ECLI:NL:RBROT:2011:BQ1519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
355622 / HA ZA 10-1739
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige afsluiting van energievoorziening door Eneco na administratieve fout

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding van Eneco, omdat hij van mening was dat Eneco onrechtmatig had gehandeld door hem op 14 mei 2008 af te sluiten van gas en elektriciteit. Eiser, bewoner van een woning die was aangesloten op het elektriciteitsnet van Stedin, had in maart 2007 een overeenkomst gesloten met Essent voor de levering van gas en elektriciteit. Na de ontdekking van een hennepkwekerij in zijn woning op 26 september 2007, had Eneco de energievoorziening afgesloten. Eiser had vervolgens een bedrag van € 290,00 betaald voor heraansluiting, maar ontving later voorschotnota's van Eneco, terwijl hij al klant was bij Essent. Eiser stelde dat de afsluiting door Eneco onrechtmatig was, omdat hij geen klant meer was na de overstap naar Essent.

De rechtbank oordeelde dat beide partijen een verwijt te maken viel. Eneco had moeten inzien dat er een administratieve fout was gemaakt en had de afsluiting niet mogen doorvoeren zonder dit te verifiëren. De rechtbank concludeerde dat de afsluiting door Eneco in strijd was met de zorgplicht die zij in het maatschappelijk verkeer in acht had moeten nemen. Eiser vorderde primair een gefixeerde schadevergoeding van € 47.435,00 en subsidiair € 21.715,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank wees de primaire vordering af, maar kende eiser een schadevergoeding van € 340,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank compenseerde de proceskosten, aangezien beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk werden gesteld. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat de hoofdvordering grotendeels werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van energieleveranciers in het geval van administratieve fouten en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met klantrelaties.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 355622 / HA ZA 10-1739
Vonnis van 6 april 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te Capelle aan den IJssel,
eiser,
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENECO SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H.D.L.M. Schruer.
Partijen worden hierna aangeduid als: [eiser] en Eneco.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 25 mei 2010 en de door [eiser] overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 8 september 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 10 januari 2011.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 [eiser] is bewoner van de woning aan het [adres] (hierna: de woning). De woning is aangesloten op het elektriciteitsnet van Stedin. Tot 20 april 2007 nam [eiser] gas en elektriciteit af van Eneco.
2.2 [eiser] heeft in maart 2007 een overeenkomst gesloten voor de levering van gas en elektriciteit met Essent Retail Energie B.V. (hierna: Essent), ingaand in april 2007.
2.3 Op 26 september 2007 heeft de politie in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. De elektriciteitsmeter en -voorziening in de woning waren niet gemanipuleerd en de elek¬tri¬citeit die voor de kwekerij werd verbruikt, werd door de meter geregistreerd. Eneco Netbeheer B.V. heeft omwille van de veiligheid gas en elektriciteit afgesloten en de meter verwijderd.
2.4 [eiser] heeft zich na de afsluiting gewend tot de klantenservice van Eneco/Stedin en gevraagd om her¬aan¬sluiting. Hij heeft hiervoor een bedrag van € 290,00 betaald en de woning is begin oktober 2007 weer aangesloten. Per de datum van de heraansluiting heeft Eneco [eiser] als klant aangemerkt voor de afname van gas en elektriciteit en voorschotnota’s gezonden.
2.5 Essent heeft bij brief d.d. 31 januari 2008 aan [eiser] bevestigd dat hij sinds 2 april 2007 klant is bij Essent. Bij brief d.d. 19 februari 2008 heeft Essent [eiser] echter als volgt bericht:
“In uw telefoongesprek met onze Klantenservice op 8 januari heeft u aangegeven dat de levering van gas en elek¬triciteit [voor de woning] momenteel door zowel Essent als Eneco in rekening gebracht wordt. Ik heb dit voor u hersteld.
Volgens de netbeheerder heeft Essent u van 2 april 2007 tot 2 oktober 2007 gas geleverd en elektriciteit van 2 april 2007 tot 3 oktober 2007. De afmelding hadden wij echter niet in onze administratie verwerkt. Ik heb dit als¬nog voor u gedaan.
U ontvangt de eindafrekening volgens onderstaand overzicht omstreeks de vermelde datum.
(..)
Het door u te betalen bedrag is € 636,74. (..).”.
2.6 Op 29 februari 2008 heeft [eiser] een klacht ingediend bij Essent naar aanleiding van de brief d.d. 19 februari 2008. Bij brief d.d. 5 maart 2008 heeft Essent hierop gereageerd. In die brief herhaalt Essent dat volgens de netbeheerder [eiser] een nieuwe leverancier heeft voor gas en elektriciteit vanaf 2 respectievelijk 3 oktober 2007. Essent schrijft verder dat zij verder in deze kwestie niets kan betekenen voor [eiser] en verzoekt hem de kwestie aan zijn huidige leverancier voor te leggen.
2.7 [eiser] heeft door Eneco verzonden voorschotnota’s voor de periode na 3 oktober 2007 niet voldaan. Op 14 mei 2008 heeft Eneco de woning afgesloten van gas en elektriciteit.
2.8 Eneco heeft [eiser] bij dagvaarding d.d. 26 november 2008 gedagvaard bij de sector kanton van deze rechtbank. Eneco heeft in die procedure haar vordering ingetrokken en gevraagd om doorhaling. Zij heeft daarbij verklaard dat bij nader onderzoek is gebleken dat [eiser] - zoals hij zelf ook stelt - ten onrechte is ‘ingehuisd’ (rechtbank: opnieuw als klant van Eneco te boek gesteld na de afsluiting uit september 2007). Omdat [eiser] niet had ingestemd met de doorhaling van de procedure heeft de kantonrechter de zaak niet doorgehaald, maar de vordering van Eneco bij vonnis d.d. 31 juli 2009 afgewezen.
2.9 [eiser] heeft Eneco gedagvaard in kort geding bij dagvaarding d.d. 15 juni 2009 tot heraansluiting van de woning. Eneco heeft vervolgens [eiser] uitgelegd hoe hij kon bewerkstelligen dat hij weer klant bij Essent werd en zo weer aangesloten kon worden. Via Essent is de energietoevoer van de woning daarna hersteld.
2.10 De woning is van 14 mei 2008 tot 23 juni 2009 afgesloten geweest van energie.
3 Het geschil
3.1 [eiser] vordert - verkort weergegeven - dat de rechtbank bij, voor zover mogelijk vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat er geen overeenkomst bestond tussen [eiser] en Eneco na 4 oktober 2007 ten behoeve van de levering van energie en dat er geen algemene voorwaarden van toepassing waren;
b. Eneco veroordeelt tot betaling van schadevergoeding, primair een bedrag van € 47.435,00 en subsidiair een bedrag van € 21.715,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met € 1.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, rente en de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2 Eneco heeft de vordering van [eiser] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten en rente.
4 De beoordeling
4.1 [eiser] vordert schadevergoeding omdat hij van oordeel is dat Eneco onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem op 14 mei 2008 af te sluiten. Hij vordert primair betaling van gefixeerde schadevergoeding op grond van een compensatieregeling van de website van Eneco en subsidiair vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kos¬ten en geleden schade. Eneco betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en betwist dat [eiser] schade heeft geleden.
4.2 Hierover wordt als volgt geoordeeld. De woning is op 26 september 2007 afgesloten na de vondst van een hennepkwekerij. Het gevolg van een afsluiting is - zo heeft Eneco onbetwist toegelicht - dat de bestaande leveringsovereenkomst met een afnemer adminis¬tratief wordt beëin¬digd. Als de afnemer zich tot de helpdesk van Eneco/Stedin richt voor heraansluiting, wordt vervolgens een nieuwe leveringsovereenkomst gesloten. De adminis¬tratie van Eneco is - zo begrijpt de rechtbank de toelichting van Eneco - zo ingericht dat de eerdere overstap van de afnemer naar Essent niet wordt herkend omdat deze overstap was gekoppeld aan het oude leverings¬contract. Eneco stuurt vervolgens een ‘welkomstbrief’ naar de klant. In die brief staat onder meer dat de afnemer zelf het initiatief moet nemen als hij wil overstappen naar een andere leverancier door zich bij die andere leverancier aan te melden. Die andere leverancier moet dan vervolgens een ‘switchverzoek’ bij de net¬beheerder (in dit geval: Stedin) doen om de overstap te realiseren.
4.3 Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat deze wijze van ‘inhuizing’ niet correct is. [eiser] nam sinds 20 april 2007 gas en elektriciteit van Essent af. Toen [eiser] zich na 28 september 2007, na de afsluiting door Stedin, wendde tot de klantendesk van Eneco / Stedin om opnieuw aangesloten te worden na de afsluiting, had de klantendesk niet zonder meer mogen aannemen dat [eiser] opnieuw energie van Eneco en niet meer van Essent wilde afnemen. Het had op de weg van de klantenservice gelegen om na te gaan of [eiser] een klant van Eneco was voor de afsluiting en vervolgens bij [eiser] na te gaan of hij alleen een heraansluiting van Stedin wilde of ook een overstap van Essent naar Eneco.
Overigens heeft Eneco in de incassoprocedure bij de sector kanton van deze rechtbank erkend dat de inhuizing onjuist was. Het betoog van Eneco dat dit niet relevant is omdat zij in die procedure haar vordering heeft ingetrokken en er dus geen beslissing is genomen, slaagt niet. Immers, blijkens het vonnis d.d. 31 juli 2009 van de kantonrechter heeft deze geoordeeld dat de zaak niet kon worden doorgehaald omdat [eiser] daartegen bezwaar maakte. Vervolgens is de vordering door de kantonrechter afgewezen. Daarmee is door de kantonrechter wel degelijk een beslissing genomen en aan die beslissing ligt mede ten grondslag de erkenning dat er ten onrechte is ingehuisd. Gesteld noch gebleken is dat er hoger beroep is aan¬getekend tegen het vonnis van 31 juli 2009.
4.4 Na de heraansluiting heeft Eneco, naar zij onbetwist stelt, een welkomsbrief gezonden, waarin staat dat [eiser] zelf het initiatief moest nemen om zich bij een andere leveran¬cier in te schrijven. [eiser] heeft vervolgens bij herhaling contact gehad met Eneco en met Essent. Tussen partijen is in geschil of het contact met Eneco al heeft plaatsgevonden in het najaar van 2007 (Eneco heeft hiervan geen aantekeningen meer), maar zij zijn het er over eens dat [eiser] en (het incassobureau van) Eneco bij herhaling telefonisch contact hebben gehad in het voorjaar van 2008. Blijkens de door Eneco in het geding gebrachte gegevens van het incassobureau van Eneco met daarin beknopte samenvattingen van gesprekken is er in ieder geval op 12 februari 2008 contact geweest en heeft [eiser] tijdens dat gesprek aangegeven dat hij geen klant van Eneco was. Op 13 maart 2008 vindt een vergelijkbaar gesprek plaats. Eneco heeft tijdens die gesprekken aangegeven dat [eiser] klant bij haar was en de voorschotnota’s diende te betalen.
4.5 Blijkens de door Eneco overgelegde gegevens heeft de mede¬werker van haar incasso¬bureau begrepen dat [eiser] was afgesloten en dat [eiser] alleen heraansluiting van Stedin en geen levering van elektriciteit van Eneco wilde. De betreffende medewerker vroeg op 26 februari 2008 blijkens voor¬noemd overzicht aan Eneco - kort gezegd - waarom [eiser] als elektriciteitsafnemer was aangemeld, terwijl [eiser] aangaf alleen het transport weer van Eneco (lees: Stedin) te willen afnemen en dat hij de elektriciteit elders inkocht.
4.6 In het voorjaar van 2008 was de situatie dus aldus, dat [eiser] begreep dat Eneco hem als klant beschouwde en hij aangaf dat dit onjuist was, terwijl Eneco vol bleef houden dat [eiser] klant was en dus moest betalen. Tegelijkertijd moet [eiser] in ieder geval na de brieven van Essent d.d. 19 februari 2008 en 5 maart 2008 (zie hiervoor onder 2.5 en 2.6) hebben begrepen dat Essent hem niet meer als klant zag. Uit de brief van Essent d.d. 19 februari 2008 blijkt ook dat [eiser] niet dubbel zou hoeven te betalen: Essent stuurde hem een eindafrekening per begin oktober 2007. Vanaf dat moment betaalde [eiser] feitelijk niet meer voor de stroom vanaf oktober 2007: Essent had hem een eind¬declaratie verzonden en de facturen van Eneco voldeed [eiser] niet.
4.7 Onder deze omstandigheden valt beide partijen een verwijt te maken van de afsluiting in mei 2008. In plaats van [eiser] af te sluiten had Eneco - als grote, professionele organisatie tegenover een consument - moeten inzien wat er fout was gegaan - de onjuiste inhuizing - en had zij haar fout moeten (laten) herstellen. Weliswaar stelt Eneco onbetwist dat zij zelf geen switch¬verzoek kan doen om [eiser] naar Essent over te zetten, maar Eneco had aan Essent en [eiser] duidelijk moeten maken wat er fout was gedaan zodat Essent een nieuw switch¬verzoek kon doen. Eneco had moeten doen, kort gezegd, wat zij heeft gedaan nadat [eiser] haar in 2009 in kort geding had gedagvaard. Toen was de heraansluiting van de woning ook binnen enkele dagen te regelen. Aan [eiser] valt te verwijten dat hij Essent niet heeft gevraagd om een nieuw switchverzoek uit te voeren, desnoods door zich opnieuw bij Essent als nieuwe klant aan te melden. Het verwijt aan het adres van Eneco is echter aanzienlijk ernstiger dan dat aan het adres van [eiser]. Men kan de klant van Eneco moeilijk verwijten dat hij niet de oplossing ziet voor een probleem dat Eneco niet eens onderkent en ter comparitie is gebleken dat [eiser] zowel bij Essent als Eneco heeft aangedrongen op een oplossing. Zo heeft [eiser] bij Essent bezwaar gemaakt tegen de brieven met daarin de mededeling dat hij niet langer de klant van Essent was.
4.8 Hoewel als uitgangspunt heeft te gelden dat Eneco gerechtigd is tot afsluiting bij wanbetaling geldt onder de hiervoor geschetste omstandig¬heden dat de afsluiting door Eneco in strijd is met de zorgplicht die zij in het maatschappelijk verkeer in acht had moeten nemen. Daarmee heeft Eneco onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek is Eneco daarom gehouden tot het vergoeden van de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de afsluiting in mei 2008. Hiervoor is wel vereist dat deze schade in redelijkheid valt toe te rekenen aan het onrecht¬matig handelen van Eneco, terwijl bovendien van [eiser] verlangd mag worden dat hij zijn schade beperkt.
4.9 De primaire vordering van [eiser] tot betaling van € 47.435,-- is een vordering tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding op basis van een door [eiser] niet nader aangeduide schaderegeling die kennelijk op de website van Eneco staat voor netwerk¬storingen. Deze regeling is echter niet van toepassing nu het hier geen netwerkstoring betreft en [eiser] geen feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat deze regeling toch in dit geval toegepast moet worden.
4.10 Vastgesteld moet daarom worden wat de feitelijke schade is die [eiser] heeft geleden en of deze redelijkerwijs aan Eneco is toe te rekenen. [eiser] vordert sub¬sidiair € 21.715,00, zijnde de volgens hem daadwerkelijk geleden materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
Post bedrag (in €)
inhoud koelkast 200,00
kosten verhuizing 1.300,00
eindafrekening Essent 650,00
advocatenkosten (incl. griffiegeld) 5.000,00
totale maandelijkse (dubbele) lasten 12.225,00
heraansluiting 140,00
CV ketel 2.200,00
4.11 [eiser] heeft deze posten niet nader onderbouwd, hoewel hierom in het tussen¬vonnis was gevraagd. De rechtbank beoordeelt deze posten daarom louter op basis van de thans beschikbare informatie en wel als volgt:
a. Het is voldoende aannemelijk dat door de afsluiting de inhoud van de koelkast is bedor¬ven. Het verweer van Eneco dat [eiser] maar de voorschotnota’s had moeten betalen of de inhoud van de koelkast ergens anders had moeten plaatsen, wordt gepas¬seerd.
b. De kosten van de verhuizing en de dubbele maandelijkse lasten gedurende een periode van een jaar komen niet voor vergoeding in aanmerking. Daargelaten of verhuizing nodig was, zijn de verhuiskosten niet onderbouwd en van dubbele maandelijkse lasten was geen sprake nu [eiser] op de comparitie van partijen heeft verklaard tijdelijk te zijn ingetrokken bij zijn moeder en later bij zijn vriendin. Eventuele kosten gemaakt voor verbetering van de woning van de vriendin - zoals door [eiser] zonder nadere onderbouwing gesteld op de zitting - vormen geen schade die het gevolg zijn van de afsluiting.
c. De eindafrekening van Essent ziet kennelijk op de periode tot oktober 2007. Niet valt in te zien dat deze eindafrekening op enige wijze het gevolg is van de afsluiting in mei 2008. Het betreft elektriciteit die [eiser] heeft afgenomen van Essent en die hij dus moet betalen.
d. De advocatenkosten zijn niet gespecificeerd of (nader) onderbouwd. De rechtbank neemt aan dat dit buitengerechtelijke incassokosten, de kosten van de procedure bij de kantonrechter, het kort geding en, mogelijk, kosten van deze procedure betreft:
- Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten is onvoldoende gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
- Wat betreft de procedure bij de sector kanton geldt dat hiervoor een proceskostenveroordeling is opgenomen in het vonnis d.d. 31 juli 2009, zodat hierover niet opnieuw geprocedeerd kan worden.
- De kosten van het kort geding komen niet voor vergoeding in aanmerking. Eneco heeft bij brief d.d. 8 juni 2009 - dus voor het uitbrengen van de kort geding dagvaarding - aan [eiser] uitgelegd hoe hij de heraansluiting moest regelen. Daarmee zijn de kosten van het kort geding geen redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
- Op de kosten van de onderhavige procedure wordt hierna ingegaan.
e. De heraansluitingskosten van € 140,00 komen voor vergoeding in aanmerking. Indien Eneco niet had afgesloten, had er immers geen heraansluiting hoeven plaats te vinden.
f. De kosten van de CV ketel betreffen blijkens de toelichting ter comparitie de kosten om deze te vervangen omdat deze was beschadigd door een jaar niet gebruikt te zijn geweest. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking bij gebrek aan onderbouwing, terwijl bovendien van [eiser] verwacht had mogen worden dat hij niet pas in juni 2009 nadere stappen had ondernomen.
4.12 Naast de hiervoor geschetste materiële schadeposten vordert [eiser] € 5.000,00 aan immateriële schade. Deze post komt niet voor vergoeding in aanmerking. Voor een immateriële schadevergoeding is op grond van artikel 6:106 BW (voor zover thans relevant) vereist dat Eneco het oogmerk had dergelijke schade toe te brengen (wat gesteld noch gebleken is) of dat [eiser] lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangepast. Voor dit laatste is meer vereist dan een meer of minder sterk onbehagen of een zich gekwetst voelen.
4.13 Bij gebrek aan een nadere onderbouwing wordt aan bewijsvoering over de hoogte van de schade niet toegekomen.
4.14 De slotsom is dat de vordering van [eiser] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 340,00 (€ 200,00 + € 140,00), te vermeerderen met de gevorderde en niet betwiste rente. Dat de schade niet binnen twee maanden is gemeld, doet hieraan niet af nu de algemene voorwaarden van Eneco aan een niet tijdige melding niet de consequentie verbinden dat de consument hierdoor alle rechten verliest.
4.15 Het betoog van Eneco dat op de schade van [eiser] een bedrag van € 1.310,00 in mindering moet worden gebracht wegens het verbruik in de periode van oktober 2007 tot mei 2008, slaagt niet. Zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, moet aangenomen wor¬den dat dit beroep op verrekening afstuit op de afwijzing van de vordering van Eneco op [eiser] door de kantonrechter.
4.16 De gevraagde verklaring voor recht wordt niet toegewezen, nu [eiser] daarbij geen belang heeft naast het reeds door de kantonrechter gewezen vonnis en de in dit vonnis toegewezen schadever¬goeding.
4.17 De (separaat) gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 1.000,00 zal worden afgewezen, nu de hoofdvordering van [eiser] grotendeels wordt afgewezen.
4.18 Nu beide partijen deels in het gelijk - [eiser] ten aanzien van de onrechtmatigheid van de afsluiting en Eneco ten aanzien van de omvang van de schade - en deels in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd.
5 De beslissing
De rechtbank,
a. veroordeelt Eneco om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het bedrag van € 340,00 (zegge: driehonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW vanaf 25 mei 2010 tot aan de dag der voldoening;
b. compenseert de proceskosten aldus dat beide partijen hun eigen kosten dragen;
c. verklaart dit vonnis voor zover het de onder a bedoelde veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
d. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
1876/2066