ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8171

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
357229 / HA ZA 10-1955
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor medische fout bij borstvergrotende operatie

In deze zaak vorderde eiseres schadevergoeding van gedaagden naar aanleiding van een borstvergrotende operatie die op 27 maart 2009 was uitgevoerd door gedaagde sub 1 en 3. Eiseres stelde dat de operatie had plaatsgevonden in een niet-steriele omgeving, wat leidde tot een ernstige infectie. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij diverse processtukken zijn ingediend, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een behandelingsovereenkomst was tussen eiseres en gedaagde sub 1 en 3, en dat deze gedaagden verantwoordelijk waren voor de uitvoering van de operatie.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde sub 1 en 3 niet de zorgvuldigheid in acht hadden genomen die van een goed hulpverlener verwacht mag worden. De omstandigheden waaronder de operatie werd uitgevoerd, waren niet in overeenstemming met de geldende normen, wat resulteerde in de infectie bij eiseres. De rechtbank concludeerde dat gedaagde sub 1 en 3 aansprakelijk waren voor de schade die eiseres had geleden als gevolg van de wanprestatie. De vorderingen tegen gedaagde sub 2, 4 en 5 werden afgewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat deze gedaagden ook verantwoordelijk waren voor de schade.

De rechtbank heeft gedaagde sub 1 en 3 veroordeeld tot vergoeding van de door eiseres geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, die nader moest worden opgemaakt bij staat. Daarnaast zijn de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres toegewezen, met uitzondering van de kosten van gedaagde sub 2 en 4, die op nihil zijn vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 25 mei 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 357229 / HA ZA 10-1955
Vonnis van 25 mei 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.E. Diepersloot,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
4. [gedaagde sub 4],
5. [gedaagde sub 5],
alle wonende/gevestigd te [woonplaats 2],
gedaagden,
advocaat mr. I.H.M. Baas.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk zullen gedaagden [gedaagde sub 1 en 3] (gedaagde sub 1 en 3), [gedaagde sub 2 en 4] (gedaagde sub 2 en 4) en [gedaagde sub 5] (gedaagde sub 5) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 juni 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord van 22 september 2010, met producties,
- de conclusie van repliek van 15 december 2010, met producties;
- de conclusie van dupliek van 16 maart 2011, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
2.1. [eiseres] heeft zich in februari 2009 gewend tot de [bedrijf 1] te Den Haag. Op 21 februari 2009 sprak [eiseres] aldaar met [gedaagde sub 1 en 3] over een door haar gewenste borstvergrotende operatie. Afgesproken werd dat [gedaagde sub 1 en 3] de operatie zou uitvoeren.
2.2. Omstreeks 9 maart 2009 heeft [eiseres] de vooraf aan haar gefactureerde kosten ad € 2.244,00 overgemaakt naar de aan haar opgegeven rekening van [gedaagde sub 5]
2.3. Op 27 maart 2009 heeft [gedaagde sub 1 en 3] de operatie uitgevoerd. Voorafgaand aan de operatie heeft [eiseres] een - eerst op die dag aan haar voorgelegd - informed consent formulier ondertekend.
2.4. Na de operatie had [eiseres] pijn in haar rechter borst. Ongeveer vijf dagen na de operatie heeft [eiseres] [gedaagde sub 1 en 3] geconsulteerd omdat zij een onrustig gevoel had gekregen over en in haar rechterborst. Ook nadien heeft [eiseres] diverse malen contact opgenomen met de [bedrijf 1] in verband met aanhoudende pijnklachten in de rechterborst alsmede een steeds roder en dunner wordende huid aan de onderzijde van de borst.
2.5. Op 16 mei 2009 heeft [gedaagde sub 1 en 3] [eiseres] medegedeeld dat de rechter prothese diende te worden verwijderd. [eiseres] wenst dat in dat geval ook de linker prothese verwijderd zou worden. Daarover bereikten [gedaagde sub 1 en 3] en [eiseres] geen overeenstemming. [eiseres] had nadien geen vertrouwen meer in [gedaagde sub 1 en 3] en wenste niet nogmaals door hem te worden geopereerd.
2.6. [eiseres] heeft zich voor een second opinion gewend tot het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam. Daar werd zij op 19 mei 2009 gezien door [persoon 1], plastisch chirurg. Deze was van oordeel dat er sprake was van een beeld dat past bij een low grade infectie ter plaatse van de rechter prothese. Gestart werd met een antibioticakuur. Bij een vervolgconsult op 26 mei 2009 werd geconstateerd dat de infectie niet had gereageerd op de antibiotica. Besloten werd om de protheses te verwijderen.
2.7. Op 12 juni 2009 is [eiseres] geopereerd door [persoon 2], plastisch chirurg in het Sint Franciscus Ziekenhuis. De protheses zijn verwijderd. In de rechter borst was sprake van necrose van een deel van de spier, alsmede van vetnecrose en enige necrose van de glandula (klier). Er heeft een uitgebreid wondtoilet plaatsgevonden en er is een spoelsysteem aangesloten waarmee driemaal daags gespoeld diende te worden. Daarnaast is een necrotische plek van de huid verwijderd.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. zal verklaren voor recht dat [gedaagde 1] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of [gedaagde 2] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of [gedaagde 3] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of [gedaagde 4] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of de [gedaagde 5], al dan niet h.o.d.n. [bedrijf 1] (hoofdelijk dan wel individueel) zich bij het uitvoeren van de operatie op 27 maart 2009 schuldig heeft/hebben gemaakt aan wanprestatie dan wel een onrechtmatig daad en derhalve aansprakelijk is/zijn voor de door [eiseres] dientengevolge geleden en/of te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van het betreffende schadebedrag, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagden] zal veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 904,00;
3. [gedaagden] zal veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder de kosten van het door [eiseres] gelegde conservatoire beslag en een bedrag aan salaris van de advocaat van [eiseres], te vermeerderen met de nakosten zo deze ontstaan, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2. [gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] grondt haar vorderingen op toerekenbaar tekortschieten van [gedaagden] in de nakoming van de tussen haar en [gedaagden] tot stand gekomen behandelingsovereenkomst, althans op onrechtmatige daad. Zij stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende. [gedaagden] heeft de borstvergrotende operatie uitgevoerd in een niet-steriele kamer als gevolg waarvan [eiseres] een ernstige infectie heeft opgelopen. Daarnaast stelt [eiseres] dat de wijze waarop de operatie is uitgevoerd niet conform de tijdens het intakegesprek gemaakte afspraken is en evenmin voldoet aan de geldende maatstaven. [eiseres] heeft daardoor schade heeft geleden. In de linker tepel is het gevoel verminderd en volgens de plastisch chirurg van het Sint Franciscus Gasthuis wijzen beide tepels iets naar beneden als gevolg van de wijze waarop [gedaagde sub 1 en 3] de incisies heeft gemaakt. Een en ander heeft mogelijk ook gevolgen voor de wens van [eiseres] om in de toekomst borstvoeding te geven. [eiseres] kampt nog immer met pijnklachten alsmede psychische klachten. Er is nog geen sprake van een medische eindsituatie. In de toekomst zal mogelijk een hernieuwde borstvergrotende operatie plaatsvinden. Alsdan is het afwachten wat het uiteindelijke resultaat zal zijn. Daarom wordt verwijzing naar de schadestaatprocedure verzocht.
4.2. De rechtbank oordeelt als volgt. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (hierna: behandelingsovereenkomst) is tot stand gekomen tussen [eiseres] als opdrachtgever en [gedaagde sub 1 en 3] als hulpverlener. Immers, [gedaagden] heeft aangevoerd dat [bedrijf 1] slechts een door [gedaagde sub 1 en 3] gebruikte handelsnaam is (conclusie van antwoord onder 36) en [eiseres] heeft deze stelling niet voldoende gemotiveerd weersproken. Weliswaar stelt [eiseres] dat [gedaagde sub 2 en 4] de "algemeen directeur" was van de [bedrijf 1] (conclusie van repliek onder 36), maar uit die enkele stelling vloeit niet voort dat (ook) [gedaagde sub 2 en 4] (voor zich) handelde onder de naam [bedrijf 1]. Evenmin is gesteld of gebleken dat de [bedrijf 1] een rechtspersoon is. Dat [gedaagde sub 1 en 3] ooit van plan is geweest om [bedrijf 1] een handelsnaam van [gedaagde sub 5] te doen zijn, zoals door [gedaagden] is aangevoerd, is niet relevant nu gesteld noch gebleken is dat aan dat plan uitvoering is gegeven. Dat [gedaagde sub 5] als betaaladres voor [bedrijf 1] fungeerde (conclusie van antwoord onder 39), rechtvaardigt niet de conclusie dat [bedrijf 1] een handelsnaam van [gedaagde sub 5] is. Ook uit de overige stellingen van [eiseres] kan niet worden afgeleid dat zij de behandelings¬overeenkomst met een ander dan [gedaagde sub 1 en 3] - handelende onder de naam [bedrijf 1] - is aangegaan. [eiseres] heeft de afspraken omtrent de medische behandeling gemaakt met [gedaagde sub 1 en 3] en dat zij heeft met [gedaagde sub 1 en 3] afgesproken dat hij de operatie zou verrichten. Dat naast [gedaagde sub 1 en 3] ook [gedaagde sub 2 en 4] in de [bedrijf 1] werkzaam was, dat ook zij contact heeft gehad met [eiseres] en dat zij mogelijk ook in een ondersteunende functie betrokken was bij de behandeling van [eiseres] doet daar niet aan af.
4.3. De rechtbank neemt bij de beoordeling in aanmerking dat [eiseres] aan haar vorderingen uitdrukkelijk ten grondslag heeft gelegd dat [gedaagden] "zich bij het uitvoeren van de operatie op 27 maart 2009 schuldig heeft/hebben gemaakt aan wanprestatie dan wel een onrechtmatig daad en derhalve aansprakelijk is/zijn voor de door [eiseres] dientengevolge geleden en/of te lijden materiële en immateriële schade". [eiseres] heeft aan haar vorderingen derhalve ten grondslag gelegd verwijten/tekortkomingen die het uitvoeren van de operatie op 27 maart 2009 betreffen.
4.4. Nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 5] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het uitvoeren van de operatie, kan worden vastgesteld dat zij zich daarbij ook niet schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie dan wel aan een onrechtmatige daad. De vorderingen tegen [gedaagde sub 5] zullen derhalve worden afgewezen.
4.5. Dat [gedaagde sub 2 en 4] een verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het uitvoeren van de operatie op 27 maart 2009 heeft [eiseres] niet voldoende gesteld, althans [eiseres] heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 2 en 4], betreffende stellingen niet voldoende gehandhaafd. [gedaagde sub 2 en 4] heeft aangevoerd dat zij nimmer heeft geassisteerd bij eigenlijke operatieve handelingen (conclusie van antwoord onder 62). [eiseres] heeft vervolgens slechts 'bij gebrek aan wetenschap' betwist dat [gedaagde sub 2 en 4] niet heeft geassisteerd bij eigenlijke operatieve handelingen. Voorts heeft [eiseres] gewezen op de verzwaarde stelplicht van de arts.
4.6. Bij gebreke van een deugdelijke toelichting van de zijde van [eiseres] is niet in te zien op welke grond in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2 en 4] op [gedaagde sub 2 en 4] een zelfstandige verzwaarde stelplicht rust. Weliswaar is [gedaagde sub 2 en 4] arts, maar tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2 en 4] is geen behandelingsovereenkomst tot stand gekomen. Evenmin staat vast dat [gedaagde sub 2 en 4] [eiseres] op 27 maart 2009 heeft behandeld. De behandelingsovereenkomst is tot stand gekomen tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1 en 3]. Daarbij is afgesproken dat [gedaagde sub 1 en 3] de operatie zou verrichten, hetgeen - zo is tussen partijen niet in geschil - ook is geschied. [gedaagde sub 2 en 4] kan mogelijk worden aangemerkt als een door [gedaagde sub 1 en 3] bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst ingeschakelde hulppersoon, maar krachtens de hoofdregel van het bewijsrecht rust op [eiseres], in haar verhouding tot [gedaagde sub 2 en 4], de stelplicht en bewijslast van de aan haar vorderingen tegen [gedaagde sub 2 en 4] ten grondslag gelegde stelling dat [gedaagde sub 2 en 4] zich bij het uitvoeren van de operatie op 27 maart 2009 jegens haar schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie dan wel aan een onrechtmatige daad. Nu [eiseres] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die de conclusie kunnen dragen dat [gedaagde sub 2 en 4] zich bij het uitvoeren van de operatie jegens haar wanprestatie dan wel aan een onrechtmatige daad heeft gepleegd, is de enkele stelling dat [gedaagde sub 2 en 4] zulks heeft gedaan onvoldoende onderbouwd. De vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2 en 4] zullen derhalve worden afgewezen.
4.7. Hetgeen resteert zijn de tegen [gedaagde sub 1 en 3] gerichte vorderingen. [gedaagde sub 1 en 3] voert bij conclusie van dupliek onder 41 zelf aan dat "in een beperkt aantal gevallen na behandeling in de [bedrijf 1] sprake is geweest van (met name pseudomonas-)infecties, waarbij het in alle gevallen gaat om behandelingen na 1 januari 2009." Nu ook bij [eiseres] van een infectie sprake was, acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat (ook) zij die infectie in de [bedrijf 1] heeft opgelopen. Dat onbekend is gebleven wat de aard van de infectie was doordat geen kweken zijn afgenomen, doet daar niet aan af.
4.8. [gedaagde sub 1 en 3] voert aan dat het feit van de besmetting van diverse na 1 januari 2009 in de [bedrijf 1] behandelde patiënten erop zou kunnen wijzen dat op enig moment een defect in het steriliteitscircuit in de [bedrijf 1] is opgetreden. Daarvoor zijn in de visie van [gedaagde sub 1 en 3] vele - naar de rechtbank begrijpt: mogelijke - oorzaken aan te wijzen en het hoeft zijns inziens niet te betekenen dat hem een verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank kan [gedaagde sub 1 en 3] hierin in zoverre volgen dat in het algemeen het enkele feit van een opgetreden infectie niet meebrengt dat de hulpverlener een verwijt kan worden gemaakt. Het optreden van een infectie kan immers een aan niemand te verwijten complicatie zijn. De oorzaak daarvan zal in veel gevallen achteraf ook niet meer vast te stellen zijn. Echter, de [bedrijf 1] is door de Inspectie gesloten, onder meer omdat zij - dat wil zeggen [gedaagde sub 1 en 3] - in de visie van de Inspectie niet beschikte over een adequate vorm van luchtbehandeling, noch over een OK (operatiekamer) klasse 1 of een OK klasse 2, terwijl er wel operaties (borstvergrotingen) uitgevoerd werden die in een dergelijke OK uitgevoerd dienen te worden, omdat de [bedrijf 1] voorts niet beschikte over een infectiepreventiebeleid, omdat door de ruimtelijke indeling van de instelling ook niet voorzien kon worden in een adequate infectiepreventie en omdat het sterilisatieproces in de [bedrijf 1] op essentiële onderdelen niet voldeed aan de toepasselijke richtlijn.
4.9. Weliswaar heeft [gedaagde sub 1 en 3] de door de Inspectie aan hem gemaakte ernstige verwijten, welke [eiseres] tot de hare heeft gemaakt, weersproken, maar [gedaagde sub 1 en 3] is er niet in geslaagd die verwijten in deze procedure adequaat te weerleggen. Onder deze omstandigheden is het dermate aannemelijk dat de bij [eiseres] opgetreden infectie aan [gedaagde sub 1 en 3] kan worden verweten, dat zulks in rechte mag worden aangenomen. Voor zover er in dit verband sprake is van de door [gedaagde sub 1 en 3] gestelde causaliteitsonzekerheid (conclusie van dupliek onder 41) - omdat moet worden aangenomen dat de precieze oorzaak van de infectie (thans) niet (meer) kan worden vastgesteld - komt die onzekerheid onder deze omstandigheden in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1 en 3] ten laste van [gedaagde sub 1 en 3]. Voor het gelasten van een deskundigenonderzoek hieromtrent ziet de rechtbank geen aanleiding. Immers, gesteld noch gebleken is dat de oorzaak van de infectie met een dergelijk onderzoek (thans nog) achterhaald zou kunnen worden. Dat [gedaagde sub 1 en 3] op andere wijze tegenbewijs zou kunnen leveren, is evenmin gesteld of gebleken.
4.10. Hetgeen [gedaagde sub 1 en 3] nog mededeelt omtrent het zeer grote aantal door hem bij Nederlandse patiënten verrichte borstvergrotingen vanaf begin 2007 (circa 1400) (conclusie van dupliek onder 36) - waarmee [gedaagde sub 1 en 3] kennelijk aannemelijk wil maken dat het percentage opgetreden infecties na behandeling door [gedaagde sub 1 en 3] relatief beperkt is - acht de rechtbank misleidend. Immers, het gaat bij beoordeling van het door [eiseres] gestelde sterk verhoogde infectierisico niet om borstvergrotingen die [gedaagde sub 1 en 3] heeft uitgevoerd bij Nederlandse patiënten, maar om borstvergrotingen die [gedaagde sub 1 en 3] heeft uitgevoerd in de [bedrijf 1]. Bij conclusie van antwoord (onder 4) heeft [gedaagde sub 1 en 3] aangevoerd dat hij in de [bedrijf 1] vanaf april 2008 20-25 borstvergrotingen per maand verrichtte. Nu de [bedrijf 1] eind juni 2009 op last van de Inspectie is gesloten, heeft [gedaagde sub 1 en 3] daar volgens zijn eigen stellingen niet meer dan maximaal 375 (15 x 25) borstvergrotingen uitgevoerd. In het kader van een gemotiveerde betwisting van de stellingen van [eiseres] over het sterk verhoogde infectierisico in de [bedrijf 1] lag het echter op de weg van [gedaagde sub 1 en 3] om exact aan te geven welk aantal borstvergrotingsoperaties hij in de [bedrijf 1] heeft uitgevoerd en in hoeveel gevallen zich nadien infecties hebben voorgedaan. Die informatie heeft [gedaagde sub 1 en 3] niet verstrekt. Met betrekking tot het infectierisico in de [bedrijf 1] is voorts relevant dat [gedaagde sub 1 en 3] wel heeft erkend dat zich met betrekking tot de steriliteit in de [bedrijf 1] mogelijk problemen hebben voorgedaan als gevolg waarvan diverse patiënten die in dezelfde periode (na 1 januari 2009) eenzelfde type operatie hebben ondergaan zijn besmet met hetzelfde type bacterie (conclusie van dupliek onder 41). Uit het inhoudelijk door [gedaagde sub 1 en 3] onvoldoende weersproken rapport van de Inspectie leidt de rechtbank af dat [gedaagde sub 1 en 3] er een ernstig verwijt van kan worden gemaakt dat hij [eiseres] heeft geopereerd in de [bedrijf 1], terwijl de omstandigheden daar zodanig waren dat het risico op infectie sterk was vergroot. Dat risico heeft zich bij [eiseres] gerealiseerd, met de uit de overgelegde medische informatie blijkende ernstige gevolgen van dien.
4.11. Voor wat betreft de door [gedaagde sub 1 en 3] bij [eiseres] uitgevoerde borstvergrotende operatie is de conclusie derhalve dat [gedaagde sub 1 en 3] bij zijn werkzaamheden niet de zorg van een goed hulpverlener in acht heeft genomen en dat hij niet heeft gehandeld in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Dat betekent dat sprake is van wanprestatie en dat [gedaagde sub 1 en 3] verplicht is de dientengevolge door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden. In zoverre zal het gevorderde onder 1 worden toegewezen, op de wijze zoals hierna geformuleerd. Nu [gedaagde sub 1 en 3] wordt veroordeeld tot vergoeding van bij staat op te maken schade heeft [eiseres] daarnaast geen belang bij een verklaring voor recht. Die zal derhalve niet worden toegewezen.
4.12. Het gevorderde onder 2 (buitengerechtelijke kosten) zal worden afgewezen. Na gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 1 en 3] heeft [eiseres] niet voldoende gehandhaafd dat sprake is geweest van andere buitengerechtelijke verrichtingen dan die waarvoor de te begroten proceskosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.13. [gedaagde sub 1 en 3] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [eiseres] gevallen proceskosten inclusief de kosten van de ten laste van [gedaagde sub 1 en 3] gelegde beslagen.
4.14. [eiseres] is ten opzichte van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] in het ongelijk gesteld. Zij zal in de kosten van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] worden veroordeeld. [gedaagden] heeft echter gezamenlijk een advocaat ingeschakeld. Deze heeft niet meer - of meer noemenswaardig bewerkelijke - processtukken genomen, dan indien louter [gedaagde sub 1 en 3] in rechte zou zijn betrokken. Daarom begroot de rechtbank de door [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] gemaakte (extra) kosten op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden materiële en immateriële schade die het gevolg is van de wanprestatie waaraan [gedaagde sub 1 en 3] zich bij het uitvoeren van de operatie op 27 maart 2009 schuldig heeft gemaakt, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van het betreffende schadebedrag (de dag waarop de betreffende schadepost is verschenen) tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3] in de aan de zijde van [eiseres] gevallen kosten van deze procedure, die van het ten laste van [gedaagde sub 1 en 3] gelegde beslag daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 2.182,79, waarvan te voldoen:
a. aan de griffier van deze rechtbank (rekeningnummer 56.99.90.688, ten name
van MvJ Arrondissement Rotterdam [545]), onder vermelding van zaak- en
rolnummer:
€ 120,00 aan in debet gesteld vast recht,
€ 563,79 aan in debet gestelde kosten voor de deurwaarder,
€ 1.356,00 aan salaris voor de advocaat,
--------------- +
€ 2.039,79
b. aan de advocaat van [eiseres]:
€ 143,00 voor het niet in debet gestelde deel van het vast recht,
5.3. veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [gedaagde sub 1 en 3] 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen,
5.4. bepaalt met betrekking tot de (na)kosten, behoudens voor wat betreft de eventuele verhoging met € 68,00 ingeval van betekening, dat [gedaagde sub 1 en 3] deze dient te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3], voor het geval voldoening van die (na)kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening,
5.5. veroordeelt [eiseres] in de aan de zijde van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] gevallen kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] begroot op nihil,
5.6. verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.(
1729/336