ECLI:NL:RBROT:2011:BR3785

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/3628
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot WOZ-beschikkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker en de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis over de vergoeding van proceskosten. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een WOZ-beschikking en na een ambtshalve verlaging van de waarde door verweerder, trok verzoeker zijn beroep in. Verzoeker verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen verzoeker en WOZ-specialisten inhield dat verzoeker kosten verschuldigd was tot het bedrag dat in een proceskostenveroordeling zou worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, ondanks het betoog van verweerder dat de kosten niet vergoed zouden moeten worden omdat de dienstverlening van WOZ-specialisten kosteloos zou zijn voor verzoeker. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van € 874,- aan proceskosten aan verzoeker, en stelde vast dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,- ook vergoed diende te worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/3628 WOZ-BRG-T3
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht
in het geding tussen
[naam], wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde mr. M.B.A.C. Hasselman, werkzaam bij WOZ-specialisten te Zevenbergen,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis, verweerder,
gemachtigde mr. A.G. Hendriks.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2010 het door verzoeker gemaakte bezwaar tegen de WOZ-beschikking van 26 februari 2010 met betrekking tot de onroerende zaak aan [adres] te [plaatsnaam], ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 6 september 2010 beroep ingesteld.
Bij brief van 18 februari 2011 heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat hij de waarde van genoemde onroerende zaak ambtshalve verlaagt.
Bij brief van 24 februari 2011 heeft verzoeker het beroep ingetrokken en, naar de rechtbank begrijpt, op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd bij brief van 11 maart 2011.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 juli 2011, alwaar zijn verschenen de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen en dat verzoeker om die reden het beroep heeft ingetrokken. Ter beoordeling staat slechts of verzoeker kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft gemaakt als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Verweerder heeft betoogd dat daarvan geen sprake is, omdat voor verzoeker de dienstverlening van WOZ-specialisten kosteloos is en hij door het instellen van het beroep dus geen vermogensnadeel ondervindt.
2.2 In de tussen verzoeker (‘opdrachtgever’) en WOZ-specialisten (‘opdrachtnemer’) gesloten overeenkomst, door verzoeker ondertekend op 2 september 2010, is, voor zover thans van belang het volgende opgenomen:
‘Artikel 5: De gemeente en/of Rechtbank vergoedt de gemaakte proceskosten op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht. Het bedrag van deze vergoeding wordt in de uitspraak van de gemeente en/of de Rechtbank vernoemd en onderbouwd. Deze vergoeding zal op de rekening van opdrachtgever worden gestort.
Artikel 6: Opdrachtnemer zal het door de gemeente en/of Rechtbank vergoede bedrag middels een automatische incasso innen van het rekeningnummer van opdrachtgever. Blijft de waarde gehandhaafd, dan neemt WOZ-specialisten de gemaakte kosten voor haar rekening.’
2.3 Ter zitting heeft verzoekers gemachtigde voorts toegelicht dat indien de rechtbank verweerder niet veroordeelt in de proceskosten, verzoeker geen factuur krijgt en aan WOZ-specialisten ook niets verschuldigd is. Indien de rechtbank verweerder wel veroordeelt in de proceskosten, krijgt verzoeker van WOZ-specialisten een factuur tot het beloop van de proceskostenveroordeling.
2.4 De rechtbank begrijpt de tussen verzoeker en WOZ-specialisten gesloten overeenkomst zo, dat zij hebben beoogd overeen te komen dat verzoeker aan WOZ-specialisten kosten is verschuldigd tot het beloop dat in procedures als de onderhavige door verweerders als proceskosten pleegt te moeten worden vergoed op grond van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht, met dien verstande dat wanneer de rechtbank een proceskostenveroordeling tot een hoger of lager bedrag uitspreekt, door verzoeker dat hogere of lagere bedrag is verschuldigd.
2.5 Op grond van de aldus begrepen overeenkomst en in aanmerking genomen dat geen reden bestaat om eraan te twijfelen dat WOZ-specialisten verzoeker inderdaad een factuur zal zenden ter hoogte van het bedrag van een uit te spreken proceskostenveroordeling, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Noch de omstandigheid dat de door verzoeker aan WOZ-specialisten verschuldigde kosten worden gesteld op het bedrag dat de rechtbank in een proceskostenveroordeling toekent, noch de omstandigheid dat de kosten pas na afloop van de procedure in rekening worden gebracht, leidt tot een ander oordeel (Gerechtshof Arnhem, arrest van 22 maart 2011, LJN BQ0621). Verweerder heeft nog betoogd dat het Besluit proceskosten bestuursrecht tot doel heeft om belanghebbenden tegemoet te komen in gemaakte kosten en niet om commerciële partijen van een inkomen te voorzien, maar dit betoog ziet eraan voorbij dat de onderhavige vorm van commerciële rechtsbijstand zonder vergoeding van daarmee gemoeide kosten niet zou kunnen bestaan, zodat verzoeker er zonder vergoeding van die kosten ook geen beroep op zou kunnen doen.
2.6 De rechtbank ziet op grond van het hiervoor overwogene aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 874,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.7 De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder, gelet op artikel 8:41, vierde lid, eerste volzin, van de Awb, het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,- aan hem dient te vergoeden.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan verzoeker.
Aldus gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, voorzitter, en mr. L.A.C. van Nifterick en mr. A. van ’t Laar, leden, in tegenwoordigheid van C.J.H. Lamens-van den Bulk, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 28 juli 2011.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Afschrift verzonden op: