ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/4482 VEROR-T2 en AWB 11/768 VEROR-T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bekostiging voor leerlingenvervoer van hoogbegaafde leerlingen

In deze zaak gaat het om de toekenning van bekostiging voor leerlingenvervoer van hoogbegaafde leerlingen. Eisers, ouders van een hoogbegaafde zoon, hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor bekostiging van het leerlingenvervoer naar de basisschool het Pluspunt in Rotterdam. De rechtbank Rotterdam heeft op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. De ouders stelden dat het Pluspunt de dichtstbijzijnde toegankelijke basisschool voor hun zoon was en dat de begeleiding op de Groen van Prinstererschool niet voldoende was. De rechtbank oordeelde dat de ouders niet aannemelijk hebben gemaakt dat er binnen een straal van zes kilometer van hun woning geen andere basisscholen zijn die passend onderwijs kunnen bieden. De rechtbank concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het Pluspunt niet de dichtstbijzijnde school is. De rechtbank heeft de beroepen van de ouders ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gelaten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ouders om voldoende bewijs te leveren voor hun claims over de geschiktheid van scholen voor hun kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nrs.: AWB 10/4482 VEROR-T2 en AWB 11/768 VEROR-T2
Uitspraak in de gedingen tussen
[ouder A] en [ouder B], wonende te [plaats], eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 1 maart 2010 (hierna: primair besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor bekostiging van het leerlingenvervoer van hun zoon [naam zoon] naar openbare basisschool het Pluspunt te Rotterdam (hierna: het Pluspunt) voor het schooljaar 2009-2010 met als ingangsdatum 1 januari 2010 afgewezen.
Bij besluit van 28 september 2010 (hierna: bestreden besluit I) heeft verweerder het door eisers tegen primair besluit I gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 5 juli 2010 (hierna: primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor bekostiging van het leerlingenvervoer van [naam zoon] naar het Pluspunt voor het schooljaar 2010-2011 afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Bij besluit van 26 januari 2011 (hierna: bestreden besluit II) heeft verweerder het door eisers tegen primair besluit II gemaakte bezwaar met betrekking tot de afwijzing op grond van artikel 4:6 van de Awb gegrond verklaard en de overige bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden besluiten hebben eisers beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2011, waar beide zaken gevoegd zijn behandeld. Eisers waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Lems.
2 Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de Wpo) verstrekken burgemeester en wethouders ten behoeve van het schoolbezoek aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de overige leden.
Ingevolge artikel 4, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wpo bepaalt de regeling dat de kosten worden vergoed van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke basisschool of, indien een leerling op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs is aangewezen, de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wpo wordt het onderwijs zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Barendrecht 2003 (hierna: de verordening) kennen burgemeester en wethouders aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de verordening, voor zover hier van belang, wordt bekostiging van de vervoerskosten toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de verordening, voor zover hier van belang, verstrekken burgemeester en wethouders aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.
Ingevolge artikel 29 van de verordening kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie voor de begeleiding, de regionale verwijzingscommissie en eventueel andere deskundigen.
2.2 [naam zoon] bezoekt per 1 januari 2010 de Leonardogroep van het Pluspunt. Eisers hebben op 8 december 2009 en 9 juni 2010 een aanvraag voor bekostiging van het leerlingenvervoer ingediend. Op verzoek van verweerder hebben zij bij brief van 15 december 2009 een schriftelijke verklaring van een psycholoog overgelegd, waaruit blijkt dat [naam zoon] hoogbegaafd is en een IQ heeft van 130. Vóór 1 januari 2010 bezocht [naam zoon] de Groen van Prinstererschool te Barendrecht.
2.3 Verweerder heeft aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat de aanvragen niet voldoen aan de in de verordening opgenomen voorwaarden en dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van de bepalingen van de verordening dient te worden afgeweken. De hardheidsclausule van artikel 29 is volgens verweerder slechts bedoeld voor leerlingen bij wie sprake is van een cumulatie van problemen op medisch, pedagogisch en sociaal niveau. De enkele omstandigheid dat [naam zoon] hoogbegaafd is, vormt daartoe geen reden.
2.4 Eisers hebben aangevoerd dat de afwijzing van de aanvragen strijd oplevert met artikel 8, eerste lid, van de Wpo. Voor de criteria waaraan onderwijs voor hoogbegaafden dient te voldoen, verwijzen eisers naar de uitspraak van de rechtbank Assen van 31 december 2009 (LJN BL4308), die is bekrachtigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling; uitspraak van 13 oktober 2010, LJN BO0246).
De dichtstbijzijnde school waar onderwijs wordt geboden dat aan deze criteria voldoet is volgens eisers het Pluspunt. De reguliere basisscholen in Barendrecht voldoen hier niet aan. Eisers zijn van mening dat de Leonardogroep van het Pluspunt feitelijk gelijkgesteld dient te worden aan een speciale school voor basisonderwijs. Eisers hebben voorts aangevoerd dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd en dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
2.5 De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 De rechtbank stelt vast, onder verwijzing naar haar uitspraak van 8 september 2009 (LJN BJ8228), dat het Pluspunt een reguliere school voor basisonderwijs is. De omstandigheid dat binnen deze school de mogelijkheid wordt geboden tot het volgen van Leonardo-onderwijs maakt niet dat het Pluspunt dient te worden gelijkgesteld aan een speciale school voor basisonderwijs.
2.7 Niet in geschil is dat [naam zoon] hoogbegaafd is en dat het Pluspunt een voor hem toegankelijke school is. Dit betekent echter niet dat verweerder gehouden is tot bekostiging van het vervoer naar het Pluspunt. Daarvan kan alleen sprake zijn, middels toepassing van artikel 29 van de verordening, indien de afwijzing tot bekostiging strijd oplevert met artikel 8, eerste lid, van de Wpo. Dit doet zich voor indien zich binnen een straal van zes kilometer van de woning van [naam zoon] geen school bevindt waar onderwijs wordt gegeven dat zodanig is ingericht dat [naam zoon] een ononderbroken ontwikkelingsproces kan doorlopen en dat is afgestemd op de voortgang in zijn ontwikkeling
2.8 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het Pluspunt niet de dichtstbijzijnde voor [naam zoon] toegankelijke basisschool is. Uit de door verweerder overgelegde rapportage van [naam], intern begeleider bovenbouw bij de Groen van Prinstererschool, blijkt dat op deze school vanaf het schooljaar 2009-2010 extra materiaal, een aangepast weekprogramma en begeleiding aan [naam zoon] is aangeboden. De school als geheel had weliswaar nog geen uitgewerkt plusbeleid, maar was wel bezig een dergelijk beleid op te zetten. In januari 2010, juist toen [naam zoon] de overstap naar het Pluspunt heeft gemaakt, is binnen de school een eigen plusgroep gestart. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de geboden en nog te bieden begeleiding door de Groen van Prinstererschool voor [naam zoon] ontoereikend was. Voorts hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat er binnen een straal van zes kilometer van hun woning geen andere basisscholen zijn die onderwijs kunnen bieden dat recht doet aan het ontwikkelingsproces van [naam zoon].
2.9 Het beroep op het gelijkheidsbeginsel, onder verwijzing naar de leerlingen [namen leerlingen 1 en 2], slaagt niet. Volgens verweerder is aan [naam leerling 1] een vergoeding toegekend vanwege een cumulatie van medische, psychologische en sociale omstandigheden en de rechtbank heeft geen reden om die uitleg voor onjuist te houden. Voorts heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat het toekennen van een vergoeding aan [naam leerling 2] een eenmalige gebeurtenis is geweest en geen bestendige gedragslijn. Het beroep op het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel kan dan ook niet slagen.
2.10 Gelet op het vorenstaande kunnen de bestreden besluiten in stand blijven en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
2.11 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzitter, en mr. J. Bergen en mr. B. van Velzen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 1 juni 2011.
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eisers worden begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.