ECLI:NL:RBROT:2011:BQ6199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
367093 / HA ZA 10-3409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Frima
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en aanvulling van testament na ontbinding van erfgenaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de uitleg en aanvulling van een testament. De zaak betreft de nalatenschap van [persoon 1], die in zijn testament de Vereniging Vrienden van Verpleeghuis 'Vijf Havens' als erfgenaam had benoemd. Deze vereniging werd echter op 30 juni 1998 ontbonden wegens het ontbreken van baten. De stichtingen, die als eiseressen optraden, vorderden dat de rechtbank zou verklaren dat in plaats van de ontbonden vereniging de Stichting Vrienden van de Stichting 'De Stromen' of de Stichting De Stromen Opmaat Groep als erfgenaam moest worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichtingen primair een beroep deden op artikel 4:46 van het Burgerlijk Wetboek, dat de uitleg van een testament regelt. De rechtbank oordeelde dat het testament van [persoon 1] niet zonder meer onduidelijk was, maar dat het wel noodzakelijk was om te onderzoeken wat de bedoeling van de erflater was geweest. De subsidiaire grondslag van de vordering was gebaseerd op artikel 4:47 BW, dat de mogelijkheid biedt om een testament aan te vullen als de uitvoering ervan blijvend onmogelijk is.

De rechtbank concludeerde dat het zeer waarschijnlijk was dat [persoon 1] zijn testament zou hebben gewijzigd ten gunste van de stichting sub 1, indien hij had geweten dat de vereniging niet meer bestond. De rechtbank oordeelde dat de stichting sub 1 de nalatenschap zou ontvangen, en dat de executeur tot betaling van een deel van de nalatenschap aan deze stichting moest worden veroordeeld. De vordering van de stichting sub 2 werd afgewezen, omdat de stichtingen hadden aangegeven dat de stichting sub 1 de begunstigde moest zijn. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 367093 / HA ZA 10-3409
Uitspraak: 25 mei 2011
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de stichting
STICHTING VRIENDEN VAN DE STICHTING DE STROMEN,
gevestigd te Rotterdam,
2. de stichting
STICHTING DE STROMEN OPMAAT GROEP,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. M.J.T. Stuart te Amsterdam,
- tegen -
[de executeur], in zijn hoedanigheid van executeur testamentair in de nalaten[per[persoon 1]]
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen worden hierna aangeduid als "de stichting sub 1 en de stichting sub 2” (gezamenlijk ook “de stichtingen") respectievelijk "de executeur".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 15 november 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis van 16 februari 2011 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief van 15 maart 2011 van de stichtingen, met producties;
- het proces-verbaal van de op 30 maart 2011 gehouden comparitie van partijen.
2 De vaststaande feiten
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.2 Op 27 mei 1992 heeft [per[persoon 1] (hierna: [persoon 1]) in zijn laatste testament (hierna: het testament) de Vereniging Vrienden van Verpleeghuis “Vijf Havens” (hierna: de vereniging) voor tweedertigste gedeelte van zijn nalatenschap tot erfgenaam benoemd.
2.3 Naast de vereniging zijn een zestal andere instellingen tot erfgenaam benoemd.
Punt C. van het testament luidt als volgt:
Onder de last van gemeld legaat benoem ik tot erfgenaam van mijn nalatenschap, voor de delen als bij elk der erfgenamen hierna vermeld, en bij aanwas indien een of meer der na te noemen instellingen bij mijn overlijden niet meer mocht(en) bestaan: ……..
2.4 De vereniging is op 30 juni 1998 ontbonden wegens het niet meer aanwezig zijn van bekende baten.
2.5 Op 31 maart 2010 is [persoon 1] overleden.
3 Het geschil
De stichtingen vorderen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) voor recht te verklaren dat in het testament van [persoon 1] in de plaats van de vereniging telkens de Stichting Vrienden van de Stichting “De Stromen” gelezen dient te worden, althans voor recht te verklaren dat in de plaats van de vereniging telkens de Stichting De Stromen Opmaat Groep gelezen dient te worden;
2) de executeur te veroordelen tot betaling van 2/30 deel van de nalatenschap van [persoon 1] aan de rechtspersoon die in de plaats van de vereniging in het testament gelezen moet worden;
3) te bepalen dat iedere partijen haar eigen proceskosten draagt.
De stichtingen hebben primair aan de vordering ten grondslag gelegd dat op grond van artikel 4:46 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het testament zo dient te worden uitgelegd dat de stichting sub 1 erfgenaam is, zoals de vereniging dat zou zijn als zij nog bestaan zou hebben. Subsidiair hebben de stichtingen aan de vordering ten grondslag gelegd dat het testament op grond van artikel 4:47 BW dient te worden aangevuld, in die zin dat [persoon 1] heeft willen regelen dat zijn nalatenschap ten behoeve van de stichting sub 1 dan wel de stichting sub 2 zou komen.
De executeur heeft verweer gevoerd en zich vervolgens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4 De beoordeling
4.1 De primaire grondslag van de vordering ziet op de uitleg van het testament. De stichtingen stellen dat [persoon 1] kennelijk heeft willen regelen dat een deel van zijn vermogen ten goede zou komen aan verpleeghuis De Vijf Havens. Het testament van [persoon 1] heeft geen duidelijke zin voor zover deze de aanwijzing van de vereniging als erfgenaam betreft. Daarom dient het testament zo te worden uitgelegd dat de stichting sub 1 dan wel de stichting sub 2 erfgenaam zijn, aldus de stichtingen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen is van de zijde van de stichtingen aangevoerd dat het de bedoeling is dat de stichting sub 1 de begunstigde wordt.
4.2 Ingevolge artikel 4:46 BW dient bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Daden of verklaren van de erflater buiten de uiterste wil mogen slechts voor de uitleg van een uiterste wilsbeschikking worden gebruikt indien deze zonder die verklaringen geen duidelijke zin heeft.
4.3 De rechtbank is van oordeel dat niet geoordeeld kan worden dat het onderhavige testament, waarin de vereniging één van de zeven instellingen was die als erfgenaam zijn benoemd en waarin is voorzien in de omstandigheid dat een van deze instellingen niet meer zou bestaan, geen duidelijke zin heeft. De primaire grondslag kan dan ook niet leiden tot toewijzing van de vordering.
4.4 De subsidiaire grondslag ziet op de aanvulling van het testament. De stichtingen stellen dat indien [persoon 1] op de hoogte zou zijn geweest van de onmogelijkheid van uitvoering van zijn testament door de ontbinding van de vereniging en de voortzetting van de activiteiten van de vereniging door de stichting sub 1, hij zijn testament zou hebben gewijzigd en de stichting sub 1 zou hebben aangewezen als begunstigde.
4.5 Ingevolge artikel 4:47 BW vervalt een beschikking, wanneer de uitvoering daarvan blijvend onmogelijk is, anders dan als gevolg van een na het overlijden van de erflater ingetreden omstandigheid, zonder dat een andere beschikking daarvoor in de plaats mag worden gesteld, tenzij - voor zover thans van belang - uit de uiterste wil zelf af te leiden is dat de erflater die andere beschikking zou hebben gemaakt, wanneer hem de onmogelijkheid bekend was geweest.
4.6 De vraag die thans dient te worden beantwoord is of het duidelijk is dat [persoon 1] de in de plaatstelling van de vereniging door de stichting sub 1 zou hebben gerealiseerd, indien hij de ontbinding van de vereniging zou hebben voorzien. De rechtbank acht dit het geval. De doelstelling van de vereniging was immers het welzijn en welbevinden van de bewoners van verpleeghuis De Vijf Havens. Ook de stichting sub 1 heeft als doel de levensomstandigheden van bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen te doen veraangenamen, waarbij het mogelijk is gelden toe te kennen aan een specifiek verpleeghuis waaronder verpleeghuis De Vijf Havens. De rechtbank acht het, gezien hetgeen door de stichtingen in de procedure naar voren is gebracht, zeer waarschijnlijk dat [persoon 1] niet op de hoogte was van het feit dat de vereniging was opgehouden te bestaan en hij om die reden dan ook zijn testament niet heeft gewijzigd. De rechtbank leidt uit het testament van [persoon 1] af dat hij, indien hij wel op de hoogte was geweest van de ontbinding van de vereniging, hij zijn testament zou hebben gewijzigd, in die zin dat stichting sub 1 als erfgenaam zou worden benoemd. De rechtbank merkt hierbij op dat ook zijdens de executeur is aangegeven dat hij er niet aan twijfelt dat de nalatenschap door de stichtingen op de juiste wijze zal worden besteed.
4.7 De slotsom is dat de vordering van de stichting sub 1 wordt toegewezen. De vordering van de stichting sub 2 zal worden afgewezen, aangezien ter gelegenheid van de comparitie van partijen zijdens de stichtingen is gesteld dat het de bedoeling is dat de stichting sub 1 begunstigde wordt.
De rechtbank gaat er vanuit dat de stichting sub 1 de nalatenschap zal besteden ten gunste van verpleeghuis De Vijf Havens. Zij verwijst immers in haar dagvaarding nadrukkelijk naar de mogelijkheid om een specifiek verpleeghuis aan te wijzen. De rechtbank acht het zeer waarschijnlijk dat [persoon 1], bij wijziging van zijn testament, van deze mogelijkheid gebruik had gemaakt, gezien de omstandigheid dat de doelstelling van de vereniging uitsluitend gericht was op verpleeghuis De Vijf Havens.
4.8 Zoals door de stichtingen gevorderd, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet geen aanleiding de stichtingen, die immers in het gelijk zijn gesteld, te veroordelen in de proceskosten van de executeur.
5 De beslissing
De rechtbank,
verklaart voor recht dat in het testament van [persoon 1] in de plaats van de vereniging telkens de stichting sub 1 dient te worden gelezen;
veroordeelt de executeur tot betaling van tweedertigste deel van de nalatenschap van [persoon 1] aan de stichting sub 1;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Frima.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1510/1659