ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8224
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident in aansprakelijkheidskwestie tussen inlener en ingeleende arbeidskracht
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2011, betreft het een bevoegdheidsincident in een civiele procedure. De eiser, een ingeleende arbeidskracht, heeft een vordering ingesteld tegen de inlener, GTC, op basis van aansprakelijkheid na een bedrijfsongeval. De eiser stelt dat hij door zijn werkgever, uitzendorganisatie BV Star EM, is uitgeleend aan GTC, waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Chartis, de verzekeraar van GTC, heeft de aansprakelijkheid van GTC erkend, maar vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de sector kanton, omdat de vordering van de eiser volgens hen onder artikel 7:658 lid 4 BW valt, dat de bevoegdheid van de kantonrechter regelt.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van de eiser is gebaseerd op de aansprakelijkheid van GTC als inlener. De rechtbank oordeelt dat artikel 7:658 lid 4 BW de mogelijkheid biedt om zowel de werkgever als de inlener aansprakelijk te stellen, maar dat de eiser in dit geval enkel de inlener heeft aangeklaagd. De rechtbank concludeert dat de eiser de keuze had om de zaak voor te leggen aan de sector civiel, en dat de kantonrechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil, ook al is alleen de inlener gedagvaard.
Uiteindelijk wijst de rechtbank de incidentele vordering van Chartis toe, wat betekent dat de zaak wordt verwezen naar de sector kanton. De beslissing over de kosten van het incident wordt aangehouden tot er in de hoofdzaak een uitspraak is gedaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling.