ECLI:NL:RBROT:2011:BP9776

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/765517-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke beoordeling van virtuele afbeeldingen van kinderporno en de rechtmatigheid van bewijsverkrijging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal, waaronder virtuele afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 mei 2007 tot en met 15 december 2009 een groot aantal afbeeldingen en films heeft verspreid en in bezit heeft gehad, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de omschrijving van de seksuele gedragingen voldoende concreet was, ondanks de bezwaren van de verdediging over de onduidelijkheid van de dagvaarding.

De verdediging voerde aan dat de onderzoeksresultaten uit Zwitserland en de Verenigde Staten onrechtmatig waren verkregen, maar de rechtbank oordeelde dat de Nederlandse autoriteiten mochten afgaan op de informatie van buitenlandse autoriteiten, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwierp ook het verweer dat de verdachte niet op zijn recht was gewezen om een advocaat te raadplegen voorafgaand aan zijn verhoor, omdat de verklaring van de verdachte niet voor bewijs werd gebruikt.

De rechtbank oordeelde dat de virtuele afbeeldingen, die op het eerste gezicht niet van echt te onderscheiden waren, voldeden aan de criteria van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd schuldig bevonden aan het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal en kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 7 jaar. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een behandelverplichting bij een forensisch psychiatrische instelling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/765517-10
Datum uitspraak: 31 maart 2011
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 en 31 maart 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Spoormaker heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van zeven jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt behandeling bij Het Dok.
GELDIGHEID DAGVAARDING
Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde nietig is, omdat deze op dit punt onvoldoende feitelijk is. Er is sprake van een te algemene beschrijving van de seksuele gedragingen. Daarbij komt dat er in het dossier op verschillende plaatsen verschillende aantallen kinderpornografische afbeeldingen worden genoemd. Door dit alles is het voor de verdachte niet duidelijk op welke afbeeldingen de officier van justitie het oog heeft gehad, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de omschrijving, zoals opgenomen in de tenlastelegging voldoende concreet en tegen de achtergrond van het dossier toereikend is.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Zakelijk weergegeven is de verdachte ten laste gelegd dat hij verschillende gedragingen heeft verricht ten opzichte van 13 foto’s en 4 films. Gelet op de overeenkomst in de getallen moet de officier van justitie de 13 foto’s en de 4 films die zijn genoemd in het proces-verbaal kinderpornografisch materiaal d.d. 19 januari 2011 (p. 73) hebben bedoeld. Hierover kan ook bij de verdachte geen misverstand bestaan hebben. Voorts is de feitelijke inhoud van de foto’s en films nader omschreven. Die inhoud kan bijkans niet explicieter worden omschreven.
VERWEREN OMTRENT VERZUIM VAN VORMEN
Onrechtmatigheid van de onderzoeken in Zwitserland, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.
Het standpunt van de raadsvrouw
Namens de verdachte is aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat de onderzoeksresultaten uit Zwitserland en de Verenigde Staten van Amerika (hierna: VS), die in Nederland aanleiding zijn geweest voor het instellen van een opsporingsonderzoek jegens de verdachte, op rechtmatige wijze zijn verkregen.
Voor wat betreft het onderzoek in Zwitserland heeft de raadsvrouw de aanleiding van en de rechtsgrond voor een bij een Zwitserse verdachte verrichtte doorzoeking van diens woning en het door de Zwitserse politie opvragen van het IP-adres behorend bij het e-mailadres [mailadres] (waarvan later bleek dat dit adres in gebruik was bij de verdachte) in twijfel getrokken. Aangezien de recht¬matigheid van deze handelingen op basis van het dossier niet kan worden getoetst, moet worden uitgegaan van de onrechtmatigheid daarvan.
Voor wat betreft het onderzoek in de VS gaat het om het volgende. De Nederlandse verbalisant [verbalisant] heeft deelgenomen aan een door de FBI in de VS gegeven training. Tijdens die training heeft een FBI-agent ingelogd op het account van de gebruiker ‘[gebruiker]’. Dat account gaf toegang tot het programma Gigatribe. Vervolgens heeft [verbalisant] mappen geopend waarin hij kinderporno aantrof en het IP-adres van de gebruiker achterhaald. Later zijn in Nederland middels een vordering ex 126na Wetboek van Stafvordering de bij dat IP-adres horende persoonsgegevens (die van de verdachte bleken te zijn) opgevraagd. In de visie van de raadsvrouw is sprake geweest een ernstige inbreuk op de privacy in de vorm van computervredebreuk, hetgeen een strafbaar feit is. Er zijn gegevens opgenomen, zonder dat daarvoor een machtiging van de rechter-commissaris is afgegeven. Dat een Nederlandse opsporingsambtenaar hieraan heeft meegewerkt, is schandelijk te noemen, te meer nu de betrokken verbalisant tevoren bij de juridische bezwaren heeft stilgestaan. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
Het voorgaande dient te leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde, subsidiair tot uitsluiting van de resultaten van het in Zwitserland en de Verenigde Staten verkregen bewijs, alsook het bewijs dat is verkregen bij de doorzoeking bij de verdachte op 15 december 2009, omdat deze doorzoeking op onrechtmatig verkregen informatie gestoeld is geweest, en meer subsidiair tot strafvermindering.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat onduidelijk is of de informatie die op 29 juli 2010 van het Child Exploitation and Online Protection Centre te Londen (Groot-Brittannië), te weten dat de gebruiker van de nickname ‘[gebruiker]’ kinderporno zou bezitten en delen met anderen en dat deze gebruik zou maken van het IP-adres [IP-adres], op rechtmatige wijze is verkregen. Nu op basis van deze gegevens een opsporingsonderzoek is gestart dienen de resultaten daarvan van het bewijs te worden uitgesloten, hetgeen moet leiden tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is betoogd dat uitgegaan moet worden van de rechtmatigheid van strafvorderlijk handelen van buitenlandse autoriteiten. Van enig vormverzuim is in haar optiek dan ook geen sprake.
Het oordeel van de rechtbank
Overwogen wordt dat de Nederlandse autoriteiten op de - respectievelijk - door de Zwitserse en Britse autoriteiten verstrekte informatie, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, mochten afgaan, in die zin dat op grond van de daardoor gerezen verdenking in Nederland een opsporingsonderzoek mocht worden ingesteld (vgl. HR 31 januari 2006, LJN: AU3426).
Ten aanzien van het gestelde omtrent de gang van zaken in de VS geldt het volgende.
Inspecteur [verbalisant] heeft bij de FBI in de VS deelgenomen aan een cursus van een internationale werkgroep die onder andere het bevorderen van de opsporing van kinderpornografie ten doel had. Uit FBI-onderzoek was gebleken met het zogenaamde ‘peer to peer’-programma ‘Gigatribe’ kinderpornografische afbeeldingen pleegden te worden uitgewisseld. Onderdeel van deze cursus was het leren doorgronden van dit programma.
Anders dan de raadsvrouw heeft aangenomen heeft de betrokken FBI-agent niet ingelogd op het account ‘[gebruiker]’, maar op het account van ‘[gebruiker 2]’. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat de FBI-agent de inloggegevens van de gebruiker van laatstgenoemd account had overgenomen uit een eerder onderzoek. Zowel ten aanzien van de wijze waarop de Amerikaanse autoriteiten die inloggegevens hebben vergaard als het inloggen zelf geldt evenzeer dat op grond van het rechtstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat het account ‘[gebruiker 2]’ heeft toebehoord aan de verdachte. Voorzover er al enige onregelmatigheid aan de handelwijze van de Amerikaanse opsporingsdiensten zou kleven is de verdachte daardoor niet getroffen in een rechtens te respecteren belang.
[verbalisant] heeft, nadat de FBI-agent op het account van ‘[gebruiker 2]’ had ingelogd, op dat account contact gemaakt met de computer van de gebruiker van het account ‘[gebruiker]’. Hij stelde vast dat zich in de directories die door ‘[gebruiker]’ met anderen werden gedeeld kinderporno¬grafische afbeeldingen bevonden. Hij heeft verschillende van deze kinderpornografische afbeeldingen gedownload. Ten tijde van het downloaden kon hij zien dat verbinding was met de computer van ‘[gebruiker]’ via het IP-adres [IP-adres]. Na terugkomst in Nederland heeft [verbalisant] middels een aan internet provider Telfort gerichte vordering ex 126na Wetboek van Strafvordering gebruikersgegevens behorend bij evengenoemd IP-adres opgevraagd. Die gebruiker bleek de verdachte te zijn.
Van computervredebreuk is pas sprake als inbreuk wordt gemaakt op gegevens waarvan duidelijk is dat de betrokkene die heeft willen afschermen van nieuwsgierige blikken. Dat is hier geenszins het geval. Over de werking van het programma Gigatribe is gerelateerd dat de gebruikers na registratie anderen kunnen uitnodigen om bestanden te delen. Klaarblijkelijk heeft de verdachte op enig moment een dergelijke uitnodiging gericht aan de gebruiker van het account ‘[gebruiker 2]’ en deze aldus in de gelegenheid gesteld deze bestanden te bekijken en te uploaden.
Het verweer wordt op alle onderdelen verworpen. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in haar vervolging. Voor bewijsuitsluiting of strafvermindering bestaat geen aanleiding.
Salduz verweer
Door de raadsvrouw is naar voren gebracht dat de verdachte voorafgaand aan zijn verhoor op 15 december 2009 niet op het recht is gewezen voor het eerste verhoor een advocaat te raadplegen. Dit is strijdig met de geldende Salduz-jurisprudentie en daarom moet deze verklaring van de verdachte worden uitgesloten van het bewijs.
Met de officier van justitie, maar op andere gronden, is de rechtbank van oordeel dat het verweer de verdachte niet kan baten. Nu zij het betreffende proces-verbaal niet voor het bewijs zal bezigen, heeft de verdachte geen belang bij bespreking van dat verweer (vgl. HR 30 juni 2009, LJN: BH3079, r.o. 2.7.3).
VERWEER TEN AANZIEN VAN FEIT 2
De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij feit 2 en stelt daartoe dat zijn computer door een ander gehackt moet zijn.
Vast staat dat het programma Gigatribe op de computer van de verdachte is geïnstalleerd op 10 februari 2010 en op 30 september 2010 weer van de computer is verwijderd. In de gebruikte Path naam is de naam van de verdachte ([naam]) verwerkt en op de bij hem in beslag genomen USB-stick is onder meer het bestand “deleted folder Gigatribe” aangetroffen. Gelet hierop, alsmede op het feit dat in de periode van installatie van het programma tot 1 juli 2010 gebruik is gemaakt van het chatprogramma van Gigatribe, en de verdachte heeft erkend deze chatgesprekken te hebben gevoerd, acht de rechtbank het verweer dermate ongeloofwaardig dat dit als onaannemelijk wordt verworpen.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 16 mei 2007 tot en met 15 december 2009 in Nederland, een groot aantal afbeeldingen, te weten foto's en films eneen gegevensdrager, te weten een harddisk, bevattende die afbeeldingen heeft verspreid en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het vaginaal enanaal penetreren (met de penis en een voorwerp (massagestaaf) van het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt ( "[bestandsnamen]) en
- het betasten van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt ( [bestandsnamen] en- het betasten en/of likken (door een hond) van de vagina van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt ( [bestandsnamen] en- het (laten) vasthouden en/of in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt ( [bestandsnamen] en- het (door een volwassen man) masturberen boven en/of ejaculeren op het lichaam en/of bij de mond van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt ( [bestandsnamen]) en- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of opgemaakt zijn en/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft ([bestandsnamen] en
- het vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en een voorwerp door dieren/monsters) van het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt ( [bestandsnamen]") en
- het betasten en/of likken van de borsten van een volwassen vrouw door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt ( [bestandsnamen])) en- het likken en/of betasten van de vagina van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt (door een hond) ( [bestandsnamen] en- het likken van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt ( "[bestandsnaam]") en- het laten vasthouden en/of betasten en/of in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt ([bestandsnamen] en- het (laten) vasthouden van een stijve penis door een persoon diekennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ( "[bestandsnaam]") en- het in de mond (laten) nemen van de penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ( "[bestandsnaam]") en- het (door een volwassen man) ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt "[bestandsnaam]") en- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed zijn en/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (waarbij) door de op de afbeelding aanwezige (spreek-)teksten de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft ( [bestandsnamen]"),
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van 12 februari 2010 tot en met 7 december 2010 te Rotterdam een aantal afbeeldingen, te weten 13 foto's en 4 films en gegevensdragers bevattende die afbeeldingen, te weten computers in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit
- het vaginaal en anaal en oraal penetreren (met de penis )van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het vaginaal penetreren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van een ander persoon en
- het betasten van de geslachtsdelen van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de vingers en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon in een omgeving en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert die niet bij de leeftijd past en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft,
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De onder 1 B ten laste gelegde afbeeldingen die zijn uitgestreept voldoen niet aan de daaraan voorafgaande omschrijvingen van de betreffende seksuele gedraging. Ten aanzien van de afbeeldingen die onder 2 en 4 zijn opgenomen in “Map CE2” geldt dat deze afbeeldingen een evident seksueel karakter ontberen. De verdachte moet van die onderdelen worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSOVERWEGING MET BETREKKING TOT VIRTUELE KINDERPORNO
I.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de onder 1 B in de tenlastelegging opgenomen virtuele afbeeldingen aangemerkt kunnen worden als strafbare kinderporno als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
In het eerste lid van dit artikel zijn verschillende handelingen strafbaar gesteld ten opzichte van afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken.
Het bestanddeel “schijnbaar is betrokken” is aan voornoemde bepaling toegevoegd bij Wet van 13 juli 2002 (Stb. 2002, 388). Met de wetwijziging is beoogd de reikwijdte van artikel 240b eerste lid Sr uit te breiden tot zogenaamde virtuele kinderporno.
II.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze wetswijziging komt naar voren dat de ratio van de nieuwe strafbaarstelling niet langer louter is gelegen in de bescherming van de afgebeelde jeugdige, maar ook in de bescherming van kinderen in het algemeen tegen gedrag dat kan worden gebruikt om kinderen aan te moedigen of te verleiden om deel te nemen aan seksueel gedrag of gedrag dat deel kan gaan uitmaken van een subcultuur die seksueel misbruik van kinderen bevordert. Rechtvaardiging voor de strafbaarstelling kan ook worden gevonden in het voorkomen van schade als gevolg van het in omloop brengen van beeldmateriaal dat seksueel misbruik suggereert. Voorts blijkt uit de wetgeschiedenis dat het wel dient te gaan om een realistische afbeelding die (echt is of) voor echt doorgaat. Over de wijze van beantwoording van de vraag of een bepaalde afbeelding al dan niet tot kinderpornografie moet worden gerekend kan naar tijd en plaats soms verschillend worden gedacht. Het beslissend oordeel is uiteindelijk aan de onafhankelijke rechter, aldus de wetgever (Kamerstukken II, 2001/02, 27 745, nr. 3, p. 4 en nr. 6, p. 8-14 en Kamerstukken I, 2001/02, 27 745, nr. 299b, p. 2-9).
III.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de mogelijkheden op virtueel gebied, sinds de inwerkingtreding van de gewijzigde wettekst, in het laatste decennium een grote vlucht hebben genomen. De onderhavige virtuele afbeeldingen illustreren dat. De wetgever heeft destijds niet kunnen voorzien wat de huidige mogelijkheden op virtueel gebied zouden zijn en hoe realistisch virtuele afbeeldingen heden ten dagen kunnen lijken. Voor de beantwoording van de vraag of de onderhavige virtuele afbeeldingen al dan niet strafbaar zijn grijpt de rechtbank daarom terug op de onder II genoemde ratio van de uitbreiding van de strafbaarstelling van kinderpornografie. Bezien moet aldus worden of sprake is van een afbeelding die dermate realistisch is dat die kan worden gebruikt om kinderen aan te moedigen of te verleiden om deel te nemen aan seksueel gedrag of gedrag dat deel kan gaan uitmaken van een subcultuur die seksueel misbruik van kinderen bevordert.
IV.
Om te voorkomen dat de reikwijdte van de strafbaarstelling té ver wordt opgerekt moet volgens de rechtbank van de betreffende afbeeldingen tevens kunnen worden gezegd dat die afbeeldingen op zichzelf of in combinatie met de daaraan toegevoegde tekst, onmiskenbaar en naar objectieve maatstaven bezien, bedoeld zijn tot het opwekken van seksuele prikkeling of andere seksuele doeleinden. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij de definitie die van ‘child pornography’ is gegeven in artikel 20, eerste lid, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van 2007 (Trb. 2008/58).
V.
Ten aanzien van de onderhavige virtuele afbeeldingen komt de rechtbank, tegen de achtergrond van het voorgaande, tot het volgende oordeel.
Diverse afbeeldingen zijn op het eerste gezicht niet van echt te onderscheiden. Voor het deel van de onderhavige afbeeldingen waarvan niet kan worden gezegd dat zij op het eerste gezicht niet van echt zijn te onderscheiden, benadert de uiterlijke verschijningsvorm van de daarop weergegeven personen zozeer de werkelijkheid, dat niet gezegd kan worden dat zij niet realistisch zijn.
Op basis van eigen waarneming concludeert de rechtbank dat de bewezenverklaarde virtuele afbeeldingen voldoen aan het onder IV gestelde criterium. Geoordeeld wordt dat de afbeeldingen de belangen, die de wetgever heeft beoogd te beschermen met de eerder omschreven wetswijziging, schaden. De afbeeldingen zijn daarom in strijd met artikel 240b Sr.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben;
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden,
terwijl van het plegen van deze misdrijven een gewoonte wordt gemaakt;
2.
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben
en
zich door middel van een geautomatiseerd werk de toegang verschaffen tot een afbeelding
van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog
niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
terwijl van het plegen van deze misdrijven een gewoonte wordt gemaakt.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende lange tijd kinderpornografisch materiaal in zijn bezit gehad. Een groot gedeelte van de afbeeldingen betreft kinderen van (zeer) jonge leeftijd. De afbeeldingen tonen het misbruik van kinderen in zijn ergste soort, waarbij gebruik van attributen, dieren en martelwerktuigen in met name de virtuele afbeeldingen niet wordt geschuwd. Op meerdere van de afbeeldingen is te zien hoe kinderen vastgebonden zijn.
Het in bezit hebben van dergelijke afbeeldingen is een zeer ernstig misdrijf. Door deze afbeeldingen te verzamelen en te verspreiden heeft de verdachte meegewerkt aan het in stand houden van een markt, waarbinnen voor eigen gewin kinderen op de meest gruwelijke manieren worden misbruikt en uitgebuit. De verdachte werkt daarom indirect mee aan het misbruik van deze kinderen. Dat wordt de verdachte zwaar aangerekend. Het behoeft geen uitleg dat de kinderen in veel gevallen voor het leven getraumatiseerd zijn door het seksueel misbruik en verplicht worden op een verkeerde, afkeurenswaardige manier en op veel te jonge leeftijd kennis te maken met hun eigen seksualiteit. Met betrekking tot het virtuele materiaal geldt dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, hiermee wordt beoogt om het misbruik van echte kinderen op een realistische wijze te verbeelden en de rechtbank dit schadelijk acht wegens het bevorderen van een subcultuur met een markt voor kinderporno.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2011 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Deze nieuwe feiten zijn gepleegd in een proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en ook ten tijde van zijn behandeling bij De Waag, die de verdachte bij die eerdere veroordeling was opgelegd.
In het rapport, opgesteld door de deskundige dr. M.J. van Trommel, d.d. 17 februari 2011, wordt gesteld dat de behandeling bij De Waag de verdachte in onvoldoende mate heeft kunnen helpen om op andere wijze met zijn beperkingen om te gaan. De verdachte lijdt aan een erectiestoornis, nicotineafhankelijkheid en aan een computerverslaving. Hoewel zijn persoonlijkheid is gekarakteriseerd door ontwijkende en afhankelijkheidstrekken alsmede door contactarmoede, kan echter niet gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis. De deskundige is van mening dat de beperkingen die de persoonlijkheid van de verdachte kenmerken hem in geringe mate hebben verhinderd om zijn vrijheid van handelen te kunnen uitoefenen. Hij adviseert om uit te gaan van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het delict. Zonder een deskundige behandeling kan worden verwacht dat een verhoogd recidiverisico aanwezig is. Geadviseerd wordt de verdachte een behandeling bij Het Dok te laten ondergaan onder toezicht van de reclassering. .
In het reclasseringsadvies, opgesteld door J. Ivasko, d.d. 10 februari 2011, wordt verwezen naar de conclusies en adviezen die reeds waren vermeld in diens rapport van 16 november 2010. In dit laatstgenoemde rapport wordt gesteld dat het recidiverisico hoog gemiddeld is. Geadviseerd wordt het opleggen van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De in de hiervoor besproken rapportages geformuleerde adviezen worden overgenomen en de conclusies maakt de rechtbank tot de hare. De rechtbank zal daarom een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte een serieuze stok achter de deur nodig heeft om zich in de toekomst verre te houden van kindermisbruik gerelateerde delicten, legt de rechtbank aan de verdachte een groter voorwaardelijk strafdeel op dan door de officier van justitie is geëist. Daar er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en de verdachte ook na eerdere behandeling geen blijk heeft gegeven van verbetering op dit punt, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel met een lange proeftijd van zeven jaar, zoals door de officier van justitie gevorderd, noodzakelijk. Dit is mede ingegeven door de omstandigheid dat de verdachte tijdens zijn eerdere behandeling bij De Waag opnieuw begonnen is met het downloaden van kinderporno. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat de verdachte op dat moment geen hulp heeft gevraagd, terwijl die juist op dat moment binnen handbereik was.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 7 (zeven) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast
indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende 2 (twee) jaar na ingang van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden meewerken aan een behandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok, of een soortgelijke instelling;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kolk, voorzitter,
en mrs. De Jong en Mantel-Duetz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Rodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2011.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.