ECLI:NL:RBROT:2011:BQ9165

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90720 / HA ZA 10-2980
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzegging van een duurovereenkomst tussen BP Europe SE en Maumo International B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen BP Europe SE (hierna: BP) en Maumo International B.V. (hierna: Maumo) over de opzegging van een duurovereenkomst. BP vorderde betaling van een factuur van € 16.564,61, terwijl Maumo zich beriep op verrekening met een vordering van € 104.204,42 wegens schade als gevolg van de onregelmatige beëindiging van de distributieovereenkomst. Maumo stelde dat BP onrechtmatig had gehandeld door Duckhams-producten aan een andere distributeur te leveren, ondanks een exclusiviteitsafspraak. BP betwistte de aanwezigheid van een distributieovereenkomst en stelde dat Maumo voldoende tijd had gekregen om haar bedrijfsvoering aan te passen na de beëindiging van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat Maumo niet voldoende had aangetoond dat er een exclusiviteitsafspraak bestond en dat BP de opzegging van de overeenkomst op een redelijke manier had uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat Maumo geen recht had op schadevergoeding en dat de vordering van BP tot betaling van de factuur toewijsbaar was. De rechtbank heeft Maumo veroordeeld tot betaling van € 14.093,24, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de vorderingen van Maumo in reconventie afgewezen. Tevens is Maumo veroordeeld in de proceskosten van BP.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 90720 / HA ZA 10-2980
Vonnis van 22 juni 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BP EUROPE SE,
gevestigd te Hamburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.W. Hilhorst,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAUMO INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.A. van Lange.
Partijen zullen hierna BP en Maumo genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 januari 2011;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 april 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. BP is - onder meer - een producent en verkoper van smeermiddelen, onder andere van het merk Duckhams.
2.2. Maumo is op 22 maart 2007 opgericht en betrekt vanaf 2007 smeermiddelen van het merk Duckhams van BP. Voorheen, sinds 2005, werden deze smeermiddelen betrokken door Kelroy Holding B.V. welke vennootschap handelde onder de naam “Maumo”.
2.3. Een e-mailwisseling tussen [betrokkene 1] (contactpersoon van Maumo, hierna: “[betrokkene 1] ”) en [betrokkene 2] (contactpersoon van BP, hierna: “[betrokkene 2]”) en in kopie aan [betrokkene 3] (contactpersoon bij BP, hierna: “[betrokkene 3]”) d.d. 14 en
15 juni 2005 (conclusie van antwoord in conventie, productie 3) heeft - onder meer - de volgende inhoud:
“(…)
Hi [betrokkene 1]
Many thanks for this, a good piece of work.
I will contact you as soon.
Best regards
[betrokkene 2]
From Maumo International B.V.
(…)
Hi [betrokkene 2] ,
As discussed, here is my business plan (concept)
(See attachment)
Hope to speak to you soon.
Best regards,
[betrokkene 1]
(…)”
2.4. Een e-mail van [betrokkene 3] aan [betrokkene 1] d.d. 16 augustus 2006 (conclusie van antwoord in conventie, productie 4) heeft - onder meer - de volgende inhoud:
“(…)
[betrokkene 1]
Zie hieronder…dan heb je het zo ook via het officiële kanaal.
From: [betrokkene 4]
Sent: vrijdag 11 augustus 2006 10.50
To: [betrokkene 5]
Cc: [betrokkene 6] ; [betrokkene 3]
Subject: Re: Can you help - status Duckhams BNL
Han,
Duckhams verdelen we in België via Verboven (ETC) - 10-jarig contract loopt in 2007 af
In Nederland liep dit tot voor kort via SPS/Brezan en Maumo - kontrakt met SPS zal kortelings worden ontbonden en dan zullen we enkel nog via Maumo Duckhams in NL verdelen (zonder contract)
(…)”
2.5. Een e-mail van [betrokkene 7] (intermediate Channel Manager bij BP, hierna: “[betrokkene 7] ”) aan [betrokkene 1] d.d. 16 mei 2007 (conclusie van antwoord in reconventie, productie C) heeft - onder meer - de volgende inhoud:
“(…)
Beste [betrokkene 1] ,
(…)
Maumo kan voor zolang BP de brand “Duckhams” in NL voert deze inkopen bij mij wel zijn we afgesproken dat we eerst de verdere ontwikkelingen in 2007 zullen bekijken om te zien hoe eea loopt. Mijn voorstel aan jou is dan ook om in januari 2008 even samen te zitten en het jaar 2007 en de voortgang te evalueren en te bepalen.
(…)”
2.6. Een e-mail van [betrokkene 3] aan [betrokkene 1] d.d. 29 september 2008 (conclusie van antwoord in conventie, productie 6) heeft - onder meer - de volgende inhoud:
“(…)
Bijlagen: Duckhams v1.ppt
[betrokkene 1] ,
Voorlopige info op sheet.
Dus men stopt inderdaad per oktober….orders ook nog in oktober te plaatsen. Daarna gaat alles om naar Castrol Classic en GTX.
Kijk maar ff. Ik krijg ook nog lijst met producten van Duckhams en wat er tegenover staat van Castrol. Is makkelijker wanneer jij klanten moet gaan overzetten.
(…)”
De bijlage bij voornoemde e-mail betreft een sheet in een presentatie die - voor zover thans van belang - vermeldt:
“(…)
Duckhams Phase Out
- Timing Q4 2008 - Q1 2009
- Duckhams wordt wereldwijd gerationaliseerd
- Benelux: Duckhams brand ? Castrol brand (Castrol Classic en Castrol GTX)
- Twee Duckhams Distributors:
- Maumo in Nederland
- Eurolub (ETC) in België
- September 2008: inlichten Maumo en Eurolub
- Oktober 2008: laatste Duckhams order (max. voor 6 maanden)
(…)”
2.7. BP heeft in opdracht en voor rekening van Maumo brandstof geleverd. Op grond hiervan heeft BP een factuur d.d. 25 november 2008 verzonden voor een bedrag van
€ 16.564,61. Maumo heeft vóór 13 mei 2009 een bedrag van € 5.000,- betaald.
2.8. Maumo heeft een factuur verstuurd naar BP d.d. 1 december 2008 tot betaling van een bedrag ad € 1.785,- ter zake van een ‘Duckhams Marketing bijdrage’ (conclusie van antwoord in conventie, productie 5).
2.9. Een e-mail van [betrokkene 8] , Intermediate Channel Manager van BP (hierna: “[betrokkene 8] ”) aan [betrokkene 1] d.d. 26 januari 2009 (conclusie van antwoord in conventie, productie 8) heeft - onder meer - de volgende inhoud:
“(…)
Ik heb jou toegezegd dat zodra de 2 facturen betaald zijn, ik direct een afspraak met je maak om een commerciële mogelijkheid te bedenken voor het wegvallen van Duckhams.
(…)”
2.10. Een brief van het incassobureau dat BP heeft ingeschakeld aan Maumo d.d.
18 augustus 2009 (conclusie van antwoord in conventie, productie 16) heeft - onder meer - de volgende inhoud:
“(…)
Het factuurbedrag is reeds betaald. Wij wijzen u erop dat door bovengenoemde cliënte aanspraak wordt gemaakt op rente en buitengerechtelijke kosten.
(…)
Indien 25 augustus 2009 het verschuldigd bedrag aan rente en kosten ad.
€ 3.147,27 niet op bovenstaande bankrekening is bijgeschreven, wordt zonder nadere ingebrekestelling gedagvaard.
(…)”
3. Het geschil
in conventie
3.1. BP vordert samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Maumo wordt veroordeeld tot betaling van:
- een bedrag van € 14.923,93. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
a. hoofdsom ad € 16.564,61;
b. wettelijke handelsrente tot 1 augustus 2010 ad € 1.624,63;
c. buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.734,69;
d. verminderd met een betaling ad € 5.000,-;
- de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW vanaf 1 augustus 2010;
- de kosten van het geding en
- de nakosten.
3.2. BP heeft aan haar vordering ten aanzien van de hoofdsom ten grondslag gelegd dat Maumo haar betalingsverplichting tot nakoming van de onder 2.7. (gedeeltelijk) onbetaald gebleven factuur dient na te komen.
3.3. De conclusie van Maumo strekt tot afwijzing van de vorderingen en tot veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van BP in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover gerekend vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.4. Maumo beroept zich op rechtsverwerking. Volgens Maumo mocht zij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat BP de vordering bij brief van 18 augustus 2009 heeft verminderd tot het bedrag van rente en kosten ad € 3.147,27. Maumo heeft aangevoerd dat BP de vordering heeft verminderd als gevolg van haar toezegging om de door Maumo geleden schade te compenseren.
3.5. Voorts heeft Maumo als verweer aangevoerd dat zij bevoegd is de vordering van BP te verrekenen, nu zij de volgende vorderingen op BP heeft:
1) een bedrag ad € 1.785,- ter zake van een jaarlijks door BP te betalen bijdrage voor de marketing van Maumo;
2) een bedrag ad € 104.204,42 ter zake van geleden schade als gevolg van de onjuiste en onregelmatige beëindiging door BP van de distributieovereenkomst tussen partijen.
in reconventie
3.6. Maumo vordert samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, BP wordt veroordeeld tot:
- betaling van € 104.204,42;
- opgave van het bedrag waarvoor BP over de jaren 2006, 2007 en 2008 Duckhams-
producten heeft verkocht aan SPS/Brezan, althans om ter zake noodzakelijke inzage te geven in haar boeken;
- het vergoeden van schade aan Maumo terzake van het onrechtmatig aan SPS/Brezan
leveren van Duckhams-producten, althans te bepalen dat deze schadevergoeding nader dient te worden opgemaakt bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover
gerekend vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.7. Maumo baseert de vordering ter zake de schade ad € 104.204,42 op dezelfde grond als haar verweer onder 3.5 sub 2 in conventie.
3.8. Maumo stelt dat BP onrechtmatig heeft gehandeld jegens Maumo. Volgens Maumo heeft BP in weerwil van een exclusiviteitsafspraak tussen partijen vanaf augustus 2006, gedurende de jaren 2006, 2007 en 2008 Duckhams-producten geleverd aan SPS/Brezan, ten gevolge waarvan Maumo schade heeft geleden.
3.9. De conclusie van BP strekt tot afwijzing van de vorderingen en tot veroordeling bij vonnis van Maumo in de kosten van het geding.
3.10. BP heeft betwist dat er sprake is geweest van een distributieovereenkomst. Indien wordt geoordeeld dat hier wel sprake van is, heeft BP aangevoerd dat zij Maumo voldoende de gelegenheid heeft geboden om haar bedrijfsvoering aan te passen. Voorts betwist BP de hoogte van de gestelde schade ad € 104.204,42. BP heeft als verweer aangevoerd dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan Maumo kan worden toegerekend.
3.11. BP heeft eveneens betwist dat sprake is van een exclusiviteitsafspraak tussen partijen.
4. De beoordeling
4.1. Nu de gedaagde, Maumo, gevestigd is in Nederland, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.2. Partijen hebben gekozen voor de toepasselijkheid van het Nederlands Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”), zodat dit geschil aan de hand van de bepalingen van het BW zal worden beoordeeld.
in conventie
4.3. In de brief d.d. 18 augustus 2009 is vermeld dat het factuurbedrag reeds is betaald, terwijl Maumo wist dat dit niet het geval was. Maumo mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat BP haar aanspraak op het factuurbedrag niet meer geldend zou maken, zodat het beroep op rechtsverwerking faalt.
4.4. BP erkent de verschuldigdheid van de factuur d.d. 1 december 2008 ad € 1.785,-, zodat Maumo bevoegd is het door haar verschuldigde bedrag te verrekenen met haar vordering op BP ad € 1.785,-.
4.5. Voorts dient beoordeeld te worden of Maumo een vordering heeft op BP ter zake schadevergoeding als gevolg van de gestelde onjuiste en onregelmatige beëindiging van de distributieovereenkomst. Indien hiervan sprake is, is Maumo eveneens bevoegd om het door haar verschuldigde bedrag te verrekenen met deze vordering.
4.6. Maumo stelt dat zij vanaf 2005 een distributieovereenkomst heeft met BP, hetgeen gemotiveerd is betwist door BP. Indien veronderstellenderwijze wordt uitgegaan van de juistheid van deze (betwiste) stelling, geldt het volgende.
4.6.1. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan. Dit betekent dat de vraag of opzegging mogelijk was en zo ja, onder welke voorwaarden, moet worden beantwoord aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met alle omstandigheden van het geval. Die omstandigheden kunnen meebrengen dat opzegging alleen mogelijk was op basis van een voldoende zwaarwegende grond, of mits een redelijke opzegtermijn in acht werd genomen.
4.6.2. Maumo stelt dat opzegging van de overeenkomst slechts mogelijk was op basis van een zwaarwegende grond. Maumo stelt in dit verband het volgende.
4.6.2.1. Volgens Maumo was zij voor een groot deel afhankelijk van de omzet van het product Duckhams, hetgeen niet is betwist door BP.
4.6.2.2. BP heeft aangevoerd dat in de loop van 2008 werd besloten de productie van Duckhams-smeermiddelen te staken, alsmede dat Duckhams-smeerolie een relatief klein merk is en er voldoende alternatieven op de markt waren. Maumo heeft dit niet weersproken. Evenmin heeft Maumo de stelling van BP, dat zij ook diverse andere smeermiddelen betrok, weersproken.
4.6.2.3. Het dient een onderneming in beginsel vrij te staan om het leveren van een bepaald merk product te staken. De aard van de samenwerking, het leveren van een bepaald merk smeermiddelen, staat dan ook niet aan opzegging zonder zwaarwegende gronden in de weg. Dit geldt te meer nu staat vast dat Duckhams-smeerolie een relatief klein merk is en dat er voldoende alternatieven op de markt waren. Bovendien heeft Maumo niet weersproken dat zij jegens BP niet tot afname van bepaalde volumes verplicht was. Gelet op het vorenstaande valt niet in te zien dat de omstandigheid dat Maumo voor een groot deel afhankelijk was van de omzet van het product Duckhams, met zich brengt dat opzegging van de overeenkomst slechts mogelijk was op basis van een zwaarwegende grond.
4.6.3. Bij de beoordeling van de vraag of een redelijke opzegtermijn in acht is genomen, moeten de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen en zijn derhalve ook aard en gewicht van de redenen voor opzegging van belang.
4.6.4. Maumo heeft het volgende gesteld. BP heeft haar slechts een termijn van enkele weken, dan wel geen termijn gegeven om te wennen aan de nieuwe situatie. Nu BP andere afnemers van Duckhams-producten eerder op de hoogte had gebracht van de beëindiging van de levering van deze producten, hadden deze afnemers de klanten van Maumo benaderd voor de verkoop van alternatieve producten. Hierdoor kon Maumo haar klanten na de beëindiging van de distributieovereenkomst geen alternatieve producten bieden, waardoor zij geen tijd heeft gehad om haar bedrijfsvoering aan te passen. Het heeft Maumo ongeveer twee jaar gekost om met de verkoop van alternatieve producten eenzelfde marge te behalen als zij met de verkoop van Duckhams-producten behaalde.
4.6.5. BP heeft gemotiveerd weersproken dat Maumo is benadeeld en heeft het volgende aangevoerd. Maumo is in de gelegenheid gesteld om nog eenmalig een bestelling te doen van de Duckhams-producten, waarmee zij een omzet van zes maanden kon behalen. Voorts heeft BP een restpartij Duckhams-producten aangeboden die nog bij officiële distributeurs stond en heeft zij melding gemaakt van een lijst van producten die als alternatief kunnen dienen.
4.6.6. Zoals hiervoor overwogen heeft BP belang bij beëindiging van de overeenkomst. Volgens de stellingen van Maumo heeft de feitelijke samenwerking slechts drie jaar geduurd. Daarnaast dient uit de e-mail van Mensinga aan Maundrell d.d. 16 mei 2007 te worden afgeleid dat de beëindiging van de levering van Duckhams-producten niet geheel onvoorzienbaar behoefde te zijn voor Maumo. Wel staat als niet weersproken vast dat Maumo voor een groot deel afhankelijk was van de omzet van het product Duckhams. Mede gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en de daaruit blijkende belangen over en weer is een opzegtermijn van twee maanden redelijk.
4.6.7. Maumo heeft niet weersproken dat zij bij de beëindiging van de overeenkomst ongeveer 6.000 liter aan Duckhams-smeermiddelen heeft besteld en geleverd gekregen van BP en dat zij jaarlijks 30.000 tot 40.000 liter aan Duckhams-smeermiddelen afnam van BP. Door Maumo is niet aangevoerd dat zij deze levering niet heeft verkocht, zodat hieruit kan worden afgeleid dat Maumo na de beëindiging van de samenwerking nog voor ruim twee maanden omzet heeft behaald met de verkoop van deze Duckhams-producten. Hiermee is een overgangstermijn gecreëerd, waarbinnen Maumo haar bedrijfsvoering heeft kunnen aanpassen.
4.6.8. De stelling van Maumo dat het haar na beëindiging van de overeenkomst twee jaar heeft geduurd om met de verkoop van alternatieve producten eenzelfde marge te behalen als zij met de verkoop van Duckhams-producten behaalde, is niet redengevend voor de vraag of een redelijke opzegtermijn in acht is genomen. Van belang is of Maumo na beëindiging van de overeenkomst voldoende tijd is gegund om haar bedrijfsvoering aan te passen, niet om met de verkoop van alternatieven eenzelfde marge te behalen als met de verkoop van Duckhams-producten. Het binnen afzienbare tijd niet meer kunnen aanbieden van een product waarmee een hoge marge behaald kan worden, is een omstandigheid die tot het normale ondernemersrisico behoort.
4.6.9. Zoals hiervoor overwogen staat vast dat Duckhams-smeerolie een relatief klein merk is en Maumo in haar assortiment, naast smeermiddelen van het merk Duckhams eveneens diverse andere smeermiddelen betrok. In dit licht en mede gelet op de gemotiveerde betwisting van BP, heeft Maumo onvoldoende onderbouwd dat zij door de handelwijze van BP niet haar bedrijfsvoering binnen de hiervoor bedoelde overgangstermijn van twee maanden heeft kunnen aanpassen.
4.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de juistheid van de stelling dat Maumo vanaf 2005 een distributieovereenkomst heeft met BP in het midden blijven, zodat aan het bewijsaanbod van Maumo voorbij kan worden gegaan. Maumo heeft geen recht op schadevergoeding van € 104.204,42, zodat dit bedrag niet kan worden verrekend.
4.8. De vordering tot betaling van de factuur ad € 16.564,61 onder 3.1, eerste gedachtestreepje sub a is toewijsbaar. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen slaagt het beroep van Maumo op verrekening van haar vordering op BP ad € 1.785,-. Dit bedrag zal ingevolge art. 6:127 BW per 1 december 2010 (de datum van de conclusie van antwoord in conventie) overeenkomstig de bepalingen van art. 6:44 BW op de vordering van BP in mindering worden gebracht.
4.9. De door BP gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking. BP heeft gesteld dat het door haar ingeschakelde incassobureau Maumo meerdere malen per brief heeft gesommeerd om tot betaling over te gaan, alsmede herhaaldelijk telefonisch en e-mail contact heeft gehad met Maumo. Gelet hierop staat vast dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Nu niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van BP werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voorwerk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, met een maximum van 15% van de hoofdsom, zijnde € 904,00.
4.10. De gevorderde wettelijke handelsrente vindt steun in de wet en zal - als niet betwist - worden toegewezen.
4.11. De vordering wordt in totaal toegewezen voor een bedrag van:
a. € 16.564,61 (4.20);
b. € 904,00 (4.21);
c. € 1.624,63 (4.22);
d. -/- € 5.000,- (4.22);
€ 14.093,24,
per 1 december 2010 overeenkomstig de bepalingen van art. 6:44 BW te verminderen met € 1.785,- (r.o. 4.8).
4.12. Maumo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BP worden begroot op:
- dagvaarding € 78,89
- griffierecht 330,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief II à € 452,00)
Totaal € 1.312,89
in reconventie
4.13. Gelet op hetgeen is overwogen in conventie zal de vordering ad € 104.204,42 worden afgewezen.
4.14. De vordering tot veroordeling van BP tot opgave van het bedrag dat zij gedurende de jaren 2006 tot en met 2008 Duckhams-producten heeft verkocht aan SPS/Brezan, althans om terzake de noodzakelijke inzage te geven in haar boeken, baseert Maumo op art. 843a Rv. Artikel 843a Rv. bindt de toewijsbaarheid van de daar bedoelde vordering aan de volgende cumulatieve voorwaarden: (1) eiser dient een rechtmatig belang te hebben, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) die de wederpartij te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, (4) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser partij is.
4.15. Ter beoordeling staat of tussen parijen een exclusiviteitsafspraak bestond. In dat geval mocht BP binnen Nederland uitsluitend goederen leveren aan Maumo en mocht zij niet rechtstreeks leveren aan SPS/Brezan.
4.16. Maumo stelt dat zij in 2005 is benaderd door BP met de vraag of Maumo exclusief distributeur wilde zijn voor Duckhams Oil. Maumo wilde dat doen als SPS/Brezan ook via Maumo zou bestellen. Volgens Maumo ging BP hiermee akkoord.
4.17. BP heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens BP leverde zij Duckhams-producten op vrijblijvende basis aan Maumo. BP heeft wel gesprekken met Maumo gehad om zaken te doen met Maumo. Dat is er niet meer van gekomen, nu er geen bankgarantie zou worden verstrekt. Exclusiviteitsafspraken moeten worden vastgelegd in een contract en daarvan is thans geen sprake. De sheet en de e-mail van Zuurendonk d.d. 16 augustus 2006 betreft een interne discussie. Zuurendonk was niet bevoegd om deze e-mail door te sturen naar Maumo. Maumo mocht er op grond van deze e-mail niet op vertrouwen dat zij het exclusieve verkooprecht van Duckhams-producten had.
4.18. Volgens Maumo zijn een door haar opgesteld marketingplan en de e-mail van [betrokkene 3] aan [betrokkene 1] d.d. 16 augustus 2006 de basis van de exclusiviteitsafspraak met BP. Echter, uit het marketingplan valt niet af te leiden dat Maumo het exclusieve verkooprecht van Duckhams-producten had. In voornoemde e-mail is slechts vermeld dat Duckhams-producten enkel nog via Maumo verdeeld zullen worden in Nederland. Ook hieruit valt, mede gelet op de gemotiveerde betwisting, niet op te maken dat Maumo een exclusief verkooprecht had. Bovendien is in voornoemde e-mail aan het verdelen van Duckhams-producten via Maumo nog de opmerking ‘zonder contract’ toegevoegd en heeft Maumo de stelling van BP dat exclusiviteitsafspraken moeten worden vastgelegd in een contract niet weersproken. Maumo mocht er dan ook niet vanuit gaan dat zij het exclusieve verkooprecht van Duckhams-producten had. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door BP, had het op de weg van Maumo gelegen om aanvullende feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat BP het tegenaanbod van Maumo om exclusief distributeur te zijn als SPS/Brezan ook via Maumo zou bestellen heeft aanvaard. Nu Maumo dit heeft nagelaten, is deze stelling niet komen vast te staan.
4.19. Maumo heeft ten aanzien van de exclusiviteitsafspraak onvoldoende heeft gesteld, zodat haar bewijsaanbod wordt gepasseerd. Niet is komen vast te staan dat tussen parijen een exclusiviteitsafspraak bestond. De overige vorderingen onder 3.6 gedachtestreepje 2 en 3 worden dan ook afgewezen.
4.20. Maumo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BP worden begroot op:
- salaris advocaat € 2.842,00 (2,0 punten × tarief V à € 1.421,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt Maumo om aan BP te betalen een bedrag van € 14.093,24 (veertienduizenddrieënnegentig euro en vierentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW vanaf 1 augustus 2010 over een bedrag van
€ 14.093,24 tot de dag van volledige betaling, één en ander overeenkomstig art. 6:44 BW per 1 december 2010 verminderd met een bedrag van € 1.785,-;
5.2. veroordeelt Maumo in de proceskosten, aan de zijde van BP tot op heden begroot op € 1.312,89;
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af.
5.6. veroordeelt Maumo in de proceskosten, aan de zijde van BP tot op heden begroot op € 2.842,00;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.?