ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8299
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident en arbitrage in civiele procedure met betrekking tot ontbinding en vernietiging van overeenkomsten
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 1 juni 2011 een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident. De eisers, Cui c.s., hebben primair vernietiging van een koopovereenkomst en subsidiair ontbinding van een vennootschap onder firma (vof) gevorderd. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen die voortvloeien uit de tweede overeenkomst, omdat partijen een arbitragebeding hebben overeengekomen. Dit beding bepaalt dat geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst door drie arbiters moeten worden beslecht. De rechtbank overweegt dat de vordering tot vernietiging van de overeenkomst, indien deze slaagt, ertoe leidt dat de overeenkomst niet langer bestaat, en dat de arbiter uiteindelijk moet oordelen over de bevoegdheid met betrekking tot de subsidiaire vordering gebaseerd op artikel 7A:1684 BW.
De rechtbank heeft vastgesteld dat een deel van de vorderingen van de eisers betrekking heeft op een andere overeenkomst, waarbij de bevoegdheid van de rechtbank niet ter discussie staat. Echter, de rechtbank oordeelt dat de vorderingen uit hoofde van beide overeenkomsten zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex, wat op zichzelf onvoldoende is om het arbitragebeding te passeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep op (gedeeltelijke) onbevoegdheid niet onaanvaardbaar is, en dat de eisers niet de nodige feiten hebben gesteld om dit te onderbouwen. Daarom heeft de rechtbank de incidentele vordering toegewezen, met uitzondering van de vordering tot proceskostenveroordeling.
De hoofdzaak zal worden voortgezet voor de vorderingen die voortvloeien uit de eerste overeenkomst, terwijl de vorderingen in conventie die betrekking hebben op de tweede overeenkomst zijn afgewezen. De eisers zijn veroordeeld in de proceskosten van het incident, en de rechtbank heeft verdere beslissingen in de hoofdzaak aangehouden voor beraad.