ECLI:NL:RBROT:2011:BP8359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
372858/ FT-EA 11.353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening en schuldsanering op basis van niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft verzoekster op 16 februari 2011 een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw), alsook een verzoek ex artikel 284 Fw. De rechtbank heeft op 16 maart 2011 uitspraak gedaan in deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat het minnelijk traject niet is gevolgd, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van verzoekster in haar verzoek ex artikel 284 Fw, conform artikel 288, eerste lid, sub f, Fw.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar verzoek ex artikel 287b, eerste lid, Fw, en ook niet in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw. Dit besluit is genomen omdat verzoekster geen bewijs heeft geleverd van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Ondanks dat verzoekster een kopie van een eerder vonnis tot ontruiming heeft overgelegd, ontbrak een exploit van aanzegging tot ontruiming, waardoor de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een dreigende situatie.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de wetgever met een moratorium beoogt om schuldenaren een adempauze te bieden bij dreigende executie, zodat zij in staat zijn om een regeling met hun schuldeisers te treffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster na een eerdere toewijzing van een verzoek ex artikel 287b Fw op 17 september 2010, het minnelijk traject niet heeft opgestart. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verzoekster de geboden adempauze niet heeft benut om haar financiële situatie te verbeteren. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
voorlopige voorziening en verzoek toepassing schuldsanering
Rekestnummer: 372858/ FT-EA 11.353
Rekestnummer: 372878/ FT-EA 11.356
Uitspraakdatum: 16 maart 2011
In de zaak van
[ naam verzoekster ]
[woonplaatst verzoekster]
hierna: verzoekster.
1. De procedure
Verzoekster heeft op 16 februari 2011 een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b Faillissementswet (Fw) alsmede een verzoek ex artikel 284 Fw.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. Het verzoek
De gevraagde voorziening houdt in om:
- Woonplus Schiedam, Valeriusstraat 3, 3100 AA Schiedam (hierna: verweerster), te verbieden om het vonnis van deze rechtbank Rotterdam d.d. 22 september 2009 tot ontruiming van de woonruimte ten uitvoer te leggen.
3. De beoordeling
Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals limitatief vermeld in artikel 287b, tweede lid, Fw.
Hoewel verzoekster een kopie van het vonnis d.d. 22 september 2009 heeft overgelegd, is geen exploit van aanzegging tot ontruiming aangetroffen waaruit blijkt dat de ontruiming van haar huurwoning is aangezegd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een bedreigende situatie.
Op grond van het vorenstaande dient verzoekster dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om het minnelijk traject voort te zetten en om met de schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
De rechtbank is ambtshalve bekend met haar uitspraak van 17 september 2010 waarbij een eerder verzoek ex artikel 287b Fw van verzoekster gedurende een termijn van vier maanden is toegewezen.
Uit onderhavig verzoekschrift ex artikel 284 Fw blijkt dat na 17 september 2010 het minnelijk traject niet is gestart omdat het inkomen van verzoekster nog niet op orde is en inkomensbeheer nog niet is gestart.
Nu geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld en noch zijn gebleken, stelt de rechtbank vast dat verzoekster de hierboven genoemde adempauze kennelijk niet heeft benut om het minnelijk traject voort te zetten en om met haar schuldeisers een regeling van haar schulden overeen te komen. Vanwege het vorenstaande was onderhavig verzoek niet voor toewijzing in aanmerking gekomen.
Nu het minnelijk traject niet is gevolgd, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 288, eerste lid, sub f, Fw ten aanzien van haar verzoek ex artikel 284 Fw niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 287b, eerste lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Aldus gegeven door mr. E.A. Vroom, lid van de enkelvoudige kamer, en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.