ECLI:NL:RBROT:2011:BQ5102

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
355795 /HA ZA 10-1768
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en toepasselijkheid van Fenex-condities in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2011, betreft het een bevoegdheidsincident tussen BDP Netherlands B.V. en [gedaagde]. BDP vorderde in de hoofdzaak dat de rechtbank zich bevoegd verklaarde om kennis te nemen van de vordering tegen [gedaagde], terwijl [gedaagde] zich op het standpunt stelde dat de Fenex-condities van toepassing waren, die een arbitragebeding bevatten. De rechtbank heeft de vordering tot onbevoegdverklaring van [gedaagde] afgewezen en geoordeeld dat de Fenex-condities niet van toepassing zijn.

De rechtbank overwoog dat de werkzaamheden die [gedaagde] voor BDP heeft verricht, niet onder de definitie van stuwadoorswerkzaamheden of opslag vallen zoals bedoeld in de Fenex-condities. BDP had [gedaagde] opdracht gegeven voor de overslag van dozen met fietsen, waarbij de dozen uit containers moesten worden gelost en op pallets moesten worden gestapeld. [gedaagde] had echter niet voldoende duidelijk gemaakt welke algemene voorwaarden van toepassing waren op de werkzaamheden, waardoor de rechtbank concludeerde dat geen van beide sets voorwaarden van toepassing waren.

De rechtbank oordeelde dat de Fenex-condities niet als overeengekomen konden worden beschouwd, en dat het arbitrale beding derhalve niet van toepassing was op het geschil. De rechtbank heeft [gedaagde] in de kosten veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van BDP zijn begroot op nihil aan verschotten en € 904,- aan salaris van de advocaat. De zaak zal opnieuw worden uitgeroepen ter rolle voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] op 25 mei 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 355795 /HA ZA 10-1768
Uitspraak: 13 april 2011
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BDP NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
verweerster in het incident,
advocaat: mr E. Wilke,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat: mr W.M. van Rossenberg.
Partijen worden hierna aangeduid als "BDP" respectievelijk "[gedaagde]".
1. Het verloop van het geding
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 27 mei 2010 en de door BDP overgelegde producties;
- incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid, met producties;
- conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
1.2
Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten door hun raadslieden, die zich daarbij bedienden van pleitnotities.
2. De vordering in de hoofdzaak
2.1
De vordering luidt om bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde], zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de procedure tussen BDP en RSB Trade BV (hierna: "RSB"), te veroordelen om aan BDP te betalen het bedrag waartoe zij in de procedure tussen haar en RSB mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding in vrijwaring.
2.2
BDP heeft aan deze vordering - kort weergegeven - de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
1. in april 2009 heeft BDP aan [gedaagde] een opdracht gegeven met betrekking tot de overslag van dozen met fietsen vanuit containers naar trailers;
2. [gedaagde] heeft bij de uitvoering van deze opdracht niet de zorgvuldigheid betracht die van haar als professioneel overslagbedrijf verwacht had mogen worden. [gedaagde] heeft de dozen op horizontale wijze op pallets gestapeld, terwijl zij had moeten begrijpen dat deze verticaal moesten worden gestapeld;
3. volgens de opdrachtgever van BDP, RSB (ook aangeduid als Anyone), is door deze wijze van stapelen schade ontstaan aan de dozen en de fietsen;
4. tussen BDP en RSB wordt voor deze rechtbank een procedure gevoerd (onder zaak-/rolnummer 333537/HA ZA 09-1752), waarin RSB BDP in reconventie heeft aangesproken tot schadevergoeding; bij incidenteel vonnis van 12 mei 2010 heeft de rechtbank BDP toegestaan om [gedaagde] in vrijwaring te dagvaarden.
3. De vordering in het bevoegdheidsincident
3.1
De vordering luidt om bij vonnis, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zich niet bevoegd te verklaren om van de onderhavige vordering van BDP jegens [gedaagde] kennis te nemen, kosten rechtens.
3.2
Daaraan heeft [gedaagde] - in het kort - ten grondslag gelegd dat op de rechtsverhouding van partijen de Fenex-condities van toepassing zijn, die bepalen dat alle geschillen met uitsluiting van de gewone rechter worden beslist door drie arbiters, zodat de rechtbank niet bevoegd is.
4. Het verweer in het bevoegdheidsincident
4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
4.2
BDP heeft daartoe het volgende aangevoerd:
1. betwist wordt dat tussen partijen de Fenex-condities gelden, zodat geen arbitrage is overeengekomen;
2. de gewone rechter is in deze bevoegd omdat de regels voor absolute competentie worden doorbroken, ten eerste op grond van art. 216 Rv, dat bepaalt dat ter zake van de vrijwaring moet worden geprocedeerd voor de rechter waar de hoofdzaak aanhangig is, ten tweede op grond van art. 7 Rv, nu sprake is van een zodanige samenhang met de reeds aanhangige procedure in de hoofdzaak dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen;
3. [gedaagde] heeft geen enkel belang bij een gescheiden behandeling van de zaken.
5. De beoordeling in het bevoegdheidsincident
5.1
[gedaagde] baseert de toepasselijkheid van de Fenex-condities op de stelling dat tussen haar en BDP een bestendige commerciële relatie bestond in de periode november 2008 tot en met april 2009, in het kader waarvan [gedaagde] diverse werkzaamheden voor en in opdracht van BDP had uitgevoerd en op de stelling dat [gedaagde] op haar werkzaamheden de Fenex-condities van toepassing heeft verklaard.
5.2
Ter adstructie daarvan heeft [gedaagde] een afschrift overgelegd van 36 facturen die zij in die periode aan BDP heeft verzonden.
Onderaan deze facturen staat de tekst: "Voor stuwadoorswerkzaamheden en opslag gelden de Algemene Voorwaarden van de vereniging van Rotterdamse Stuwadoors zoals laatst gedeponeerd ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam. Verzekeringen worden door ons niet afgesloten, tenzij wij daartoe uitdrukkelijk opdracht hebben. Alle overige werkzaamheden worden verricht op de Algemene Voorwaarden der Federatie van Nederlandse Expediteursorganisaties (FENEX), zoals laatst gedeponeerd ter Griffie der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, Arnhem, Breda en Rotterdam."
5.3
Blijkens de omschrijvingen op deze eerdere facturen hebben deze betrekking op uiteenlopende activiteiten: transport, trucking van containers, inslag, lossen en laden van containers, zeevasten, wikkelen (van pallets), loodshuur, uitslag, afhandelen, afmelden
T1 document, europallets, chassishuur.
5.4
De werkzaamheden waarover het in deze procedure gaat waren volgens [gedaagde] in haar incidentele conclusie: het lossen van dozen met fietsen uit de bij haar aangeleverde containers, het inslaan van de dozen met fietsen in haar loodsruimte, het aldaar stapelen van deze dozen op pallets en vervolgens uitslaan van de pallets. Bij pleidooi noemt
[gedaagde] niet meer het in- en uitslaan in haar loodsruimte maar wel het brengen van de pallets in trailers waarmee het vervoer naar elders zou plaatsvinden.
[gedaagde] is van mening dat deze werkzaamheden niet zijn aan te merken als 'stuwadoorswerkzaamheden' - dat is het laden en lossen van zeeschepen - noch als 'opslag'
- dat is het in bewaring nemen van zaken - zodat het gaat om 'andere werkzaamheden'.
5.5
Volgens BDP betroffen de werkzaamheden (dagvaarding): de overslag vanuit twee containers naar trailers, waarbij de containers bij de loods van [gedaagde] werden gelost en de dozen (430 per container) door [gedaagde] op 60 pallets werden gestapeld, respectievelijk (incidentele conclusie van antwoord): het lossen, inslaan in loodsruimte, palletiseren en uitslaan. BDP voert aan dat het gaat om typische stuwadoors- dan wel opslagwerkzaamheden.
5.6
De rechtbank maakt uit een en ander op dat het bij de werkzaamheden in wezen ging om het uit twee containers lossen van 860 dozen met fietsen, het op 60 pallets stapelen van deze dozen en het plaatsen van de pallets in trailers. Ook indien een deel van het werk plaatsvond in een loods van [gedaagde], behoorde het opslaan van de dozen kennelijk niet tot de overeengekomen werkzaamheden, doch vormde de overslag van de dozen vanuit de containers, op pallets en vervolgens in trailers de kern van de werkzaamheden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan volgens huidig algemeen spraakgebruik onder de term 'stuwadoorswerkzaamheden' niet uitsluitend het laden en lossen van (zee)schepen worden begrepen, doch kunnen daartoe ook andere overslagwerkzaamheden worden gerekend, met name het laden en lossen van containers.
5.7
Nu [gedaagde] op haar eerdere facturen verwijst naar twee verschillende sets algemene voorwaarden voor 'stuwadoorswerkzaamheden' en 'opslag', respectievelijk 'alle andere werkzaamheden', zonder dat zij op enigerlei - voor BDP begrijpelijke en niet onredelijk bezwarende - wijze nader heeft aangegeven wat daaronder precies moet worden verstaan en waartoe de onderhavige werkzaamheden moeten worden gerekend, heeft
[gedaagde] onvoldoende duidelijk gemaakt welke van die sets zij in dit geval van toepassing wilde laten zijn. Dat leidt ertoe dat geen van beide sets op de onderhavige opdracht van toepassing zijn.
Hierbij kan er nog op worden gewezen dat - naar tussen partijen vaststaat en bij BDP bekend was - het terrein van [gedaagde] niet aan het water is gelegen en dat zij zich nooit bezig houdt met het laden en lossen van schepen, hetgeen betekent dat bij de door
[gedaagde] voorgestane enge uitleg van de term 'stuwadoorswerkzaamheden' de vermelding daarvan met verwijzing naar de RSC zinledig is. Het ligt niet voor de hand dat de gebruiker van algemene voorwaarden een zinledige verwijzing opneemt en diens wederpartij zal daarom geneigd zijn aan te nemen dat een verwijzing, zoals met de term 'stuwadoorswerkzaamheden', wél enige betekenis heeft.
5.8
De rechtbank komt tot de conclusie dat de Fenex-condities niet als tussen partijen overeengekomen kunnen worden beschouwd, zodat het daarin opgenomen arbitrale beding niet op dit geschil van toepassing is. De incidentele vordering moet worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
6. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering tot onbevoegdverklaring af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van BDP begroot op nihil aan verschotten en op
€ 904,- aan salaris van de advocaat;
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer zal worden uitgeroepen ter rolle van woensdag 25 mei 2011 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.