ECLI:NL:RBROT:2011:BP6562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349853 / HA ZA 10-746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de uitsluitingsclausule in een verzekeringsovereenkomst bij werkloosheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en TAF B.V. over een verzekeringsovereenkomst die de maandlasten bij werkloosheid dekt. Eiser, die onvrijwillig werkloos was geworden, vorderde een uitkering van € 350 per maand met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2009. TAF B.V. weigerde de uitkering op basis van een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden, die stelt dat er geen recht op uitkering bestaat indien de aanspraak voortvloeit uit een gebeurtenis die zich binnen 180 dagen na de ingangsdatum van de verzekering heeft voorgedaan.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail bekeken. Eiser had een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever, die eindigde door middel van een beëindigingsovereenkomst. De ingangsdatum van de verzekering was 1 juli 2008. Eiser stelde dat hij recht had op uitkering omdat hij aan de voorwaarden voldeed, maar TAF betwistte dit en verwees naar de uitsluitingsclausule. De rechtbank heeft de uitleg van de term 'gebeurtenis' in de polisvoorwaarden beoordeeld en geconcludeerd dat deze verwijst naar feitelijke gebeurtenissen die leiden tot werkloosheid, en niet enkel naar de werkloosheid zelf.

De rechtbank oordeelde dat de werkloosheid van eiser verband hield met een gebeurtenis die zich binnen de 180 dagen na de ingangsdatum van de verzekering had voorgedaan, namelijk de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hierdoor kon TAF zich succesvol beroepen op de uitsluitingsclausule. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke en begrijpelijke polisvoorwaarden en de noodzaak voor verzekerden om zich bewust te zijn van de uitsluitingen die in hun verzekering zijn opgenomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 349853 / HA ZA 10-746
Vonnis van 2 februari 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. G.J. van den Hoven,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAF B.V.,
gevestigd te Maassluis,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen zullen hierna [eiser] en TAF worden genoemd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding d.d. 23 februari 2010 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 9 juni 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 27 oktober 2010.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 [eiser] is met Folietechniek International B.V. (hierna: de werkgever) een arbeidsovereenkomst aangegaan. [eiser] en de werkgever hebben deze arbeidsovereenkomst eind 2008 met wederzijds goedvinden beëindigd. Van de tussen [eiser] en de werkgever gesloten beëindigingsovereenkomst bestaan verschillende versies.
2.2 Tussen [eiser] en TAF is een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen met als ingangsdatum 1 juli 2008. Het betreft een “Taft Maandlastbeschermer”, een verzekering die beoogt de maandlasten van de verzekerde te beschermen indien hij arbeidsongeschikt of werkloos raakt (hierna: de verzekeringsovereenkomst). Het verzekerde maandbedrag bedraagt € 350,=. Op de verzekeringsovereenkomst zijn de Polisvoorwaarden van TAF (hierna: de Polisvoorwaarden) van toepassing. Deze Polisvoorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
12. RECHT OP EEN UITKERING BIJ WERKLOOSHEID
Bij werkloosheid heeft de verzekerde recht op uitkering als de claim voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. De werkloosheid begint minstens 180 dagen na de ingangsdatum van deze verzekering;
b. De verzekerde is onvrijwillig en volledig werkloos geworden;
c. De verzekerde ontvangt een werkloosheidsuitkering op grond van de Werkloosheidswet of een hieruit voortvloeiende wettelijke regeling;
d. Tijdens de periode van werkloosheid is de verzekerde in Nederland beschikbaar om werk te zoeken en te aanvaarden;
e. Indien de verzekerde werkzaamheden uitvoert als uitzendkracht, is er alleen dan recht op uitkering indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de uitzendorganisatie.
(…)
15. UITSLUITINGEN BIJ WERKLOOSHEID
Voor deze verzekering bestaat geen recht op uitkering bij onvrijwillige werkloosheid:
(…)
e. Indien de aanspraak op uitkering voortvloeit uit of verband houdt met een gebeurtenis die zich binnen 180 dagen na de ingangsdatum van deze verzekering heeft voorgedaan;
2.3 Op 13 februari 2009 ontvangt TAF van [eiser] een schadeaangifteformulier, waarop hij aangeeft onvrijwillig werkloos te zijn geworden met ingang van 1 februari 2009.
2.4 Bij brief d.d. 13 maart 2009 wijst TAF de aanspraak van [eiser] op uitkering af.
3. De vordering
De (gewijzigde) vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- TAF te veroordelen de verzekeringsovereenkomst onverkort en volledig na te komen door het verstrekken van een uitkering ad € 350,= per maand aan [eiser] met terugwerkende kracht met ingang van 1 februari 2009, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, op straffe van een dwangsom;
- TAF te veroordelen met ingang van 1 februari 2010 over te gaan tot het verstrekken van een maandelijkse uitkering ad € 350,= aan [eiser], op straffe van een dwangsom;
- TAF te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente binnen veertien dagen na het vonnis, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, en te vermeerderen met de nakosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] de volgende stellingen aan zijn vordering ten grondslag gelegd.
3.1 De arbeidsovereenkomst van [eiser] is met ingang van 1 februari 2009 geëindigd door middel van het sluiten van een beëindigingovereenkomst.
3.2 Hiermee voldoet [eiser] aan de in de Polisvoorwaarden gestelde vereisten voor aanspraak op uitkering en heeft [eiser] met ingang van 1 februari 2009 recht op een maandelijkse uitkering van € 350,=.
3.3 Tot en met januari 2010 is TAF aan [eiser] een bedrag verschuldigd van € 4.200,=.
3.4 Over het bedrag van € 4.200,= is TAF de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
3.5 Ter incasso van de vordering heeft [eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. De buitengerechtelijke incassokosten worden, conform het rapport Voorwerk II, begroot op € 768,=.
4. Het verweer
Het verweer van TAF strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, daaronder begrepen de nakosten. TAF heeft daartoe – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.1 [eiser] kan geen aanspraak maken op een uitkering uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst, omdat in dit geval de uitsluitingsclausule van artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden van toepassing is. De aanspraak van [eiser] op uitkering vloeit voort uit een gebeurtenis die zich binnen 180 dagen na de ingangsdatum van de verzekering, dus vóór 28 december 2008, heeft voorgedaan.
4.2 In artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden wordt met ‘gebeurtenis’ bedoeld een feitelijke gebeurtenis en niet het intreden van de werkloosheid als bedoeld in artikel 12 van de Polisvoorwaarden. Uit de verklaringen van [eiser] en de overgelegde stukken leidt TAF af dat zo’n feitelijke gebeurtenis zich vóór 28 december 2008 heeft voorgedaan. Een feitelijke gebeurtenis in de zin van artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden is in ieder geval het verlenen van een ontslagvergunning door het CWI aan de werkgever van [eiser] en/of het bereiken van feitelijke overeenstemming over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
4.3 [eiser] heeft geen buitengerechtelijke werkzaamheden verricht, althans geen buitengerechtelijke incassokosten gemaakt.
5. De beoordeling
5.1 Het geschil spitst zich toe op de vraag hoe de uitsluitingsclausule als neergelegd in artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden dient te worden uitgelegd.
5.2 [eiser] heeft in reactie op het door TAF onder 4.2 weergegeven standpunt het volgende naar voren gebracht. Artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden dient in samenhang gelezen te worden met artikel 12 van de Polisvoorwaarden. Hieruit volgt dat onder ‘gebeurtenis’ zoals bedoeld in artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden alleen ‘de werkloosheid’ zoals weergegeven in artikel 12 sub a van de Polisvoorwaarden kan worden verstaan. Immers, indien aan ‘gebeurtenis’ een andere uitleg zou kunnen worden gegeven, zou artikel 12 van de Polisvoorwaarden overbodig worden. Aan daadwerkelijke werkloosheid gaat per definitie een gebeurtenis vooraf die tot de beëindiging van het dienstverband leidt (bijvoorbeeld ontbinding door de kantonrechter, een ontslagvergunning van het CWI of het ondertekenen van een beëindigingsovereenkomst). Artikel 12 sub a van de Polisvoorwaarden belet dat aan het woord ‘gebeurtenis’ in artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden een andere uitleg wordt gegeven dan in artikel 12 van de Polisvoorwaarden is bedoeld. Daarbij geldt dat voor zover er twijfel bestaat over de betekenis van artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden, ingevolge artikel 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) de voor de verzekerde gunstigste uitleg prevaleert, aldus [eiser].
5.3 Ter onderbouwing van de door haar voorgestane uitleg van het woord ‘gebeurtenis’ heeft TAF (als reactie op het onder 5.2 weergegeven standpunt van [eiser]) het volgende aangevoerd.
(a) Overlap met artikel 12: indien in artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden hetzelfde bedoeld zou zijn als in artikel 12 van de Polisvoorwaarden, dan zou artikel 15 sub e een dode letter zijn, omdat het iets zou bepalen dat al elders in de polisvoorwaarden staat. Bedoeld is echter een uitsluiting te creëren die voorkomt dat iemand die feitelijk reeds binnen de periode van 180 dagen is ontslagen om welke reden dan ook formeel nog onder de dekking van de polis valt.
(b) Context: de woorden ‘voortvloeien’ en ‘verband houden’ geven aan dat het kan gaan om meer dan alleen de formele werkloosheid. Aangegeven is juist dat als de werkloosheid samenhangt met een feitelijk gebeuren dat plaatsvindt binnen 180 dagen na de ingangsdatum er geen dekking onder de polis bestaat, ongeacht of de verzekerde aan de vereisten van artikel 12 van de Polisvoorwaarden voldoet. Aan de werkloosheid gaat immers een gebeurtenis (verlenen van een ontslagvergunning, tekenen van een beëindigingsovereenkomst) vooraf die tot beëindiging van het dienstverband leidt.
(c) Taalkundige betekenis: het woord ‘gebeurtenis’ geeft aan dat het dient te gaan om een feitelijk gebeuren en niet zozeer om het voldoen aan alle voorwaarden van artikel 12 van de Polisvoorwaarden.
5.4 Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het bij de uitleg van een beding in een overeenkomst aankomt op hetgeen partijen met dat beding hebben beoogd en, indien niet van een gemeen¬schappelijke bedoeling blijkt, wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de beantwoording van de vraag welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan een beding mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin het beding is gesteld, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van dat beding van belang. De door een verzekeraar vastgestelde en gehanteerde verzekeringsvoorwaarden moeten ten opzichte van een niet professionele verzekerde steeds duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Algemeen gezichtspunt is voorts dat in geval van twijfel over de uitleg van een voorwaarde de voor de verzekerde gunstigste interpretatie prevaleert.
5.5 Van een duidelijke gemeenschappelijke bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst is niet gebleken. Derhalve zal moeten worden beoordeeld wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt.
5.6.1 Naar het oordeel van de rechtbank leidt een redelijke uitleg van artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden ertoe dat aan het woord ‘gebeurtenis’ in dit artikel de betekenis wordt toegekend van feitelijke gebeurtenis en niet die van werkloosheid. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.6.2 In de context van de gehele polis gelezen hangt artikel 15 logisch samen met artikel 12. In artikel 12 worden de voorwaarden gesteld waaraan de verzekerde dient te voldoen om recht te krijgen op een uitkering en in artikel 15 wordt in een aantal gevallen recht op uitkering uitgesloten ondanks dat de verzekerde aan de voorwaarden van artikel 12 voldoet. Gelet op dit doel van artikel 15 (het uitsluiten van recht op uitkering ondanks het voldoen aan de voorwaarden) ligt het niet in de rede dat met ‘gebeurtenis’ is bedoeld werkloosheid. Er zou dan sprake zijn van een zodanige overlap van artikel 12 met artikel 15 dat artikel 15 daarmee een dode letter wordt en feitelijk ook geen sprake meer is van een uitsluiting.
5.6.3 Voorts is aannemelijk, zoals TAF heeft betoogd, dat met artikel 15 sub e beoogd is een uitsluiting te creëren die voorkomt dat onder de dekking van de verzekering valt de verzekerde die feitelijk binnen de periode van 180 dagen na het aangaan van de verzekering is ontslagen, maar waarbij de formele datum waarop het diensverband eindigt, is gelegen ná de periode van 180 dagen. Artikel 15 sub e spreekt immers van ‘voortvloeien uit of verband houden met’ een gebeurtenis. Zoals beide partijen immers aangeven gaat aan de daadwerkelijke werkloosheid een gebeurtenis vooraf gaat die leidt tot de beëindiging van het dienstverband, zoals het verlenen van een ontslagvergunning of het tekenen van een beëindigingsovereenkomst. [eiser] heeft niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt hoe de woorden ‘voortvloeien uit of verband houden met’ in overeenstemming kunnen gebracht met de door hem voorgestane beperkte uitleg.
5.6.4 Ook gelet op de taalkundige betekenis van het woord ‘gebeurtenis’ is de door [eiser] bepleite uitleg niet aannemelijk, mede gezien de verdere bewoordingen van artikel 15. In het algemene spraakgebruik wordt gebeurtenis gebruikt voor een feitelijk gebeuren of een voorval. Hiermee strookt niet dat ‘gebeurtenis’ slechts wordt gekoppeld aan een formeel werkloosheidsbegrip. Dit temeer nu artikel 15 sub e niet spreekt van ‘de gebeurtenis’, waar [eiser] blijkens de processtukken vanuit lijkt te gaan, maar van ‘een gebeurtenis’.
5.6.5 Gelet op het voorgaande bestaat er geen twijfel over de betekenis van artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden en behoeft geen toepassing te worden gegeven aan het in artikel 6:238 lid 2 BW bepaalde.
5.7 Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de werkloosheid van [eiser] voorvloeit of verband houdt met een feitelijke gebeurtenis die zich binnen 180 dagen na de ingangsdatum van de verzekering heeft voorgedaan.
5.8 Het dienstverband van [eiser] is geëindigd door middel van een beëindigingsovereenkomst. Van die beëindigingsovereenkomst zijn drie verschillende versies in het geding gebracht, waarvan één versie is gedateerd 31 december 2008 en de andere twee versies geen datum van ondertekening vermelden. Ter comparitie heeft mr. Van Hoven namens [eiser] verklaard dat deze niet meer weet wanneer de beëindigingsovereenkomst is getekend. Dit betekent dat de datering van de beëindigingsovereenkomst(en) onvoldoende aanknopingspunten biedt bij de beantwoording van de onder 5.7 genoemde vraag. Ter gelegenheid van de comparitie heeft [eiser] een brief d.d. 17 december 2008 van het CWI overgelegd, waarin het CWI bevestigt dat de aanvraag voor de ontslagvergunning is ingetrokken. Ter comparitie is bovendien gebleken dat [eiser] en zijn (toenmalige) rechtsbijstandverlener in ieder geval vanaf 2 december 2008 contact hebben gehad over de ontslagprocedure van [eiser]. Verder vermelden alle versies van de beëindigingsovereenkomst de volgende passage: ‘Van 19 november 2008 tot en met 31 december 2008 hoeft de werknemer zijn werk niet meer te doen. Zo heeft de werknemer voldoende tijd om een nieuwe baan te vinden.’ Ter comparitie heeft [eiser] verklaard dat hem in de periode rond 19 november is gezegd dat hij naar een nieuwe baan op zoek moest en dat hij vrij zou krijgen om een nieuwe baan te zoeken. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de ontslagprocedure van [eiser] nog in november 2008, of in ieder geval vóór 17 december 2008 in gang is gezet. Bij gebreke van enige andere aannemelijke verklaring van [eiser] omtrent de reden van intrekking van de aanvraag voor de ontslagvergunning leidt de rechtbank uit het voorgaande af, dat op 17 december 2008 tussen [eiser] en zijn voormalig werkgever overeenstemming bestond over de beëindiging van het dienstverband en dat daarom de aanvraag voor ontslagvergunning bij het CWI ten behoeve van [eiser] is ingetrokken. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de aanspraak van [eiser] op de uitkering voortvloeit of verband houdt met een gebeurtenis die zich binnen 180 dagen na de ingangsdatum van de verzekering heeft voorgedaan.
5.9 Dit betekent dat TAF zich met succes kan beroepen op de uitsluitingsclausule in artikel 15 sub e van de Polisvoorwaarden. [eiser] heeft daarom geen recht op uitkering bij werkloosheid uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst. De vordering dient derhalve in al zijn onderdelen te worden afgewezen.
5.10 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De nakosten zullen (voorwaardelijk) worden toegewezen.
6. De beslissing
De rechtbank,
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van de TAF bepaald op € 314,= aan vast recht en op € 768,= aan salaris voor de advocaat;
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 131,= aan nakosten, verhoogd met € 68,= aan betekeningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.?
2111/1963