1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
beide wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. T. Galema,
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.P.M. van Kippersluis.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eisers]” respectievelijk “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• het exploot van dagvaarding van 22 februari 2010, met producties;
• de conclusie van antwoord, met producties;
• de conclusie van repliek, met producties;
• de conclusie van dupliek, met producties;
• de akte aan de zijde van [eisers]
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast:
2.1 [gedaagde] is een waterleidingbedrijf en is in (onder meer) Rotterdam de exclusieve drinkwaterleverancier.
2.2 [eisers] hebben op 12 maart 2008 een perceel grond gekocht voor de bouw van een woning in het park [naam, nummer] (hierna: de woning). In januari 2009 is de gecontracteerde aannemer gestart met de bouw van de woning. Begin maart 2009 heeft de aannemer [eisers] laten weten dat de woning naar verwachting begin juni 2009 zou worden opgeleverd. Op 15 juni 2009 is de woning van [eisers] opgeleverd.
2.3 [eisers] hebben op 2 maart 2009 via de website www.aansluitingen.nl een wateraansluiting bij [gedaagde] aangevraagd. Op deze aanvraag heeft [gedaagde] op 17 maart 2009 per e-mail als volgt gereageerd:
(…) Helaas heeft [gedaagde] op de locatie waarvoor u een drinkwateraansluit[stra[straat II]zoekt, [locatie], nog geen infrastructuur aangelegd.
Ik verwijs u dan ook bij deze naar de heer [A] van OBR die u mogelijk tijdelijk water kan leveren via de bouwwater aansluiting in dit gebied.
Zodra er meer bekend is m.b.t. het leidingnet dat [ged[gedaagde] zal gaan leggen stellen wij u daar van in kennis en bieden u dan t.z.t. een offerte aan voor het tot stand brengen van een drinkwateraansluiting op het drinkwaternet van [ged[gedaagde] (…)
2.4 Op 12 mei 2009 heeft het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam van de gemeente Rotterdam (hierna: OBR) aan [eisers] een brief gezonden met - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
(…) Gezien de huidige voortgang van aanleg en definitieve aansluiting op deze nutsvoorziening, wordt u in de gelegenheid gesteld uw woning aan te sluiten op het door de Gemeente aangelegde leiding ten behoeve van bouwwater.
U dient er wel rekening mee te houden dat het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam niet de kwaliteit van het geleverde water kan garanderen. Het betreft hier geen definitieve nutsvoorziening. (…)
2.5 De aanleg van het drinkwaternet in de omgeving van de woning van [eisers] is gestart na 23 maart 2009. Op 26 augustus 2009 heeft [gedaagde] aan [eisers] een offerte gezonden voor de aansluiting op het drinkwaternet. Op 7 september 2009 hebben [eisers] de offerte aanvaard en teruggestuurd. De drinkwateraansluiting in de woning van [eisers] is gerealiseerd op 23 september 2009.
3. De stellingen van partijen
3.1 [eisers] hebben gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van:
a) een bedrag van € 3.850,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2009 tot de dag van volledige voldoening;
b) de buitengerechtelijke kosten van € 450,00;
c) de kosten van het geding.
3.2 Aan de vordering hebben [eisers] naast de onder 2. genoemde vaststaande feiten
- samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Op grond van artikel 3p van de Waterleidingwet (verder: WLW) was [gedaagde] (gelet op het tijdige verzoek daartoe van [eisers]) verplicht [eisers] met ingang van 15 juni 2009 aan te sluiten op het drinkwaternet. [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in haar wettelijke taak. Dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met haar verbintenissen uit de wet is [gedaagde] te verwijten nu zij veel te laat uitvoering is gaan geven aan de haar door de gemeente Rotterdam (hierna: de gemeente) verstrekte opdracht tot aanleg van het drinkwaternet ter plaatse. Het is de wettelijke taak van [gedaagde] om een waterleidingnet aan te leggen. De gemeente heeft [gedaagde] reeds in november 2007 opdracht gegeven ter plaatse over te gaan tot de aanleg van het drinkwaternet. [gedaagde] heeft deze opdracht niet tijdig uitgevoerd waardoor de drinkwateraansluiting van [eisers] pas op 23 september 2009 gerealiseerd kon worden. Daarnaast had de woning van [eisers] aangesloten kunnen worden op het leidingnet van de [straat]. Het aangeboden bouwwater beschikt niet over een zodanige kwaliteit dat het kan fungeren als drinkwater. Als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde] hebben [eisers] schade geleden tot een bedrag van € 3.850,00. Deze schade bestaat uit extra woonlasten en overige kosten zoals energiekosten, gemeentelijke heffingen, parkeerkosten, telefoonkosten en kosten voor internet en telefonie.
De gemachtigde van [eisers] heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. [eisers] hebben recht op vergoeding van de kosten voor deze werkzaamheden.
3.3 [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing ervan, met veroordeling van [eisers], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure. Zij heeft daartoe - eveneens samengevat - aangevoerd dat zij haar verplichtingen niet geschonden heeft.
De verplichtingen uit artikel 3p WLW zien op de situatie waarin reeds een infrastructuur aanwezig is. Het artikel verplicht slechts tot aansluiting op het reeds bestaande leidingnet. In de wijk was nog geen leidingnet aanwezig. Deze bepaling legt niet de verplichting op tot het aanleggen van een nieuw leidingnet zodra iemand daarom verzoekt. Pas op 23 maart 2009 is tussen [gedaagde] en de gemeente een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen met betrekking tot de aanleg van het leidingnet. De woning van [eisers] lag ten tijde van de aanvraag te ver verwijderd van de dichtstbijzijnde hoofdleiding.
[gedaagde] betwist voorts de door [eisers] gestelde geleden schade en het bestaan van causaal verband tussen de verweten gedraging en de schade. [eisers] hebben tevens niet voldaan aan de schadebeperkingsplicht. Het was voor [eisers] mogelijk om door middel van de bouwwateraansluiting van de gemeente tijdelijk aangesloten te worden op de drinkwatervoorziening. De bouwwatervoorziening levert hetzelfde water als de drinkwatervoorziening.
3.4 De stellingen van partijen zullen, voor zover nodig, nader worden besproken bij de beoordeling van het geschil.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 De vraag, die in deze procedure moet worden beantwoord, is of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] hebben geleden als gevolg van het feit dat [eisers] eerst op 23 september 2009 aangesloten zijn op het drinkwaterleidingnet en niet met ingang van de datum van oplevering van de woning van [eisers]
4.2 [eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in haar taak het waterleidingnet tijdig aan te leggen waardoor zij ook niet kon voldoen aan haar verplichtingen uit artikel 3p WLW.
Ingevolge artikel 3p lid 1 WLW is de eigenaar van een waterleidingbedrijf verplicht, binnen het distributiegebied waarin hij bevoegd is drinkwater te leveren, degene die daarom verzoekt een aanbod te doen te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde leidingnet.
4.3 Vooropgesteld wordt dat nu drinkwater een eerste levensbehoefte is en [gedaagde] in Rotterdam met betrekking tot de aansluiting en levering van drinkwater een monopoliepositie heeft, er voor [gedaagde] een verplichting bestaat om, binnen haar mogelijkheden, op een adequate wijze zorg te dragen voor de drinkwatervoorziening, met name indien daarom verzocht wordt.
4.4 Nu vast staat dat er op de plek van de woning op 15 juni 2009 nog geen leidingnet ten behoeve van drinkwater was aangelegd, levert het enkele feit dat [gedaagde] de woning hierdoor niet kon aansluiten op het drinkwater geen tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] op. Artikel 3p lid 1 WLW spreekt immers van het door [gedaagde] beheerde leidingnet.
4.4.1 In samenhang met een of meer van de door [eisers] gestelde bijkomende omstandigheden - indien deze vast komen te staan - kan het niet (kunnen) aansluiten van [eisers] op het drinkwater, mede gelet op de ruime termijn die door [eisers] in acht is genomen bij het aanvragen van de wateraansluiting, echter wel een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] opleveren.
4.4.2 In de eerste plaats kan het niet (mogelijk zijn van het) aansluiten van [eisers] op het drinkwater een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] opleveren indien vast komt te staan dat tussen [gedaagde] en de gemeente reeds in 2007 een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen met betrekking tot de aanleg van het leidingnet en [gedaagde] op grond van deze overeenkomst eerder dan in maart 2009 had moeten starten met de aanleg en/of tenminste op het moment van de oplevering van de woning van [eisers] deze aanleg voltooid had moeten hebben. Dat een in deze zin luidende overeenkomst van opdracht met de gemeente tot stand is gekomen, wordt echter uitdrukkelijk betwist door [gedaagde]. In dit verband overweegt de kantonrechter dat het niet onbegrijpelijk is dat [gedaagde] pas start met de aanleg van het leidingnet indien hieromtrent daadwerkelijk overeenstemming met de gemeente is bereikt. Het leidingnet moet immers aangelegd worden in de aan de gemeente in eigendom toebehorende grond.
4.4.3 De woning van de heer [B], gelegen aan dezelfde straat als de woning van [eisers], is door [gedaagde] aangesloten op een nooddrinkwateraansluiting. Volgens [eisers] had de leiding vanuit de [straat] naar hun woning doorgetrokken kunnen worden, net zoals dat bij de heer [B] is gebeurd. [gedaagde] betwist dat de aansluiting van de [straat] doorgetrokken is. De woning van de heer [B] is (naast de [straat II]) ook gelegen aan de [straat] en kon om die reden tijdelijk aangesloten worden op het leidingnet van de [straat], de woning van [eisers] was hiervoor te ver van de [straat] gelegen, aldus [gedaagde]. Indien vast komt te staan dat het aansluiten van de woning van [eisers] op het leidingnet aan de [straat] een reële mogelijkheid was, levert het niet benutten van deze mogelijkheid een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] op.
4.5 Indien vast komt te staan dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] is laatstgenoemde op grond van artikel 6:74 BW verplicht de schade die [eisers] daardoor hebben geleden te vergoeden. [gedaagde] heeft (de hoogte van) de door [eisers] gestelde geleden schade betwist.
4.5.1 Dat [eisers] de woning hadden kunnen laten aansluiten op de bouwwateraansluiting kan [eisers] in onderhavige procedure niet worden tegengeworpen. Het is niet onbegrijpelijk dat, gelet op de mededeling van de gemeente met betrekking tot het bouwwater en de afbeelding op de door [eisers] overgelegde foto van de bouwwateraansluiting, [eisers] deze mogelijkheid ten tijde van de oplevering van de woning geweigerd hebben.
4.5.2 [gedaagde] betwist voorts het causaal verband tussen de haar verweten gedraging en de schade. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat uit het door [eisers] overgelegde rapport blijkt dat ten tijde van de oplevering van de woning op 15 juni 2009 aan de woning in totaal 50 gebreken kleefden, waaronder het ontbreken van de gasmeter, elektrameter en rioolaansluiting. Gelet op deze gebreken is het volgens [gedaagde] onwaarschijnlijk dat het ontbreken van een drinkwatervoorziening de reden was voor het niet betrekken van de woning.
4.6 Alvorens omtrent de bewijslevering te beslissen, dan wel te beoordelen of voornoemde feiten en/of omstandigheden een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] opleveren, acht de kantonrechter het wenselijk de zaak met partijen te bespreken. Daartoe zal een comparitie van partijen worden gelast. De comparitie van partijen zal tevens worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.
De kantonrechter verzoekt partijen met betrekking tot het navolgende nadere informatie te verschaffen.
- [gedaagde] wordt in de gelegenheid gesteld (met betrekking tot hetgeen is overwogen in r.o. 4.4.3) concrete informatie te verschaffen met betrekking tot wanneer een aan te sluiten woning te ver van de hoofdleiding is gelegen.
- [eisers] worden in de gelegenheid gesteld de bij dagvaarding genoemde schadeposten nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van facturen en betaalbewijzen.
4.7 Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
bepaalt dat elk van partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met haar gemachtigde) op 14 maart 2011 te 14.15 uur zal verschijnen ter zitting van de kantonrechter welke gehouden zal worden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 te Rotterdam (melden in het rode gebouw B);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en uitgesproken ter openbare terechtzitting.