ECLI:NL:RBROT:2011:BQ0459
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming van een in België gelegen woning wegens inbreuk op eigendomsrecht
In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit drie personen, ontruiming van een woning in België op grond van een vermeende inbreuk op hun eigendomsrecht. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat zij onbevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat de vordering niet onder de uitzonderingen van de EEX-Vo viel. De rechtbank stelde vast dat de vordering van de eisers niet betrekking had op testamenten of erfenissen, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 onder a van de EEX-Vo. De rechtbank overwoog dat de vordering tot ontruiming, schadevergoeding en benoeming van een makelaar gegrond was op onrechtmatige daad, en dat de bevoegdheid om deze vorderingen te beoordelen niet aan de Nederlandse rechter toekwam. De rechtbank concludeerde dat de beslissing effect moest sorteren ter plaatse van de woning en dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had. De eisers werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde werden begroot op EUR 1.830,00. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen en wees de vorderingen in reconventie af, omdat de voorwaarde waaronder de gedaagde zijn vordering had ingesteld niet was vervuld. Het vonnis werd uitgesproken op 16 maart 2011.