ECLI:NL:RBROT:2011:BQ2014
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.P. van Essen
- O.E.M. Leinarts
- H.J.M. van der Kaaij
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 april 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van de zaak. De verdachte had aangevoerd dat de rechter-commissaris vooringenomen was, onder andere vanwege opmerkingen die deze had gemaakt over de raadsvrouwe van de verdachte tijdens getuigenverhoren. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek deels niet-ontvankelijk was, omdat het niet tijdig was ingediend. Voor het overige werd het verzoek afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de beslissing van de rechter-commissaris om de beantwoording van bepaalde vragen door getuigen te beletten, een processuele beslissing was die in beginsel geen grond voor wraking opleverde. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de verdachte dat de rechter-commissaris vooringenomenheid koesterde. De rechtbank benadrukte dat de objectieve schijn van partijdigheid niet was aangetoond, ondanks enige irritatie tussen de rechter-commissaris en de raadsvrouwe. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.