ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7615

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/4174 TELEC – T1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen frequentievergunningen voor commerciële radio-omroepen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen Broadcast Newco Two B.V. en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Burger, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarin het bezwaar van eiseres tegen de aankondiging van 19 juli 2010 niet-ontvankelijk werd verklaard. Deze aankondiging betrof de intentie van de minister om bij de verlenging van frequentievergunningen voor commerciële radio-omroepen, de locaties van zenders niet langer op te nemen in de vergunningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van de minister geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, omdat het slechts een aankondiging betreft zonder rechtsgevolgen. Tijdens de zitting op 11 april 2011 zijn zowel eiseres als verweerder niet verschenen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/4174 TELEC – T1
Uitspraak in het geding tussen
Broadcast Newco Two B.V., gevestigd te Terneuzen, eiseres,
gemachtigde mr. P. Burger, advocaat te Amsterdam,
en
de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, voorheen minister van Economische Zaken (Agentschap Telecom), verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 13 september 2010 heeft verweerder het bezwaar van 27 augustus 2010
niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2011. Eiseres en verweerder zijn met kennisgeving niet verschenen.
2 Overwegingen
Bij brief van 19 juli 2010 heeft verweerder aangekondigd de in de in 2003 aan commerciële radio-omroepen verleende frequentievergunningen opgenomen opstelpunten te Utrecht, Zwolle en Groningen – welke vergunningen per 1 september 2011 eindigen – bij een eventuele verlenging van die vergunningen op grond van artikel 9, eerste lid, van het Frequentiebesluit niet langer te willen opnemen in de (verlengde) vergunning.
Tegen de brief van 19 juli 2010 heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De brief van 19 juli 2010 bevat niet meer dan een aankondiging van hetgeen verweerder voornemens is te besluiten, indien de betreffende vergunningen verlengd zouden worden. Van een op rechtsgevolg gericht besluit, waaruit aldus concrete rechten en/of verplichtingen voortvloeien, is geen sprake.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat van een besluit tot verlenging van de betreffende vergunningen ten tijde van het bestreden besluit nog geen sprake was.
Gelet hierop dient het beroep van eiseres ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
2 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in tegenwoordigheid van R.P. Evegaars, griffier.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 9 juni 2011.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: