ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8291

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
346986 / HA ZA 10-263
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkende werking van redelijkheid en billijkheid bij ontbinding van koopovereenkomst met side letter

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de ontbinding van een koopovereenkomst. De partijen, die een koopovereenkomst hadden gesloten voor de gedeeltelijke makelaarsportefeuille van [eiseres], kwamen in conflict over de naleving van een ontbindende voorwaarde die was opgenomen in een side letter. De koper, [gedaagde], had de eerste drie termijnen van de koopprijs voldaan, maar weigerde de vierde termijn te betalen, omdat hij stelde dat de ontbindende voorwaarde was ingeroepen. Deze voorwaarde hield in dat [gedaagde] geen personeel van [eiseres] zou overnemen. De rechtbank oordeelde dat het beroep op de ontbindende voorwaarde in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, omdat het duidelijk was dat de voorwaarde enkel was opgesteld om te voorkomen dat personeel werd overgenomen, wat in dit geval niet was gebeurd. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] geen recht had op ontbinding van de overeenkomst en dat hij de laatste termijn van de koopprijs alsnog moest voldoen. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 346986 / HA ZA 10-263
Vonnis van 1 juni 2011
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.P.R.C. de Jonge,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te Schoonhoven,
gedaagde,
advocaat mr. drs. J.H.M. Spanjaard.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 11 januari 2010 met bijbehorende producties;
- de conclusie van antwoord met productie 1;
- het tussenvonnis van 7 april 2010;
- de brief van mr. Spanjaard d.d. 3 juni 2010 met producties;
- het proces-verbaal van comparitie d.d. 17 juni 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. Medio december 2008 is [eiseres] begonnen met een interne reorganisatie.
2.2. [eiseres] en [gedaagde] hebben op 24 december 2008 een koopovereenkomst gesloten. [eiseres] heeft daarbij aan [gedaagde] verkocht de gedeeltelijke opdrachtenportefeuille (verkoop en verhuur onroerend goed) van haar vestiging te Bergambacht tegen een koopprijs van € 100.000,-- exclusief BTW (hierna: de Overeenkomst).
2.3. De koopprijs dient op grond van artikel 8 van de overeenkomst in vier gelijke termijnen te worden voldaan.
2.4. Eveneens op 24 december 2008 hebben partijen een zogenoemde “side letter” in aanvulling op de Overeenkomst ondertekend. De side letter is opgesteld om te voorkomen dat [gedaagde] van rechtswege gehouden is medewerkers van [eiseres] in dienst te nemen. De side letter, luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
In aanmerking nemende dat:
(…)
partijen in de overeenkomst uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat koper [[gedaagde]] geen personeel overneemt, dat in dienst bij verkoper [[eiseres]] in de vestiging Bergambacht, dan wel iedere andere vestiging van verkoper;
(…)
Verklaren te zijn overeengekomen het navolgende:
1. Zowel verkoper als koper hebben tot en met 1 maart 2009 eenzijdig het recht om de overeenkomst zonder rechterlijk tussenkomst per direct te ontbinden in het geval zich een volgende omstandigheid voordoet:
a. het is redelijk te verwachten dat verkoper vóór 1 maart 2009 geen overeenstemming bereikt met één of meerdere werknemers binnen zijn vestiging Bergambacht inzake beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de betreffende medewerker(s) dan wel inzake de overplaatsing van de betreffende medewerker naar een andere vestiging van verkoper; of
b. het is redelijk te verwachten dat verkoper vóór 1 maart 2009 geen rechterlijke toestemming heeft gekregen om de arbeidsovereenkomst met één of meerdere werknemers binnen zijn vestiging Bergambacht te beëindigen.
2. In het geval ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt op grond van het in artikel 1 bepaalde, hebben partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen uit hoofde van de overeenkomst, de (wijze van) beëindiging daarvan of anderszins, en verlenen partijen elkaar te dier zake over en weer kwijting.
(…)
4. Verkoper verplicht zich om koper volledig te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de beëindigingvoorstellen-/regelingen aan de werknemers dan wel rechterlijke procedures als bedoeld in artikel 1 van deze side letter, zodat koper in staat is om te beoordelen of een beroep op artikel 1 van deze side letter gewenst is. Indien verkoper niet aan deze verplichting voldoet, mag koper er van uit gaan dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 1 van deze side letter en heeft hij het recht de overeenkomst te ontbinden.”
2.5. [gedaagde] heeft de eerste drie termijnen van de koopprijs en de BTW tijdig voldaan. [eiseres] is al haar verplichtingen onder de Overeenkomst jegens [gedaagde] nagekomen.
2.6. Bij e-mail van 9 februari 2009 heeft [gedaagde] bij [eiseres] informatie opgevraagd. De e-mail luidt, voor zover van belang:
“(…) In het kader van deze side letter verzoek ik u beleefd mij op de hoogte te stellen van de stand van zaken met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van de medewerkers. (…)”
2.7 Bij e-mail van 11 februari 2009 heeft [eiseres] [gedaagde], voor zover van belang, als volgt bericht:
“(…) Het aantal medewerkers bij ons in dienst op onze vestiging in Bergambacht bedraagt thans 3 personen. Zeer recent zijn wij in het bezit gesteld van de uitspraak van de kantonrechter in verband met een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor 2 medewerkers van onze vestiging in Bergambacht. De uitspraak wordt dezer dagen besproken met onze adviseurs. Ook met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de statutair directeur is nog geen duidelijkheid. (…)”
2.8 Bij brief van 27 februari 2009 heeft [gedaagde] aan [eiseres], onder meer, het volgende geschreven:
“(…) Aangezien [[eiseres]] per heden geen overeenstemming heeft bereikt met één of meerdere werknemers binnen zijn vestiging Bergambacht inzake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst dan wel inzake de overplaatsing van de betreffende medewerkers naar een andere vestiging en tevens geen rechterlijke toestemming heeft gekregen om de arbeidsovereenkomst met één of meerdere werknemers binnen zijn vestiging Bergambacht te beëindigen, doet [[gedaagde]] bij deze een beroep op de in de side letter geboden mogelijkheid en moet de overeenkomst per heden als beëindigd worden beschouwd. (…)”
2.9 Op 3 maart 2009 is het faillissement van [eiseres] uitgesproken. Kort na deze datum heeft de curator de werknemers van [eiseres] ontslag aangezegd. [eiseres] heeft een doorstart gemaakt. Het faillissement is bij beschikking van deze rechtbank d.d. 15 oktober 2009 beëindigd bij wege van homologatie van het akkoord.
2.10 Er zijn geen werknemers van [eiseres] bij [gedaagde] in dienst getreden.
3 Het geschil
3.1 [eiseres] vordert samengevat - veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 25.000,--, vermeerderd met rente en kosten. Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar tekort schiet onder de overeenkomst door de laatste termijn van de koopprijs niet te voldoen.
3.2 [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres] en geconcludeerd tot afwijzing ervan.
3.3 Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. [eiseres] vordert op grond van artikel 8 van de Overeenkomst betaling door [gedaagde] van de laatste termijn van de koopprijs.
4.2. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat zij op grond van artikel 1 van de side letter de Overeenkomst heeft mogen ontbinden, omdat [eiseres] op 27 februari 2009 nog geen overeenstemming had bereikt met één of meerdere werknemers binnen de vestiging Bergambacht over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
4.3. Volgens [eiseres] is de side letter slechts getekend om de vrees van [gedaagde] weg te nemen dat zij op enig moment vanwege de Overeenkomst de werknemers van [eiseres] erbij zou krijgen. [eiseres] vertrouwde op de goede bedoelingen van [gedaagde] en enkel doordat de advocaat van [gedaagde] met zijn vinger langs de letterlijke tekst loopt van de side letter, bedingt [gedaagde] een korting van 25% op de koopprijs. Werknemers van [eiseres] zijn niet bij [gedaagde] in dienst getreden. In de gegeven omstandigheden is het onbillijk dat [gedaagde] een beroep doet op de ontbinding, aldus [eiseres].
4.4. [eiseres] beroept zich op de zogenoemde beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen geldende regel niet van toepassing voor zover dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank overweegt in dat verband het volgende.
4.4.1. Uit de stellingen van partijen en in het bijzonder hetgeen partijen ter comparitie hebben verklaard, leidt de rechtbank af dat tussen partijen niet in geschil is dat de ratio van de regeling, waartoe de side letter is getekend, is te voorkomen dat [gedaagde] werknemers van [eiseres] over zou moeten nemen als gevolg van het sluiten van de Overeenkomst. Die wens wordt allereerst tot uitdrukking gebracht in de considerans van de Overeenkomst:
“(… ) partijen tevens uitdrukkelijk wensen vast te leggen dat het werkzame personeel van de vestiging Bergambacht niet wordt overgenomen door [[gedaagde]]”. In de side letter wordt eveneens overwogen dat partijen in de Overeenkomst uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat [gedaagde] geen werknemers van [eiseres] overneemt. Over de achtergrond van de side letter bestaat aldus geen discussie tussen partijen.
Verder is tijdens de comparitie gebleken dat de Overeenkomst en de side letter in een tijdsbestek van een week tot stand zijn gekomen en dat over de tekst voor de side letter tussen partijen niet is onderhandeld.
4.4.2. [eiseres] heeft tijdens de comparitie bevestigd dat de beoogde afvloeiing van de werknemers van de vestiging Bergambacht op 1 maart 2009 niet rond was. [eiseres] heeft toen haar eigen faillissement aangevraagd. De werknemers zijn vervolgens in de eerste week van maart 2009 door de curator ontslagen. Geen van de werknemers van [eiseres] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zij een arbeidsovereenkomst had met [gedaagde], precies zoals met de Overeenkomst was beoogd.
[eiseres] heeft haar opdrachtenportefeuille zoals overeengekomen aan [gedaagde] geleverd en daarmee voldaan aan al haar verplichtingen onder de Overeenkomst jegens [gedaagde].
4.4.3. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] wel de van [eiseres] gekochte opdrachtenportefeuille houdt zonder daarvoor de volledige koopprijs te betalen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] daarom geen rechtens te respecteren belang heeft bij ontbinding van de Overeenkomst. [gedaagde] dient de laatste termijn van de koopprijs alsnog aan [eiseres] te voldoen.
4.5. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen – ten bewijze waarvan [eiseres] de brief van haar advocaat aan [gedaagde] van 17 juli 2009 en de brief van de curator aan [gedaagde] van 8 oktober 2009 heeft overgelegd – die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.6. [eiseres] vordert vergoeding van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toe te wijzen bedrag. [gedaagde] heeft betwist dat sprake is van een handelsovereenkomst.
Artikel 6:119a BW is een lex specialis ten opzichte van artikel 6:119 BW en behelst een regeling van de wettelijke rente voor handelsovereenkomsten. Voor deze overeenkomsten geldt op grond van artikel 6:120 tweede lid BW een hogere rente. Het is de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een handelsovereenkomst.
Een handelsovereenkomst wordt in artikel 6:119a BW lid 1 BW gedefinieerd als de overeenkomst om baat die een of meer van de partijen verplicht iets te geven of te doen en die tot stand is gekomen tussen een of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen.
De Overeenkomst is gesloten tussen twee rechtspersonen, [eiseres] en [gedaagde], waarbij [eiseres] zich heeft verplicht een opdrachtenportefeuille te leveren (“iets te geven of te doen”) tegen een koopprijs van € 100.000,= (“om baat”). De Overeenkomst is daarom aan te merken als een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. De gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW zal dan ook worden toegewezen. De rente zal als onweersproken met ingang van 1 maart 2009 worden toegewezen.
4.7. De vordering van [eiseres] zal worden toegewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht € 615,=
- salaris advocaat 904,= (2,0 punten × tarief € 452,=)
Totaal € 1.592,89
5 De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 25.000,= (zegge: vijfentwintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente op basis van artikel 6:120 lid 2 BW over het toegewezen bedrag vanaf 1 maart 2009 tot de dag van volledige betaling;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.592,89;
5.3. wijst het meer of anders gevorderde af;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.?
1411/1954/1876