ECLI:NL:RBROT:2011:BQ5565

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
374814 / JE RK 11-726
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Marseille
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten jeugdzorg voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 april 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot gesloten jeugdzorg voor een minderjarige. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en verbleef in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De stichting had een verzoek ingediend tot verlenging van deze maatregelen, omdat de minderjarige nog niet in staat was om thuis te worden geplaatst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft, die zijn ontwikkeling belemmeren. Ondanks dat de minderjarige toe is aan thuisplaatsing, is er momenteel geen geschikt onderwijs beschikbaar, waardoor de kinderrechter heeft besloten de machtiging tot gesloten jeugdzorg te verlengen tot 1 september 2011. De kinderrechter heeft ook de ondertoezichtstelling verlengd tot 6 mei 2012. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, om te voorkomen dat hij zich aan de noodzakelijke zorg zou onttrekken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 22 april 2011
Zaak-/rekestnummer: 374814 / JE RK 11-726
Beschikking in de zaak van:
[instantie 1],
gevestigd te [X],
hierna: de stichting,
met betrekking tot de minderjarige:
[kind], geboren op [datum 1] te [XX],
kind van [persoon 1] en van de met het gezag belaste ouder
[persoon 2], wonende te [adres ].
Het verloop van de procedure
Bij beschikking van 6 mei 2010 is de minderjarige onder toezicht gesteld tot 6 mei 2011.
Bij beschikking van 22 juni 2010 is de machtiging om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven verlengd tot 6 mei 2011.
De stichting heeft op 10 maart 2011 een verzoekschrift ingediend strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige, alsmede strekkende tot verlenging van de machtiging om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen verblijven. Het plan van aanpak, het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en het indicatiebesluit zijn daarbij gevoegd.
Verzoeker heeft verklaard dat zich een geval voordoet als bedoeld in artikel 29b, derde lid van de Wet op de jeugdzorg.
Van de zijde van de stichting is een brief ingekomen, gedateerd 20 april 2011, met als bijlage een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper.
De zaak is behandeld op 22 april 2011.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat mr. D. Koeslan-van Walsum;
- de moeder;
- de stichting, vertegenwoordigd door [persoon 3].
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De beoordeling
De stichting heeft de verzoeken ter terechtzitting gehandhaafd. De stichting heeft aangevoerd dat hoewel de minderjarige toe is aan een thuisplaatsing, hij tot de zomervakantie in de gesloten jeugdzorg geplaatst dient te blijven daar er momenteel geen plaats voor hem is in het cluster 4 onderwijs. Daardoor heeft de minderjarige nog geen dagbesteding terwijl dat wel noodzakelijk is om de thuisplaatsing succesvol te laten verlopen.
De advocaat van de minderjarige en de moeder hebben zich niet verzet tegen de verzoeken van de stichting.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Hoewel de minderjarige toe is aan een thuisplaatsing kan thuisplaatsing niet worden geëffectueerd omdat er geen geschikt onderwijs voor hem beschikbaar is. De gezinsvoogd doet er alles aan om de minderjarige geplaatst te krijgen in het cluster 4 onderwijs. De verantwoordelijke instanties zijn blijkbaar niet in staat ervoor te zorgen dat de minderjarige dat onderwijs krijgt waar hij recht op heeft. Zonder dagbesteding is het risico groot dat de minderjarige terugvalt in de problematiek op grond waarvan hij uit huis is geplaatst. De kinderrechter zal de machtiging in het belang van de minderjarige verlenen, hoewel naar haar oordeel niet meer wordt voldaan aan de criteria voor gesloten plaatsing. Derhalve zal machtiging slecht tot 1 september 2011 worden verleend.
Op grond van de overgelegde stukken en de afgelegde verklaringen is de kinderrechter van oordeel dat de duur van de ondertoezichtstelling dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de verlenging van het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg tot 1 september 2011 noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of door anderen daaraan zal worden onttrokken.
De beslissing
Verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot 6 mei 2012.
Verleent met ingang van 6 mei 2011 nieuwe machtiging om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen verblijven tot 1 september 2011.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Marseille, kinderrechter, in bijzijn van Van der Aa, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.