ECLI:NL:RBROT:2011:BQ6168

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/4073 WET-T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag reisdocument voor vreemdelingen op basis van Paspoortwet

In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling, een reisdocument voor vreemdelingen aangevraagd op basis van artikel 14 van de Paspoortwet. De rechtbank Rotterdam heeft op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser beschikte echter al over een geldig Chileens paspoort, dat geldig was tot 19 december 2010. De rechtbank oordeelde dat de Paspoortwet geen mogelijkheid biedt om eiser een Nederlands reisdocument voor vreemdelingen te verstrekken, aangezien hij al over een geldig reisdocument van een ander land beschikte. De rechtbank stelde vast dat de argumenten van eiser niet konden leiden tot vernietiging van het bestreden besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, die de aanvraag had afgewezen. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 16 juni 2009, maar het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag werd ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken, te rekenen vanaf de dag na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/4073 WET-T2
Uitspraak in het geding tussen
[naam eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 3 september 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 31 juli 2009 ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2011. Eiser is verschenen. Verweerder is, zonder kennisgeving, niet verschenen.
2 Overwegingen
2.1 Eiser heeft op 16 juni 2009 een reisdocument voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 14 van de Paspoortwet aangevraagd bij de burgemeester van Rotterdam, die deze aanvraag ter verdere behandeling aan verweerder heeft doen toekomen.
2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 31 juli 2010, strekkende tot afwijzing van de aanvraag, ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser beschikte over een Chileens paspoort dat geldig was tot 19 december 2010 waardoor hij niet voldoet aan het gestelde in artikel 14 van de Paspoortwet. Verweerder heeft daarom bedenkingen tegen de verstrekking van een Nederlands reisdocument voor vreemdelingen.
2.3 De rechtbank oordeelt als volgt.
2.3.1 Ingevolge artikel 14 van de Paspoortwet kan aan andere toegelaten vreemdelingen dan bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13, die geen reisdocument van een ander land kunnen verkrijgen dan wel die kunnen aantonen dat van hen redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat zij van een ander land een reisdocument aanvragen, binnen de grenzen bij deze wet bepaald, een reisdocument voor vreemdelingen worden verstrekt.
2.3.2 Voor zover de rechtbank de beroepsgronden van eiser heeft kunnen duiden, kunnen deze niet leiden tot het door hem beoogde doel. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat de Paspoortwet geen mogelijkheid biedt om eiser een reisdocument voor vreemdelingen te verstrekken omdat eiser reeds over een reisdocument van een ander land beschikte, te weten een Chileens paspoort. Dat eiser, naar hij heeft gesteld, zijn Chileense paspoort niet kan gebruiken vanwege een identiteitsverwisseling met een ander, is daarbij niet relevant.
Voor zover het eiser in wezen te doen is om het Nederlanderschap, waarvan hij indertijd afstand heeft gedaan, weer te verkrijgen, kan dat in deze procedure niet aan de orde komen. Eiser kan zich voor informatie daarover eventueel wenden tot de Immigratie- en Naturalisatiedienst, zoals verweerder bij het bestreden besluit ook heeft opgemerkt.
2.3.3 Nu hetgeen eiser heeft aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, moet het beroep ongegrond worden verklaard.
2.3.4 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, voorzitter, mr. D. Haan en mr. R.H.L. Dallinga, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Kuil, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 12 mei 2011.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: