ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370745 / HA ZA 11-172
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in een nalatenschapszaak met betrekking tot een geldlening

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een vordering die is ingesteld door [eiser] in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van [persoon 1]. De vordering is gebaseerd op een geldleningsovereenkomst tussen [persoon 1] en [gedaagde], waarbij [eiser] betaling vordert van een bedrag van € 9.785,60, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft op 8 juni 2011 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de vraag centraal stond of de rechtbank Rotterdam bevoegd was om van de vordering kennis te nemen.

De procedure begon met een dagvaarding op 10 januari 2011, gevolgd door een incidentele conclusie van [gedaagde] waarin hij een exceptie van onbevoegdheid inriep. [gedaagde] stelde dat de vordering niet onder de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam viel, omdat het geen zaak betrof die gerelateerd was aan een nalatenschap, maar aan een geldleningsovereenkomst. [eiser] betwistte dit en stelde dat de vordering wel degelijk betrekking had op de nalatenschap, waardoor artikel 104 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing was.

De rechtbank overwoog dat in zaken betreffende nalatenschappen, naast de rechter van de woonplaats van de gedaagde, ook de rechter van de laatste woonplaats van de overledene bevoegd is. Aangezien [persoon 1] in Rotterdam is overleden, concludeerde de rechtbank dat zij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank wees de vordering van [gedaagde] tot onbevoegdverklaring af en reserveerde de uitspraak over de kosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 370745 / HA ZA 11-172
Vonnis in incident van 8 juni 2011
in de zaak van
[eiser] in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [persoon 1],
wonende te Veenendaal,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. drs. A.M. Slootweg,
tegen
[gedaagde],
wonende te Franeker,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. W.S. Santema.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 januari 2011,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil
in de hoofdzaak
2.1. [eiser] vordert – verkort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 9.785,60, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2. [eiser] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat uit het testament van zijn vader, [persoon 1] (hierna: [persoon 1].), blijkt dat laatstgenoemde aan [gedaagde] een bedrag van in totaal € 7.300,00 heeft geleend. Aan een deel van dit bedrag ligt een overeenkomst van geldlening ten grondslag. [eiser] vordert betaling van dit bedrag in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [persoon 1]. Nu [persoon 1]. in Rotterdam is overleden, is de rechtbank Rotterdam op grond van art. 104 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
in het incident
2.3. [gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering van [eiser] kennis te nemen en de zaak verwijst naar de rechtbank Leeuwarden.
2.4. Aan deze vordering legt [gedaagde] het volgende ten grondslag. De vordering in de hoofdzaak betreft nakoming van een gestelde geldleningsovereenkomst, waarbij [gedaagde] enkel als schuldenaar wordt aangesproken. Het gaat derhalve niet om een zaak betreffende een nalatenschap zoals bedoeld in artikel 104 Rv, zodat dit artikel niet van toepassing is. De rechter van de woonplaats van [gedaagde] is derhalve bevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen.
2.5. [eiser] heeft de vordering gemotiveerd weersproken en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde] in de kosten van het incident. [eiser] stelt daartoe kort gezegd dat er sprake is van een vordering betreffende een nalatenschap, zodat artikel 104 Rv van toepassing is.
3. De beoordeling
in het incident
3.1. Het verweer dat de rechtbank niet relatief bevoegd is, is vóór alle weren ten gronde en derhalve tijdig gevoerd. De rechtbank overweegt ten aanzien van haar relatieve bevoegdheid als volgt.
3.2. In zaken betreffende nalatenschappen is naast de rechter van de woonplaats van de gedaagde ook de rechter van de laatste woonplaats van de overledene bevoegd, zo volgt uit artikel 104 lid 1 Rv.
3.3. Tussen partijen is in geschil of de hoofdzaak kan worden gekwalificeerd als een zaak betreffende een nalatenschap, zoals bedoeld in artikel 104 lid 1 Rv. [eiser] heeft de vordering in de hoofdzaak ingesteld in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [persoon 1]. [eiser] heeft aan deze vordering overeenkomsten van geldlening tussen erflater en [gedaagde] ten grondslag gelegd en gesteld dat deze overeenkomsten van geldlening deel uitmaken van de nalatenschap. De vordering betreft derhalve een vordering van de nalatenschap tot betaling van een bedrag, welk bedrag, bij toewijzing van de vordering, toekomt aan de nalatenschap. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de hoofdzaak daarom moet worden gekwalificeerd als een zaak betreffende een nalatenschap.
3.4. Onweersproken gesteld is dat de laatste woonplaats van [persoon 1]. Rotterdam is geweest. Deze rechtbank is daarom (mede) bevoegd om van de vordering van [eiser] kennis te nemen.
3.5. De uitspraak over de kosten zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
3.6. De rechtbank zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst de vordering af;
4.2. reserveert de uitspraak over de kosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
4.3. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 20 juli 2011 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.(
1902/1980