ECLI:NL:RBROT:2011:BP8982

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/923 , 10/924 , 10/925 , 10/926, 10/927, 10/928, 10/929, 10/930, 10/931 TELEC-T1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroepschrift inzake tariefregulering door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroepschrift dat door Tele2 Nederland B.V. was ingediend tegen besluiten van het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) inzake tariefregulering. De eiseres, Tele2 Nederland B.V., had in haar beroepschrift verzocht om aanhouding van de behandeling in afwachting van de uitkomsten van een onderzoek dat door de verweerder was ingesteld. Eiseres stelde dat het te laat indienen van het beroepschrift verschoonbaar was, en dat artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in dit geval ruimer moest worden uitgelegd in het licht van Europese richtlijnen.

De rechtbank overwoog dat de beroepen niet binnen de wettelijk geldende termijn van zes weken waren ingediend. Artikel 6:11 van de Awb biedt de mogelijkheid om een te laat ingediend beroepschrift onder bepaalde omstandigheden toch ontvankelijk te verklaren. Echter, de rechtbank oordeelde dat de na het verstrijken van de beroepstermijn opgekomen nieuw gebleken feiten en omstandigheden niet voldoende waren om het buiten de termijn ingediende geschrift ontvankelijk te verklaren. De rechtbank verwees naar de bijzondere procedures die de Awb biedt voor dergelijke situaties, en concludeerde dat er geen grond was voor de ruime uitleg die eiseres voorstond.

De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk en wees het verzoek om prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nrs.: AWB 10/923 TELEC – T1, AWB 10/924 TELEC – T1,
AWB 10/925 TELEC – T1, AWB 10/926 TELEC – T1,
AWB 10/927 TELEC – T1, AWB 10/928 TELEC – T1,
AWB 10/929 TELEC – T1, AWB 10/930 TELEC – T1,
AWB 10/931 TELEC – T1.
Uitspraak in het geding tussen
Tele2 Nederland B.V., gevestigd te Diemen, eiseres,
gemachtigden mr. M.J. Geus en mr. G.J. Zwenne, advocaten te ‘s-Gravenhage,
en
het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 15 maart 2010 heeft eiseres op nader aan te voeren gronden beroep ingesteld
tegen de bij het beroepschrift gevoegde besluiten van verweerder inzake EDC en EDC/BULRIC tariefregulering. Verweerder heeft deze besluiten genomen in de periode variërend van juli 1998 tot november 2004.
Op 11 februari 2011 heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:44 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een comparitie van partijen plaatsgevonden, waar eiseres bij ge¬machtigden is verschenen en verweerder is verschenen bij gemachtigden mr. G.M. Szakály en mr. F. de Ruijter. Tijdens deze comparitie stond centraal de vraag of het overschrijden van de termijnen voor het indienen van het beroepschrift verschoonbaar is.
Partijen hebben bij deze comparitie uitgesproken dat voor de beantwoording van de vraag, of er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, geen zitting noodzakelijk meer is.
2 Overwegingen
2.1.1 Op verzoek van eiseres heeft verweerder onderzoek gedaan naar (onder andere) op welke wijze KPN gereguleerde wholesalediensten heeft gefactureerd en in hoeverre dit in overeenstemming is met de toepasselijke tariefregulering. Afhankelijk van de resultaten daarvan kan het zijn dat verweerder overgaat tot het treffen van handhavende maatregelen.
Indien verweerder daartoe niet over wil gaan, wil eiseres zeker stellen dat zij alsdan niet alleen om formele redenen geen rechtsmiddelen kunnen indienen. Om deze reden stelt eiseres thans beroep in.
2.1.2 Eiseres heeft in het beroepschrift verzocht de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat verweerder heeft ingesteld.
2.1.3 Eiseres meent dat haar beroep ontvankelijk is, omdat het te laat indienen van het beroepschrift verschoonbaar zou zijn. Voor zover het beroep op artikel 6:11 van de Awb op zichzelf niettemin niet zou kunnen slagen, stelt eiseres dat deze bepaling, in het licht van artikel 4 van de Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en diensten (hierna: Kaderrichtlijn) en artikel 26 van de Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (hierna: ONP-spraakrechtlijn) ruimer dient te worden uitgelegd, althans dat uit deze artikelen volgt dat de beroepen wel ontvankelijk moeten worden geacht.
2.2 De rechtbank overweegt het volgende.
2.2.1 Vast staat dat de beroepen niet binnen de daarvoor geldende wettelijk termijn van zes weken zijn ingediend.
2.2.2 Artikel 6:11 van de Awb voorziet erin dat een te laat ingediend bezwaar- of beroepschrift onder omstandigheden toch ontvankelijk kan worden geacht.
2.2.3 Naar het oordeel van de rechtbank brengen na het verstrijken van de beroepstermijn opgekomen nieuw gebleken feiten en omstandigheden niet met zich dat een buiten de beroepstermijn ingediend geschrift ontvankelijk moet worden geacht.
2.2.4 De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de Awb voor de situatie zoals hier aan de orde bijzondere procedures kent, neergelegd in (analoge toepassing van) artikel 4:6 van de Awb en artikel 8:88 van de Awb. Gelet op deze voorzieningen, die bij relevante nieuw gebleken feiten en omstandigheden op een adequate wijze toegang tot de rechter bieden, is er geen grond voor de ruime uitleg die eiseres aan artikel 6:11 van de Awb geeft.
2.2.5 Om diezelfde reden is er geen grond om aan te nemen dat artikel 6:11 van de Awb, vanwege strijd met artikel 4 van de Kaderrichtlijn en (daarvoor) artikel 26 van de ONP-spraakrichtlijn, in het onderhavige geval toch op de door eiseres gewenste wijze zou moeten worden uitgelegd. Het verzoek van eiseres om ter zake hiervan prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie, honoreert de rechtbank daarom niet.
2.2.6 De door eiseres aangehaalde jurisprudentie biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.
2.2.7 Uit het voorgaande volgt dat de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
2.2.8 Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in tegenwoordigheid van R.P. Evegaars, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 24 maart 2011.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseressen worden begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: