ECLI:NL:RBROT:2011:BR1996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/20 tot/met 25 S
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot intrekking van surseances van betaling en faillietverklaring van schuldenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot intrekking van de voorlopige surseances van betaling van verschillende vennootschappen, hierna aangeduid als de schuldenaren. De bewindvoerder had op 5 juli 2011 verzocht om de surseances in te trekken en tegelijkertijd faillissement van de schuldenaren uit te spreken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de situatie waarin de (middellijk) bestuurder van de vennootschappen, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.P.M. Borsboom, geen medewerking verleende aan het verzoek van de bewindvoerder. Tijdens de zitting op 6 juli 2011 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de bewindvoerder mr. E.J. Heijnen en zijn kantoorgenoot mr. L.T. van der Sluis.

De bewindvoerder stelde dat het voortduren van de surseances niet langer geïndiceerd was, omdat de bestuurder niet de benodigde informatie verstrekte en de communicatie met de bewindvoerder minimaal was. Dit leidde tot onaanvaardbare risico's voor de belangen van de schuldeisers. De advocaat van de bestuurder betwistte echter de noodzaak van intrekking van de surseances en stelde dat er inmiddels medewerking werd verleend aan de bewindvoerder. Hij benadrukte dat er een regeling was getroffen met de grootste schuldeiser, ING, omtrent het beheer van de onroerend goed portefeuille.

De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van kwade trouw van de schuldenaren en dat de staat van de boedels niet zodanig was dat handhaving van de surseances niet meer wenselijk was. De rechtbank concludeerde dat de communicatie tussen de bewindvoerder en de bestuurder verbeterde en dat de surseances de schuldenaren de kans boden om hun zaken op orde te stellen. Daarom werd het verzoek tot intrekking van de surseances en faillietverklaring afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
afwijzing verzoek intrekking surseances van betaling
Insolventienummer : 11/20 tot/met 25 S
In de voorlopig verleende surseances van betaling van:
X B.V.
XX B.V.
XXX B.V.
XXXX B.V.
XXXXX B.V.
XXXXXX B.V.
hierna: schuldenaren,
rechter-commissaris: mr. W.J. Roos-van Toor
bewindvoerder: mr. E.J. Heijnen
1. De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek van de bewindvoerder van 5 juli 2011 waarin deze ex artikel 242, eerste lid, sub 5 Faillissementswet verzoekt tot intrekking van de voorlopige surseances van betaling (hierna: surseances) onder het gelijktijdig uitspreken van het faillissement van schuldenaren.
Aangezien de (middellijk) bestuurder van de vennootschap bij monde van zijn gemachtigde aan de bewindvoerder te kennen heeft gegeven vooralsnog geen medewerking aan het onderhavige verzoek te geven, heeft de rechtbank op 6 juli 2011 een zitting gelast.
De (middellijk) bestuurder, de heer Z, zijn advocaat, mr. J.P.M. Borsboom en de bewindvoerder, mr. E.J. Heijnen, bijgestaan door diens kantoorgenoot mr. L.T. Van der Sluis, zijn op 6 juli 2011 ter zitting verschenen en gehoord.
Ter zitting heeft mr. J.P.M. Borsboom aantekeningen aan de rechtbank overgelegd.
Uitspraak is bepaald op heden.
2. De standpunten
De bewindvoerder stelt dat het laten voort duren van de surseances niet langer is geïndiceerd. De bestuurder voorziet de bewindvoerder niet van de relevante informatie, de bestuurder volgt de instructies van de bewindvoerder niet op en er vindt slechts bij uitzondering communicatie met de bewindvoerder plaats. Hierdoor worden onaanvaardbare risico’s geschapen althans zijn deze niet uit te sluiten en worden de belangen van de verschillende boedels niet op de best mogelijke wijze gediend en verder bestaan er onvoldoende vooruitzichten op genoegdoening van de schuldeisers van de vennootschappen.
Mr. J.P.M. Borsboom voert aan dat de facto geen sprake is van een onderneming, en vraagt zich af welke risico’s bij het laten voortduren van de surseances zich zouden kunnen voordoen. Voorts verleent de bestuurder inmiddels, voor zover dit in zijn mogelijkheden ligt, zijn medewerking aan de bewindvoerder. De surseance dient er nu juist voor om een en ander in rust te bekijken en een plan op te stellen voor het verdere verloop. Verder is er met de grootste schuldeiser, ING, een afspraak gemaakt omtrent het beheer van de onroerend goed portefeuille. Tenslotte wordt de hoogte van de schuldenlast betwist, althans wordt aangevoerd dat deze in geen verhouding staat tot de bancaire financiering door ING.
3. De beoordeling
Onweersproken is gesteld dat één van de schuldeisers, te weten ING, zijnde de grootste schuldeiser, zich kan vinden in het laten voortduren van de surseances. Ook is ter zitting gebleken dat tijdens de surseances een regeling is getroffen met ING omtrent het beheer van de onroerend goed portefeuille van schuldenaren.
De surseances hebben het doel om de schuldenaren de rust en de mogelijkheid te bieden om orde op zaken te stellen en tot sanering van het bedrijf te komen, waarbij ook bezien wordt hoe de schuldeisers toch nog een substantieel gedeelte kunnen ontvangen.
Hoewel de samenwerking tussen de bewindvoerder en de bestuurder tot op heden niet optimaal was, is ter zitting gebleken dat op 6 juli 2011 in de ochtend gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de bewindvoerder en de bestuurder en dat deze gesprekken op maandag 11 juli 2011 worden voortgezet.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat schuldenaren zich gedurende deze surseances aan kwade trouw in het beheer schuldig hebben gemaakt. Verder is evenmin gebleken dat de staat van de (afzonderlijke) boedels zodanig is dat handhaving van de surseances niet langer wenselijk is. Evenmin is niet gebleken dat het vooruitzicht bestaat dat de schuldenaren na verloop van tijd hun schuldeisers niet zullen kunnen bevredigen.
Nu het zich laat aanzien dat de communicatie tussen de bewindvoerder en de (middellijk bestuurder van de) schuldenaren constructiever wordt, zal de rechtbank gelet op het bijzondere karakter van de schuldenaren en de relatief korte duur van de surseances het verzoek afwijzen.
Beslist wordt als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot intrekking van de surseances onder het gelijktijdig failliet verklaren van schuldenaren, af.
Deze beschikking is op 7 juli 2011 gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter, en in het openbaar in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.