ECLI:NL:RBROT:2011:BP9791

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
346030 / HA ZA 10-84
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van adviseurswerkzaamheden en de totstandkoming van een overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en X-Hive, waarbij de vraag centraal stond of er een overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen tussen partijen. [eiser] vorderde een vergoeding voor zijn werkzaamheden als adviseur voor X-Hive, waarbij hij stelde dat hij recht had op een aandelenbelang als tegenprestatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar gesprekken hebben plaatsgevonden over een mogelijke tegenprestatie, maar dat er geen bindende afspraken zijn gemaakt over de vorm daarvan. De rechtbank concludeert dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, omdat partijen niet overeenstemming hebben bereikt over de essentiële voorwaarden van de beloning. De rechtbank overweegt dat de door [eiser] verrichte werkzaamheden niet als bemiddelingsovereenkomst kunnen worden gekwalificeerd, omdat deze niet specifiek gericht waren op het tot stand brengen van overeenkomsten. De rechtbank oordeelt dat X-Hive een redelijke vergoeding verschuldigd is op basis van artikel 7:405 BW, maar dat de hoogte van deze vergoeding nog niet is vastgesteld. De rechtbank heeft een comparitie van partijen gelast om hierover meer informatie te verkrijgen. De vordering tegen Cyberspace c.s. is afgewezen, omdat [eiser] zijn vordering onvoldoende heeft gemotiveerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 346030 / HA ZA 10-84
Uitspraak: 9 maart 2011
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak[R]:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.J. Henrichs,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X-HIVE CORPORATION B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat: mr. H.A. de Savornin Lohman,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CYBERSPACE ONDERZOEK & ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EL GATO B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat voor 2 en 3: mr. O.E. Meijer,
gedaagden.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser], X-Hive, Cyperspace c.s. (gedaagden 2 en 3 gezamenlijk), Cyberspace en El Gato.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 24 december 2009;
- akte overlegging producties;
- conclusie van antwoord van X-Hive, met producties;
- conclusie van antwoord van Cyberspace c.s.;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek van X-Hive;
- conclusie van dupliek van Cyberspace c.s.
2 De vaststaande feiten
2.1 X-Hive houdt zich bezig met het ontwikkelen van software voor de luchtvaartindustrie en andere zogenoemde hoogtechnologische bedrijfstakken.
2.2 Bestuurders van X-Hive zijn Cyberspace (de houdstermaatschappij van [X], hierna: [X]), El Gato (de houdstermaatschappij van[Y], hierna: [Y]) en Cyberspace Innovatie & Implementatie B.V. Tot 13 juli 2007 hielden deze drie vennootschappen ieder 8,9% van de aandelen in X-Hive.
2.3 Tot zijn pensionering in juli 2005 was [eiser] laatstelijk werkzaam als president van Boeing Nothern & Western Europe. Daarvoor is hij werkzaam geweest bij Stork en Fokker. Door deze loopbaan beschikte [eiser] op het moment van zijn pensionering over een uitgebreid netwerk binnen de luchtvaartindustrie.
2.4 In juli 2005 heeft [X] het initiatief genomen voor een gesprek met [eiser]. In zijn mail van 18 juli 2005 aan de voormalige secretaresse van [eiser] schrijft [X], in zijn hoedanigheid van "CEO" van X-Hive, dat hij de bedoeling heeft [eiser] te vragen "to join our advisory board".
2.5 Naar aanleiding van deze mail hebben [X] en [eiser] telefonisch met elkaar gesproken en heeft [X] informatie over X-Hive aan [eiser] ter beschikking gesteld, waarna vanaf 4 augustus 2005 enkele besprekingen hebben plaatsgevonden.
2.6 Tijdens deze besprekingen heeft [X] aan [eiser] een betaalde positie binnen de raad van advies (door partijen ook wel aangeduid als de raad van commissarissen) van X-Hive aangeboden. Deze positie heeft [eiser] niet ingenomen. Hij heeft te kennen gegeven voorkeur te hebben aan het verwerven van aandelen in X-Hive als tegenprestatie voor de door hem voor X-Hive te verrichten werkzaamheden.
2.7 Op verzoek van [X] heeft [eiser] over een en ander op 5 september 2008 gesproken met vertegenwoordigers van de andere aandeelhouders in X-Hive.
2.8 Op 24 oktober 2005 hebben [X] (en [Y]) en [eiser] opnieuw met elkaar gesproken. Onder de kop "samenvatting focus en actiepunten" heeft [X] naar aanleiding van dit gesprek op 28 oktober 2005 de volgende mail aan [eiser] gestuurd:
"Vlak voor mijn vertrek naar Brazilie nog even de samenvatting van ons gesprek.
Ik heb ondertussen [Z]) gevraagd om een afspraak met [Q] voor begin december in te plannen.
Met vriendelijke groet, [W]
Focus op:
- Defensie
- Airbus + Boeing
- Regional Jets: met name Embraer, wellicht ook BAE/Saab
- Business Jets: met name Gulf stream
- Alliances: Sky, Star, OneWorld
- Regios: US, EU, maar ook Middle East, China/India/Rusland
Actiepunten [R]:
- Opvolging NIVR symposium bij: [S] (KLM), [A] (ondersteuning Fokker vloot bij KLM), [E] (Luchtmacht)
- Introductie bij Airbus
- Persoonlijke brief naar contacten bij Embraer en Finnair
- Introductie bij [D] bij Stork Food & Dairy in Amsterdam
- Onderzoeken mogelijkheden bij Stork Boxer activiteiten
Actiepunten X-Hive:
- Mission statement, aandeelhouders, referenties, in een korte bondige samenvatting richting [R] sturen ([F])
- Mogelijkheden tot deelname in X-Hive aandelen uitwerken (kopen, optieregeling, koppelen aan succes in een specifieke markt als bv defensie) ([W])"
2.9 Vanaf (in elk geval) oktober 2005 tot in de eerste helft van 2007 heeft [eiser] bij verschillende gelegenheden zorg gedragen voor introductie van X-Hive bij partijen in de luchtvaartindustrie, waaronder Fokker, Stork, Defensie, Embraer, Saab, Boeing en Lockheed Martin. Over deze activiteiten onderhield [eiser] contact met [X].
2.10 In april is tussen [eiser] en [X] ter sprake gekomen dat X-Hive mogelijk zou worden overgenomen. Dat is aanleiding geweest voor vervolgcontact tussen [eiser] en [X] over een vergoeding voor [eiser].
2.11 Op 24 juni 2007 heeft [C] (een medewerker van X-Hive) aan [eiser] laten weten met alle aandeelhouders te hebben gesproken, waaruit naar voren is gekomen dat zij geen aanleiding zien [eiser] een vergoeding te betalen. Volgens [C] is er "nooit een formele relatie geweest tussen X-Hive (en haar aandeelhouders) en jou".
2.12 Bij brief van 12 juli 2007 heeft de raadsman van [eiser] X-Hive in gebreke gesteld ter zake de nakoming van de (in zijn ogen) gemaakte afspraken.
2.13 Op 13 juli 2007 zijn alle aandelen in X-Hive verkocht aan EMC (Benelux).
2.14 Bij beschikking van 30 mei 2008 heeft de rechtbank op verzoek van [eiser] een voorlopig getuigenverhoor gelast. [eiser] heeft vijf getuigen doen horen, onder wie zichzelf.
3 De vordering
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
a. primair X-Hive dan wel subsidiair Cypberspace c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 307.459,17 vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten (€ 4.680,=);
b. meer subsidiair X-Hive te veroordelen tot betaling van € 360.000,= althans een zodanig bedrag als heeft te gelden als redelijke vergoeding in de zin van artikel 7:405 BW, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten (€ 4.680,=);
c. een en ander met hoofdelijke proceskostenveroordeling.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Tussen [eiser] en X-Hive is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen, op grond waarvan [eiser] adviseurswerkzaamheden heeft verricht, met name op het gebied van marketing en relatiemanagement.
3.2 Partijen hebben afgesproken dat [eiser] als vergoeding een aandelenbelang in X-Hive zou ontvangen. Overeenkomstig het belang dat een andere adviseur heeft verworven, heeft [eiser] aanspraak op een vergoeding op basis van 3% van de aandelen. Daarmee is het primair gevorderde bedrag gemoeid.
3.3 Als zou moeten worden aangenomen dat [X] en [Y] niet namens X-Hive hebben gehandeld, dan hebben hun uitlatingen en toezeggingen te gelden als gedaan namens hun vennootschappen, te weten Cyberspace c.s. Subsidiair is Cyberspace c.s. dan ook tot betaling van het hier bedoelde bedrag gehouden.
3.4 Op grond van artikel 7:405 BW is X-Hive in elk geval een redelijke vergoeding verschuldigd. Gebaseerd op hetgeen [eiser] in een andere adviseurrol ontvangt, heeft hij aanspraak op het meer subsidiair gevorderde bedrag.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiser] in de kosten van het geding. X-Hive en Cyberspace c.s. hebben daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Er is geen overeenkomst tot stand gekomen tussen [eiser] en X-Hive. X-Hive heeft [eiser] aangeboden tegen betaling lid te worden van de raad van advies, maar dat aanbod heeft hij afgewezen. Partijen hebben weliswaar gesproken over de mogelijkheden van een tegenprestatie in de vorm van een aandelenbelang, maar verder dan een dergelijke bespreking is het niet gekomen. De door [eiser] verrichte werkzaamheden moeten in dit licht worden beschouwd als middel om de aandeelhouders van X-Hive te bewegen alsnog akkoord te gaan met participatie van [eiser]. De aard van de aan [eiser] toekomende tegenprestatie vormde een essentieel onderwerp van de besprekingen tussen partijen. Waar over dat essentiële onderwerp geen overeenstemming is bereikt, is geen overeenkomst tot stand gekomen.
4.2 Als al een overeenkomst tot stand is gekomen, dan heeft die overeenkomst te gelden als bemiddelingsovereenkomst. Op grond van artikel 7:426 BW heeft de bemiddelaar pas aanspraak op loon als door zijn bemiddeling een overeenkomst is tot stand gekomen. Dat is in het geval van [eiser] niet gebeurd.
4.3 Voor zover in geval van de met Spyker Cars en Fokker Services gesloten overeenkomsten sprake zou zijn van bemoeienis van [eiser], dan heeft te gelden dat een bemiddelingsfee van 5% van het moet die contracten gemoeide belang redelijk zou zijn.
4.4 Meer subsidiair geldt dat de door [eiser] geclaimde vergoeding buitensporig is. In eerdere berichten heeft hij gesteld dat hij ongeveer 22 dagen ten behoeve van X-Hive bezig is geweest en om die reden een vergoeding van maximaal € 110.000,= redelijk te vinden. Daarmee valt zijn nu ingestelde vordering niet te rijmen. In de berekenig van X-Hive heeft [eiser] slechts vier dagen aan X-Hive besteed, zodat een redelijke vergoeding maximaal € 20.000,= zou bedragen.
4.5 Ten aanzien van Cyberspace c.s. geldt nog dat [X] en [Y] altijd namens X-Hive hebben gehandeld, nooit namens Cyberspace c.s. De subsidiaire vordering van [eiser] moet daarom sowieso worden afgewezen.
5 De beoordeling
5.1 Aan de vordering ligt het standpunt van [eiser] ten grondslag dat tussen hem en X-Hive een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Bij de beoordeling van de in dat verband over en weer ingenomen stellingen moet het volgende worden voorop gesteld.
5.2 Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:215 lid 1 BW). Of sprake is van overeenstemming tussen het aanbod en de aanvaarding hangt af van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen (artikelen 3:33 en 3:35 BW). In het geval bij een overeenkomst een aantal onderling samenhangende verbintenissen moet worden geregeld en partijen over sommige onderdelen wel en over andere (nog) geen overeenstemming hebben bereikt, is het antwoord op de vraag of niettemin een overeenkomst is tot stand gekomen afhankelijk van de bedoeling van partijen, zoals deze op grond van de betekenis van hetgeen wel en niet geregeld is, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval moet worden aangenomen. Tegen de achtergrond van dit uitgangspunt overweegt de rechtbank het volgende.
5.3 Tussen partijen staat vast dat [X] als CEO van X-Hive het initiatief heeft genomen om [eiser] bij X-Hive te betrekken en dat hij ([X]) daarbij het oog had op een betaalde positie voor [eiser]. Vast staat voorts dat dit initiatief heeft geleid tot diverse gesprekken, waarvan het laatste (op 24 oktober 2005) heeft geleid tot de onder 2.8 geciteerde mail van [X] aan [eiser]. De mail handelt over de "focus" (de rechtbank begrijpt: de prioriteiten van X-Hive) en de zowel aan "[R]" ([eiser]) als aan X-Hive toebedeelde "actiepunten". De aan [eiser] toebedeelde actiepunten behelzen klaarblijkelijk activiteiten gericht op (verdere) introductie van X-Hive bij diverse marktpartijen. Ten behoeve van deze door [eiser] te verrichten activiteiten nam X-Hive blijkens de mail op zich [eiser] te voorzien van onder meer een "mission statement", zo begrijpt de rechtbank het eerste van de aan X-Hive toebedeelde actiepunten. Verder staat vast dat [eiser] vanaf oktober 2005 daadwerkelijk activiteiten heeft ontplooid gericht op (verdere) introductie van X-Hive bij diverse marktpartijen en dat [X] van die activiteiten op de hoogte was.
5.4 De hier beschreven vaststaande feiten in onderlinge samenhang beschouwd kunnen naar het oordeel van de rechtbank tot geen andere conclusie leiden dan dat [eiser] en X-Hive overeenstemming hebben bereikt over het verrichten van introductieactiviteiten door [eiser] ten behoeve van X-Hive. In elk geval heeft te gelden dat [eiser] de gedragingen van [X] in die zin heeft mogen opvatten, met name gegeven de initiërende rol van [X] en de concrete inhoud van diens mail van 28 oktober 2005. Voor zover [X] zijn uitlatingen in andere zin had bedoeld, dan had het op zijn weg gelegen daarover opheldering te verschaffen, in elk geval zodra hij bemerkte dat [eiser] tot uitvoering van de hiervoor genoemde actiepunten was overgegaan. Gesteld noch gebleken is dat [X] in deze zin in beweging is gekomen. Het niet aan de bel trekken door [X] moet worden beschouwd als een bevestiging van het bestaan van de hier bedoelde overeenstemming.
5.5 [eiser] heeft gesteld dat hij en X-Hive het ook eens zijn geworden over de door hem te ontvangen tegenprestatie, te weten een aandelenbelang in X-Hive. Die opvatting deelt de rechtbank echter niet. Vast staat staat dat partijen hebben gesproken over de vorm van de aan [eiser] toekomende tegenprestatie en dat daarbij - ook voor [X] - uitgangspunt was dat aan [eiser] een tegenprestatie toekwam. Vast staat ook dat [eiser] een voorkeur had voor een tegenprestatie in de vorm van het verwerven van een aandelenbelang. Dat partijen het over die vorm eens zijn geworden kan uit de stellingen van partijen echter niet worden afgeleid. Daartoe wijst de rechtbank op het volgende.
5.6 Bij dagvaarding heeft [eiser] weliswaar gesteld dat hij in deze zin met [X] heeft gesproken, maar hij heeft geen (concrete) feiten gesteld waaruit de instemming met [X] zou kunnen worden afgeleid. Op dit punt is ook zijn weergave van het in 2.7 bedoelde gesprek met vertegenwoordigers van de andere aandeelhouders vaag. Bij conclusie van antwoord heeft X-Hive vervolgens betwist dat over de hier bedoelde beloningsvorm overeenstemming zou zijn bereikt. Deze betwisting heeft zij concreet gemotiveerd. Op deze betwisting heeft [eiser] niet concreet en feitelijk gereageerd, bijvoorbeeld door te stellen in welke zin [X] of de vertegenwoordigers van de andere aandeelhouders zich dan jegens hem hebben uitgelaten. Dat het op zichzelf mogelijk is dat [X] namens X-Hive een aandelenbelang aan [eiser] heeft toegezegd (ondanks de op dat punt volgens X-Hive bestaande vennootschapsrechtelijke beletselen), wil nog niet zeggen dat [X] zich ook feitelijk in die zin heeft uitgelaten. Anders dan [eiser] meent, kan uit de slotzin van de mail van 28 oktober 2005 niet meer worden afgeleid dan dat X-Hive de "mogelijkheden" van het verwerven van aandelen door [eiser] zou gaan "uitwerken". Dat is te vaag om als bindende akkoordverklaring te kunnen beschouwen.
5.7 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] en X-Hive het op sommige punten eens zijn geworden (het verrichten van introductieactiviteiten door [eiser]) en op andere punten niet (het verkrijgen van een aandelenbelang als tegenprestatie). Gelet op het in 5.2 omschreven uitgangspunt rijst aldus de vraag of tussen partijen een overeenkomst is tot stand gekomen. In dit verband hecht de rechtbank vooral betekenis aan (i) het vaststaande feit dat X-Hive zelf bij aanvang van de contacten met [eiser] er vanuit ging dat [eiser] voor zijn werkzaamheden zou worden betaald, (ii) dat [X] namens X-Hive, ondanks het feit dat nog niet duidelijk was of [eiser] een aandelenbelang zou kunnen krijgen, concrete actiepunten met [eiser] heeft afgesproken en (iii) dat [eiser] vervolgens met medeweten van [X] met die actiepunten aan de slag is gegaan. Deze gang van zaken moet naar het oordeel van de rechtbank leiden tot het oordeel dat partijen de bedoeling hadden de (betaalde) dienstverlening door [eiser] hoe dan ook vorm te geven, ook al hadden zij ter zake de beloning nog geen bindende afspraken gemaakt. Juist vanwege de zojuist genoemde drie omstandigheden ligt in het geheel niet voor de hand dat [eiser] zijn activiteiten slechts zou hebben ontplooid in de hoop de aandeelhouders van X-Hive alsnog te bewegen tot het verstrekken van een aandelenbelang. Het lag op de weg van X-Hive dit verweer met voldoende concrete feiten te onderbouwen, meer dus dan met de enkele algemene stelling dat vrije beroepsbeoefenaars wel vaker acquisitieactiviteiten ontplooien zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Die feiten heeft X-Hive niet aangevoerd.
5.8 De rechtbank komt al met al tot het oordeel dat [eiser] en X-Hive een overeenkomst hebben gesloten. Niet ter discussie staat dat dit een overeenkomst van opdracht is als bedoeld in artikel 7:400 BW.
5.9 Uit het voorgaande volgt ook dat partijen zijn overeengekomen dat aan [eiser] loon is verschuldigd, maar dat zij over de hoogte van dat loon niet tot bindende afspraken zijn gekomen. De primaire vordering (jegens X-Hive) is gebaseerd op het standpunt van [eiser] dat partijen een aandelenbelang als beloning zijn overeengekomen. Dat nu is niet het geval, zodat de primaire vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
5.10 Gelet op het in 5.9 overwogene heeft [eiser] in beginsel recht op een loon berekend op de voet van artikel 7:405 lid 2 BW. Als (subsidiair) verweer heeft X-Hive evenwel aangevoerd dat de onderhavige overeenkomst moet worden gekwalificeerd als bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW en dat [eiser] om die reden slechts aanspraak heeft op loon indien en voor zover door zijn bemiddeling overeenkomsten tot stand zijn gekomen (artikel 7:426 lid 1 BW). Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank als volgt.
5.11 Het handelen van een tussenpersoon werkzaam op basis van een bemiddelingsovereenkomst is specifiek gericht op het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten. De stellingen van [eiser] ter zake de door hem verrichte activiteiten wijzen er niet op dat hij specifiek met het oog op het tot stand komen van overeenkomsten door X-Hive is benaderd en ingeschakeld. Hij heeft gesteld dat hij juist vanwege zijn uitgebreide netwerk binnen de luchtvaartsector toegevoegde waarde voor X-Hive kon hebben. Dat netwerk stelde hem in staat voor X-Hive "deuren te openen" en "contacten te leggen", aldus [eiser] (23 repliek). Deze aard van de door hem te verrichten werkzaamheden wordt bevestigd door de omschrijving van de aan [eiser] toebedeelde actiepunten in de mail van [X] van 28 oktober 2005. Hij spreekt daarin immers van "introductie", van het "onderzoeken" van "mogelijkheden" en van een "persoonlijke brief". De aard van deze actiepunten wordt voorts bevestigd door de door [eiser] overgelegde mails aan diverse marktpartijen en door hetgeen de verschillende getuigen hieromtrent in het voorlopig getuigenverhoor hebben verklaard.
5.12 Tegenover deze omstandigheden heeft X-Hive onvoldoende concrete feiten gesteld om te kunnen concluderen dat tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst is tot stand gekomen. Dat het X-Hive er uiteindelijk om te doen was in commercieel opzicht van de inzet van [eiser] te kunnen profiteren door het afsluiten van nieuwe contracten (4.10 antwoord), betekent niet dat die inzet ook direct was gericht op het tot stand brengen van contracten. Dat geldt te meer nu [eiser] met zoveel woorden heeft gesteld niet de capaciteiten te hebben om contractsonderhandelingen te voeren (25 repliek), welke stelling X-Hive niet heeft betwist. Bovendien heeft [eiser] bij repliek concreet betoogd dat op introductie bij marktpartijen gerichte werkzaamheden voor X-Hive als relatief kleine speler in de luchtvaartindustrie wel degelijk van belang zijn (35 repliek). Ook dat betoog heeft X-Hive niet betwist. In feite is het enige concrete dat X-Hive ter onderbouwing van de gestelde bemiddelingsovereenkomst aanvoert de omstandigheid dat [eiser] in zijn verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor heeft gesteld dat door zijn "bemiddeling" X-Hive contracten heeft kunnen sluiten. In het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden acht de rechtbank die enkele opmerking van onvoldoende gewicht, nog daargelaten dat het (gestelde) tot stand komen van een contract als gevolg van de introductie door [eiser] nog niet impliceert dat partijen een bemiddelingsovereenkomst hebben gesloten.
5.13 Het overwogene onder 5.11 en 5.12 moet leiden tot het oordeel dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet gericht was op het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten. De overeenkomst geldt dus niet als bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW. Het aan [eiser] toekomende loon is daarmee niet afhankelijk van het tot stand komen van transacties tussen X-Hive en derden.
5.14 Het voorgaande leidt ertoe dat X-Hive het gebruikelijke loon dan wel een redelijk loon verschuldigd is (artikel 7:405 lid 2 BW). [eiser] vordert met zoveel woorden een "redelijke vergoeding". De rechtbank leidt hieruit af dat geen sprake is van een op de gebruikelijke wijze berekend loon als bedoeld in artikel 7:405 lid 2 BW. Het gaat er dus om dat een redelijk loon wordt vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat partijen haar op dit punt nog van onvoldoende materiaal hebben voorzien om tot een verantwoorde beslissing te komen. Zij zal daarom een comparitie van partijen gelasten om partijen gelegenheid te geven hieromtrent meer informatie te verschaffen. In dat verband wijst de rechtbank op het volgende.
5.15 Het redelijk loon hangt af van de aard en - zo nodig schattenderwijs te bepalen - omvang van de verrichte werkzaamheden en van hetgeen in de desbetreffende branche in het algemeen gebruikelijk is. De rechtbank stelt voorop dat op [eiser] de stelplicht rust. Tegen deze achtergrond zullen ter comparitie in elk geval de volgende punten aan de orde komen:
i. [eiser] baseert zijn vordering op de fee die hij kennelijk bij een Amerikaanse opdrachtgever (Harrah's) heeft bedongen. De vraag rijst of dit (enkele) voorbeeld voldoende basis grondslag biedt voor het vaststellen van een door X-Hive verschuldigde redelijke vergoeding. Zijn X-Hive en Harrah's vergelijkbaar? Zijn Amerikaanse tarieven zonder meer toe te passen in een Nederlandse context? Is de aard van de verrichte werkzaamheden vergelijkbaar?
ii. [eiser] heeft gesteld dat hij gedurende twee jaren voor X-Hive werkzaamheden heeft verricht (29 dagvaarding). Bij antwoord heeft X-Hive dit concreet betwist (3.14). [eiser] heeft hierop niet gereageerd, zodat als vaststaand moet worden aangenomen dat de periode van twee jaar te ruim is. De vraag rijst welke periode dan wel moet worden aangenomen.
iii. [eiser] begroot zijn inzet voor X-Hive voorts op 30 à 40 uur per maand (29 dagvaarding). Ook dit heeft X-Hive concreet betwist (4.18-4.20 antwoord), onder meer door te wijzen op een mail van [eiser] (productie 6 bij antwoord) waarin hij zelf spreekt van een tijdsbesteding van 22 dagen. De vraag rijst hoe de stelling van [eiser] ter zake het tijdsbeslag van zijn werkzaamheden zich verhoudt tot zijn stelling dat de overgelegde correspondentie (productie 11 bij dagvaarding) een overzicht geeft van de door hem verrichte werkzaamheden (32 repliek), nu op voorhand niet aannemelijk lijkt dat die correspondentie hem 30 à 40 uur per maand heeft gekost. Ook zal [eiser] opheldering moeten verschaffen over de verhouding tussen zijn stellingen in deze procedure en zijn (feitelijke) opmerkingen in de zojuist bedoelde mail, met name gelet op zijn stelling bij repliek (sub 29) dat hij in die mail de voorbereidingstijd was vergeten terwijl de tekst van die mail op het tegendeel lijkt te wijzen (zoals X-Hive onder 4.2 dupliek heeft betoogd).
5.16 Nu het vervolgdebat zich toespitst op de vraag welk bedrag X-Hive aan [eiser] verschuldigd is, rijst voorts de vraag of partijen de zaak niet alsnog onderling kunnen regelen. Ook die vraag zal ter comparitie aan de orde komen.
5.17 Eventuele aanvullende stukken dienen uiterlijk twee weken voor de zitting aan de rechtbank en aan de wederpartij te worden toegezonden.
5.18 Indien een partij verhinderd is op de hieronder vermelde datum, dient deze dat binnen twee weken na uitspraak van dit vonnis bij brief te melden aan de griffie van de rechtbank
- sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - en daarbij opgave te doen van de verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden.
5.19 Aan de vordering tegen Cyberspace c.s. ligt de subsidiaire stelling ten grondslag dat [X] en [Y] bij hun toezegging inzake het door [eiser] te verwerven aandelenbelang namens deze vennootschappen hebben gehandeld. Bij antwoord heeft Cyberspace c.s. gesteld dat [X] en [Y] in hun contacten met [eiser] steeds namens X-Hive hebben opgetreden. Bij repliek heeft [eiser] hierop niet gereageerd, noch heeft hij anderszins gerefereerd aan zijn vordering tegen Cyberspace c.s. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [eiser] zijn vordering tegen Cyberspace c.s. onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. Deze zal bij eindvonnis dan ook worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Dit betekent dat Cyberspace c.s. niet ter comparitie behoeft te verschijnen.
5.20 In afwachting van de comparitie van partijen zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
6 De beslissing
De rechtbank,
beveelt [eiser] (in persoon) en X-Hive (deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is), vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. Th. Veling, op maandag 16 mei 2011 van 9.00 tot 11.00 uur teneinde een schikking te beproeven en tot het geven van inlichtingen, een en ander als bedoeld in 5.15 en 5.16;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling.
Uitgesproken in het openbaar.