ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370825 / HA ZA 11-178
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in aansprakelijkheidskwestie tussen inlener en ingeleende arbeidskracht

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2011, betreft het een bevoegdheidsincident in een civiele procedure. De eiser, een ingeleende arbeidskracht, heeft een vordering ingesteld tegen de inlener, GTC, op basis van aansprakelijkheid na een bedrijfsongeval. De eiser stelt dat hij door zijn werkgever, uitzendorganisatie BV Star EM, is uitgeleend aan GTC, waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Chartis, de verzekeraar van GTC, heeft de aansprakelijkheid van GTC erkend, maar vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de sector kanton, omdat de vordering van de eiser volgens hen onder artikel 7:658 lid 4 BW valt, dat de bevoegdheid van de kantonrechter regelt.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van de eiser is gebaseerd op de aansprakelijkheid van GTC als inlener. De rechtbank oordeelt dat artikel 7:658 lid 4 BW de mogelijkheid biedt om zowel de werkgever als de inlener aansprakelijk te stellen, maar dat de eiser in dit geval enkel de inlener heeft aangeklaagd. De rechtbank concludeert dat de eiser de keuze had om de zaak voor te leggen aan de sector civiel, en dat de kantonrechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil, ook al is alleen de inlener gedagvaard.

Uiteindelijk wijst de rechtbank de incidentele vordering van Chartis toe, wat betekent dat de zaak wordt verwezen naar de sector kanton. De beslissing over de kosten van het incident wordt aangehouden tot er in de hoofdzaak een uitspraak is gedaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 370825 / HA ZA 11-178
VONNIS in het incident van 1 juni 2011
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. S.W. Hu,
tegen
de vennootschap naar Frans recht CHARTIS EUROPE S.A., rechtsvoorgangster van AIG EUROPE (NETHERLANDS) N.V. en h.o.d.n. “CHARTIS EUROPE”,
gevestigd te Nanterre, Frankrijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P. van den Broek.
Partijen zullen hierna “[eiser]” en “Chartis” genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 20 december 2010 met producties;
- de incidentele conclusie voor alles houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Chartis vordert dat deze rechtbank, sector civiel, de zaak verwijst naar de sector kanton, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Chartis stelt daartoe dat [eiser] indirect een beroep doet op artikel 7:658 lid 4 BW, nu de vordering van [eiser] betrekking heeft op de in het verleden bestaande arbeidsrelatie met GTC. Op grond van artikel 71 Rv jo 93 sub c Rv jo artikel 7:658 lid 4 BW dient de sector kanton van de rechtbank een dergelijke aardvordering op grond van titel 7.10 BW kennis te nemen.
2.2. [eiser] geeft aan dat hij door zijn werkgever, uitzendorganisatie BV Star EM, is uitgeleend aan GTC. Hier heeft een bedrijfsongeval plaatsgevonden. Chartis heeft namens haar verzekerde GTC de aansprakelijkheid van GTC jegens [eiser] voor het ontstaan van het bedrijfsongeval erkend. Met behulp van artikel 7:658 lid 4 BW is het voor uitzendkrachten, zoals [eiser], mogelijk om zowel de werkgever als de inlener, GTC, gezamenlijk aansprakelijk te stellen. [eiser] heeft echter enkel de inlener, GTC, aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad, zodat de absolute competentieregels van artikel 93 sub c Rv geen toepassing vinden. [eiser] had zodoende de keuze om de zaak voor te leggen aan de rechtbank, sector civiel. [eiser] refereert zich evenwel aan het oordeel van de rechtbank.
2.3. De vordering in de hoofdzaak is gebaseerd op de aansprakelijkheid van GTC als inlener jegens [eiser] als ingeleende arbeidskracht. Juist voor dergelijke verhoudingen is artikel 7:658 lid 4 BW in het leven geroepen. Op grond van de tweede zin van artikel 7:658 lid 4 BW is de kantonrechter (ook) bevoegd om kennis te nemen van het geschil ten aanzien van de inlener. De wettekst noch de parlementaire geschiedenis bij deze bepaling geven aanleiding voor de interpretatie dat de kantonrechter enkel bevoegd is als zowel de werkgever als de inlener wordt gedagvaard. Artikel 7:658 lid 4 BW is bedoeld om de positie van een uitzendkracht ten opzichte van de werkgever en de inlener gelijk te stellen. Gelet op deze ratio ligt het voor de hand dat in dat verband ontstane geschillen door dezelfde, gespecialiseerde rechter worden behandeld. In het onderhavige geval is de kantonrechter dus op grond van artikel 93 sub d Rv jo artikel 7:658 lid 4 BW bevoegd.
2.4. De rechtbank wijst, op grond van het vorenstaande, de incidentele vordering van Chartis toe.
2.5. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde toe;
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
in de hoofdzaak
3.3. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Rotterdam, van dinsdag 29 juni 2011 te 10:00 uur, Wilhelminaplein 100/125, Postbus 50950, 3007 BL Rotterdam, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.
2158/1980