ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7181
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen DCMR en Burgfonds c.s. met betrekking tot koopovereenkomst
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is de relatieve bevoegdheid van de rechtbank aan de orde. De eiseres, DCMR Milieudienst Rijnmond, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder Burgfonds B.V., BO Beheer B.V. en BFO Ontwikkeling B.V., met betrekking tot een koopovereenkomst uit oktober 2007. Burgfonds c.s. heeft in een incidentele conclusie van eis gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering kennis te nemen, omdat zij van mening zijn dat de rechtbank niet bevoegd is op basis van de forumkeuze in de koopovereenkomst. DCMR heeft de vordering gemotiveerd betwist en aangevoerd dat de koopovereenkomst een forumkeuzebeding bevat waarin deze rechtbank als bevoegde rechtbank is aangewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering in de hoofdzaak mede is gebaseerd op de koopovereenkomst, die een forumkeuzebeding bevat. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake is van samenhang tussen de vorderingen jegens de verschillende gedaagden, wat de bevoegdheid van de rechtbank verder ondersteunt. De incidentele vordering van Burgfonds c.s. is afgewezen, en zij zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord, waarbij is opgemerkt dat een incidentele vordering tot onbevoegdheid eerst moet worden beslist voordat de hoofdzaak verder kan worden behandeld. De rechtbank heeft benadrukt dat uitstel voor de conclusie van antwoord ambtshalve peremptoir is, wat betekent dat een peremptoirstelling niet nodig is. Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011.