ECLI:NL:RBROT:2011:BQ9267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
380617 / HA RK 11-121
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2011 een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoekster had op 1 juni 2011 een verzoek ingediend tot wraking van de kantonrechter, naar aanleiding van een eerdere beslissing in een civiele procedure. Verzoekster beschuldigde de kantonrechter van partijdigheid en onprofessioneel gedrag, waarbij zij stelde dat de kantonrechter haar om seks had verzocht. De kantonrechter heeft deze beschuldigingen ten stelligste ontkend en verklaard dat hij verzoekster nooit heeft gesproken of gezien. Tijdens de zitting op 17 juni 2011 was verzoekster niet aanwezig, maar had zij wel schriftelijk haar standpunt toegelicht. De wrakingskamer heeft het griffiedossier en de ingediende stukken bestudeerd en geconcludeerd dat de feiten die door verzoekster zijn aangevoerd geen grondslag hebben. De rechtbank oordeelde dat de kantonrechter op basis van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Aangezien verzoekster niet in staat was om haar beschuldigingen aannemelijk te maken, werd het wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is ondertekend door de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 24 juni 2011
Zaaknummer: 380617
Rekestnummer: HA RK 11-121
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de kantonrechter is in behandeling de door [naam eiseres] als eiseres tegen verzoekster als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering, welke procedure als kenmerk heeft 1239993 CV EXPL 11-28164.
Bij brief van 1 juni 2011 heeft verzoekster met betrekking tot bovenomschreven procedure een verzoek ingediend tot wraking van [naam andere rechter]. Nadien heeft verzoekster bevestigd dat de wraking zich niet richt tegen genoemde [naam andere rechter], maar tegen [naam kantonrechter], bij wie de procedure - waarin het verzoek tot wraking is gedaan - in behandeling is.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van bovenomschreven procedure.
Verzoekster alsmede de kantonrechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De kantonrechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 17 juni 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, is niemand verschenen.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de brief met bijlagen van verzoekster, gedateerd 15 juni 2011, alsmede de - per e-mail van 16 juni 2011 ingezonden - reactie van de kantonrechter op laatstgenoemde brief.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster in haar brief van 1 juni 2011 het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Ik verzoek u een rechtsgeldige beslissing te nemen inzake de kantonrechter, die ik wraak. De kantonrechter heeft op 30 mei 2011 een beslissing genomen in de zaak met kenmerk 1239993 CV EXPL 11-28164. De kantonrechter heeft mij bij een eerdere zaak via [naam], secretaresse van de president van uw rechtbank, om seks verzocht. Ik heb dit geweigerd. Ik heb de rechtbank destijds hierover ruim geïnformeerd. De kantonrechter heeft niet alleen de schijn van partijdigheid over zich afgeroepen. De kantonrechter is belanghebbend. Ik wraak de kantonrechter derhalve. Hij had zich moeten verschonen. Hij is een viezerik. Ik verzoek u uw rechtsgeldige beslissing met grote spoed aan mij te doen toekomen teneinde verdere vertraging in de rechtsprocedure te voorkomen.
2.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust.
De kantonrechter bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek en voert daartoe - verkort en zakelijk weergegeven - aan:
2.2.1
Op 30 mei 2011 is in deze procedure, na beraad nadat gedaagde (verzoekster) had geantwoord, tijdens mijn vakantie een rolbeslissing uitgesproken waarin is bepaald dat na antwoord de procedure zal worden voortgezet middels re- en dupliek. Ik heb verzoekster nimmer gezien of gesproken en de beschuldigingen aan mijn persoon werp ik dan ook verre van mij.
3. De beoordeling
3.1
Verzoekster heeft zowel mondeling telefonisch bij de secretaris van de wrakingskamer, als schriftelijk in voormelde brief van 15 juni 2011 laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen, zonder daarbij te laten weten waarin die verhindering gelegen is en zonder een verzoek tot aanhouding van de behandeling te doen. De rechtbank ziet geen redenen om ambtshalve tot aanhouding van de mondelinge behandeling te beslissen en zal thans een beschikking geven.
3.2
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat van het vorenstaande in dit geval geen sprake is en overweegt daartoe het volgende:
De kantonrechter heeft gesteld dat hij verzoekster nooit heeft gesproken of gezien. Voorts heeft hij aangevoerd dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten elke grondslag missen. Verzoekster heeft die verwijten niet aannemelijk gemaakt en ze zijn ook overigens niet aannemelijk geworden. De wraking is derhalve niet gegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 24 juni 2011 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. L.A.C. van Nifterick, rechters.
Deze beslissing is bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter door de jongste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en is door beide laatstgenoemden ondertekend.