bedrag van
NLG 1.672.836,60, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Verzekeraars voeren verweer, dat strekt tot afwijzing van de vordering, kosten rechtens.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering van Anex c.s. is gegrond op de tussen Anex Ltd en verzekeraars gesloten machinebreukverzekering. De als polis te beschouwen sluitnota van 14 februari 1997 bevat de navolgende clausule:
“alle geschillen omtrent deze polis of de daarbij aangegane verzekering zullen worden onderworpen aan de uitspraak van de bevoegde rechter te Rotterdam, behoudens hogere voorziening.”
Op grond hiervan heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in deze zaak en is de onderhavige rechtbank bevoegd tot kennisneming van het geschil. Tussen partijen is niet in discussie dat het geschil tussen partijen naar Nederlands recht dient te worden beoordeeld.
4.2. Vast staat dat Anex BV op 2 juli 2003 in staat van faillissement is verklaard. Op 25 juni 2004 is het faillissement opgeheven bij gebrek aan baten. Op 31 oktober 2005 is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan. Hieruit volgt dat Anex BV niet bevoegd is om als procespartij op te treden. Derhalve zal Anex BV niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
4.3. Verzekeraars hebben zich primair beroepen op verzwijging in de zin van artikel 251 Wetboek van Koophandel (K) en daarmee op de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst. Zij hebben daartoe aangevoerd dat zij bij de totstandkoming van de verzekering niet bekend waren met de opslag en verwerking van alcohol in de betreffende loods te Antwerpen en dat zij, wanneer zij daarmee bekend zouden zijn geweest, de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zouden zijn aangegaan gezien het grote(re) brandrisico.
4.4. Nu het in deze zaak gaat om een verzekeringsovereenkomst die voor 1 januari 2006 is afgesloten en verzekeraars al ruim voor 31 december 2006 een beroep op verzwijging ex artikel 251 K hebben gedaan, is ingevolge artikel 221 van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek op de verzwijgingskwestie het oude (vóór 1 januari 2006 geldende) verzekeringsrecht van toepassing. Partijen hebben derhalve terecht artikel 251 K tot uitgangspunt genomen.
4.5. Ten verwere tegen het beroep van verzekeraars op artikel 251 K heeft Anex Ltd (onder meer) aangevoerd dat GBA bij de totstandkoming van de verzekering bekend was met de opslag en verwerking van alcohol in de betreffende loods te Antwerpen. Nu GBA ter zake van de onderhavige verzekering is opgetreden als een gevolmachtigde agent van verzekeraars moet de wetenschap van GBA omtrent de opslag en verwerking van alcohol in de betreffende loods te Antwerpen aan verzekeraars worden toegerekend, aldus Anex Ltd. Ter onderbouwing van haar stelling dat GBA ter zake van de onderhavige verzekering is opgetreden als een gevolmachtigde agent van verzekeraars heeft Anex Ltd verwezen naar (de tekst van) de als polis te beschouwen sluitnota van 14 februari 1997 (productie 1 bij conclusie van antwoord; deels weergegeven onder 2.5. van dit vonnis).
4.6. Verzekeraars hebben betwist dat GBA is opgetreden als een gevolmachtigde agent van verzekeraars, daartoe stellende dat GBA ter zake van de onderhavige verzekering als alleen Anex Ltd vertegenwoordigende makelaar heeft gefungeerd. Gedragingen en wetenschap van de tussenpersoon moeten worden toegerekend aan de verzekeringnemer, als die tussenpersoon een makelaar is, aldus verzekeraars. Ter onderbouwing van hun stelling dat GBA ter zake van de onderhavige verzekering als alleen Anex Ltd vertegenwoordigende makelaar heeft gefungeerd hebben verzekeraars eveneens verwezen naar (de tekst van) de als polis te beschouwen sluitnota van 14 februari 1997. Voorts hebben verzekeraars verwezen naar de wijze waarop de onderhavige verzekering tot stand is gekomen.
4.7. Artikel 251 K betreft een bijzondere toepassing van de algemene regeling inzake dwaling en bedrog bij het aangaan van een verzekering en wel ten behoeve van de verzekeraar. Deze is immers bij de beoordeling van de vraag of hij de verzekering zal aangaan en zo ja op welke voorwaarden, in belangrijke mate aangewezen op inlichtingen van de aspirant-verzekerde.
4.8. Voor de toepassing van artikel 251 K is vereist dat de verzekeraar stelt – en bij gemotiveerde betwisting: aantoont – dat de verzekerde nagelaten heeft feiten waarmee deze bekend was of behoorde te zijn, aan de verzekeraar mede te delen. Het dient daarbij te gaan om feiten waarvan – naar de verzekerde wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen – de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, onder welke voorwaarden hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. De verzekeraar dient bovendien bij betwisting aan te tonen dat een redelijk handelend verzekeraar de afgesloten verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten.
4.9. De mededelingsplicht van de verzekerde is beperkt tot datgene wat hij kende of behoorde te kennen. Door Anex Ltd is niet aangevoerd dat zij ten tijde van de totstandkoming van de verzekering niet op de hoogte was van de gestelde opslag en verwerking van alcohol in de betreffende loods te Antwerpen. Anex Ltd heeft voorts niet aangevoerd dat zij niet wist of behoorde te weten dat dit feit voor verzekeraars van belang was bij het beoordelen van de aanvraag.
Daarmee staat vast dat aan het kenbaarheidsvereiste van artikel 251 K is voldaan. Anex Ltd heeft niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken de stelling van verzekeraars dat als zij bij de totstandkoming van de verzekering op de hoogte zouden zijn geweest van de opslag en verwerking van alcohol in de betreffende loods te Antwerpen zij de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zouden zijn aangegaan. Aldus is ook voldaan aan het relevantievereiste van artikel 251 K.
4.10. Bij toepassing van artikel 251 K heeft het niet mededelen van feiten die de verzekeraar reeds kende of behoorde te kennen voor de verzekeringnemer geen rechtsgevolgen. Nu tussen partijen niet ter discussie staat dat GBA ten tijde van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst wist dat in de betreffende loods te Antwerpen alcohol werd opgeslagen en verwerkt, is van belang of GBA bij de totstandkoming van de verzekering is opgetreden als vertegenwoordiger van verzekeraars, gelijk Anex Ltd heeft betoogd, dan wel als vertegenwoordiger van Anex Ltd, gelijk verzekeraars hebben betoogd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.11. Op de als polis te beschouwen sluitnota van 14 februari 1997 (productie 1 bij conclusie van antwoord; deels weergegeven onder 2.5. van dit vonnis) staan verzekeraars als risicodragers vermeld en niet GBA als gevolmachtigde. In een volmachtsituatie zou dit wel het geval zijn geweest. Uit de tekst van de sluitnota volgt ook uitdrukkelijk dat GBA als makelaar is betrokken bij de onderhavige verzekering. In het bijzonder in de bijzondere bepalingen 12, 21 en 24 wordt aan GBA gerefereerd als makelaar. Ook uit de maatschappijverdelingsclausule (bijzondere bepaling 19) volgt dat GBA niet als een gevolmachtigde agent van verzekeraars bij de onderhavige verzekering heeft gefungeerd.
Vast staat dat verzekeraars en GBA voorafgaande aan de totstandkoming van de verzekering meermalen met elkaar gesproken hebben over de omvang van de dekking en de daarvoor geldende premie. Indien GBA zou zijn opgetreden als gevolmachtigde agent van verzekeraars zou het niet nodig zijn geweest om contact met verzekeraars op te nemen. GBA zou dan zelf hebben kunnen beslissen of, en zo ja, onder welke voorwaarden, een risico wordt geaccepteerd.
4.12. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat GBA ter zake van de onderhavige verzekering naar het oordeel van de rechtbank is opgetreden als makelaar. Uitgangspunt dient naar heersende opvattingen te zijn dat de makelaar optreedt als vertegenwoordiger van de verzekeringnemer. Hetgeen door Anex Ltd is aangevoerd kan niet leiden tot de conclusie dat dit in het onderhavige geval anders is. De rechtbank heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen.
4.13. De stelling van Anex Ltd dat de verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen op basis van een coverpolis is feitelijk onjuist. Anex Ltd is immers niet op de voorwaarden opgenomen in de coverpolis verzekerd. Dit blijkt uit het feit dat voor het onderhavige risico een aparte sluitnota is opgemaakt met onder meer andere voorwaarden dan die uit de coverpolis blijken. Op het cover is bijvoorbeeld brand uitgesloten als verzekerd risico. Met andere woorden: het cover regardeert de rechtsverhouding tussen Anex Ltd en verzekeraars niet.
4.14. Tot de taken van de makelaar behoort (onder meer) het opstellen van (zoals in dit geval) een sluitnota. Het betreft hier immers het schriftelijk vastleggen van de resultaten van de bemiddeling die de makelaar in opdracht van de verzekeringnemer heeft verricht en het vastleggen van de voorwaarden waaronder zij de verzekering bij verzekeraars poogt onder te brengen. Dat dit op eigen briefpapier geschiedt, ligt in de rede. Uit een en ander kan bezwaarlijk volgen dat GBA is opgetreden namens verzekeraars, te minder nu de sluitnota niet door GBA is ondertekend.
4.15. De stelling van Anex Ltd dat verzekeraars niet in de sluitnota worden vermeld, maakt dit niet anders. Het is immers niet ongebruikelijk dat verzekeraars niet in de sluitnota worden genoemd, maar wel bekend zijn bij de makelaar.
4.16. De door Anex Ltd aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen gelet op al het voorgaande noch op zichzelf noch in onderlinge samenhang er toe leiden dat Anex Ltd er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat GBA is opgetreden als vertegenwoordiger van verzekeraars, noch dat er sprake was van een volmacht van verzekeraars aan GBA.
4.17. Tot de taken van de makelaar behoort het onderbrengen van verzekeringen bij verzekeraars en het zorgen voor de continuering van die verzekeringen. In dat kader moet van GBA worden verwacht dat zij – in verband met de verplichting van Anex International Ltd daartoe – aan verzekeraars die informatie verstrekt die van belang is voor de totstandkoming van de verzekering. Hiertoe behoort in het bijzonder informatie betreffende het te verzekeren risico. Vast staat dat GBA bij de totstandkoming van de verzekering bekend was met de opslag en verwerking van alcohol in de betreffende loods te Antwerpen. Bezien dient te worden – gelijk Anex Ltd heeft betoogd en verzekeraars gemotiveerd hebben weersproken – of GBA deze informatie voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan verzekeraars heeft verstrekt.
4.18. Met betrekking tot (onder meer) dit geschilpunt heeft op verzoek van verzekeraars een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Beide partijen zijn bij het voorlopig getuigenverhoor aanwezig geweest. Dat de getuigen meer of anders zouden kunnen verklaren dan zij reeds hebben gedaan bij het voorlopig getuigenverhoor is niet gesteld. Daarbij komt dat partijen op dit punt geen (nader) bewijsaanbod hebben gedaan. De rechtbank zal daarom bij de beoordeling van dit geschilpunt uitgaan van de in het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen.
4.19. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, aangenomen moet worden dat GBA voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst niet aan verzekeraars heeft medegedeeld dat sprake was van opslag en verwerking van alcohol in de betreffende loods te Antwerpen. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
4.20. [A], medewerker van UAP-Nieuw Rotterdam (thans AXA), verklaart:
“In 1996 (…) ben ik gebeld door [B] van de Generale Bank (thans Fortis) die mij om een premie-indicatie vroeg voor een machinebreukverzekering met betrekking tot een blikkenvulmachine.
Op mijn vragen naar de aard van de machine, de aard van de in te blikken stof, de plaats van de machine en de waarde daarvan moest hij mij het antwoord schuldig blijven. (…) Er is zeker niet gesproken over de verwerking van alcohol.”
4.21. [C], medewerkster van UAP-Nieuw Rotterdam, verklaart:
“Mijn betrokkenheid bij deze zaak dateert van 1996. (…) Fortis verzocht ons een indicatiepremie te geven voor een machinebreukverzekering met betrekking tot een bottleline. (…) Ik heb hierover gesproken met [D] van Fortis. (…) Ik herinner mij dat [D] en ik gesproken hebben over de aard van de machine en de werkzaamheden van het bedrijf. Volgens [D] werd bronwater geproduceerd voor export naar Rusland. (…) Ik herinner mij dat ik bij wijze van grap tegen [D] zei ik dacht dat Russen wodka dronken. (…) Het is zeker zo dat [D] mij niet heeft geïnformeerd over het bottelen van wodka of ander spiritualia. Het ging bij deze machine uitsluitend om water.”
4.22. De heer [D], medewerker van GBA, heeft niet verklaard dat tijdens het gesprek met [C] de opslag en/of verwerking van alcohol aan de orde is geweest. Dit wordt bevestigd door een aantal telefoonnotities die zijn opgemaakt door de medewerkers van UAP-Nieuw Rotterdam naar aanleiding van de gesprekken die hebben plaatsgevonden (productie 5 bij conclusie van dupliek). Uit deze telefoonnotities blijkt dat er over frisdrank is gesproken. Over de opslag en verwerking van alcohol is in die notities niets te vinden.
4.23. Niet is komen vast te staan dat het door Anex Ltd als productie 2 bij conclusie van repliek overgelegde aanvraagformulier van 16 augustus 1996, waarin bevestigend is geantwoord op de vraag of brandgevaarlijke stoffen (alcohol) werden gebruikt/verwerkt/opgeslagen/vervoerd, verzekeraars heeft bereikt. De heer [D] verklaart:
“Ik herinner me niet dat ik een aanvraagformulier heb gezien.”
[B] verklaart:
“U houdt mij voor de verklaring van de getuige [E] van 19 november 2004, waarin hij spreekt over een ‘aanvraagformulier voor de verzekering’. Zo’n formulier zegt mij niks (…).”
4.24. Van de zijde van Anex Ltd is er geen contact geweest met verzekeraars. Zo verklaart [F], directeur van Anex:
“Ik onderhield geen contacten met verzekeraars. Die contacten werden onderhouden door de Generale.”
4.25. Geen van de getuigen heeft verklaard dat ten tijde van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst aan verzekeraars is gemeld dat in de betreffende loods te Antwerpen alcohol verwerkt en opgeslagen werd.
4.26. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat sprake was van verzwijging in de zin van artikel 251 K, dat voldaan is aan de aan het inroepen van de nietigheid van de overeenkomst te stellen eisen en dat dus de vordering moet worden afgewezen.
4.27. Bespreking van hetgeen Anex Ltd overigens nog heeft aangevoerd kan achterwege blijven nu dit, gelet op het slagen van het beroep van verzekeraars op verzwijging in de zin van artikel 251 K, niet kan leiden tot toewijzing van de vordering.
4.28. Anex Ltd zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van verzekeraars worden begroot op:
- griffierecht 3.396,54
- getuigenkosten 940,00
- salaris advocaat 9.030,00 (3,5 punten × tarief EUR 2.580,00)
Totaal EUR 13.366,54
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart Anex BV niet-ontvankelijk in haar vordering;
5.2. wijst de vordering van Anex Ltd af;
5.3. veroordeelt Anex Ltd in de proceskosten, aan de zijde van verzekeraars tot op heden begroot op EUR 13.366,54.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2011.