ECLI:NL:RBROT:2011:BP6247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
347189 / HA ZA 10-319
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude bij betalingsverwerking door Global Collect B.V. en terugvordering van onverschuldigde betalingen aan minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Global Collect B.V. en verschillende gedaagden, waaronder minderjarige kinderen. Global Collect, een payment service provider, werd geconfronteerd met fraude waarbij in de periode van eind 2007 tot begin 2009 een bedrag van € 78.880,66 onterecht was betaald aan gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betalingen onverschuldigd waren, omdat er geen rechtsgrond voor deze betalingen bestond. De gedaagden, waaronder wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen, werden aangesproken op hun verplichting tot terugbetaling van de onverschuldigde betalingen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de terugbetaling van de ontvangen bedragen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 juni 2009. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen aan Global Collect, die door de gedaagden moesten worden vergoed. De vorderingen van Global Collect tegen enkele gedaagden werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de onverschuldigde betalingen niet in de macht van de wettelijke vertegenwoordigers waren gekomen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van wettelijke vertegenwoordigers in het geval van onverschuldigde betalingen aan minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 347189 / HA ZA 10-319
Vonnis van 2 februari 2011
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBAL COLLECT B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres,
advocaat mr. M. Kroonen,
-tegen-
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. T.P. Schut,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. T.P. Schut,
3. [gedaagde sub 1], in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [A],
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. T.P. Schut,
4. [gedaagde sub 2], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [B],
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. T.P. Schut,
5. de stichting
STICHTING BUREAU JEUGDZORG STADSREGIO ROTTERDAM, in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [C],
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. A.C. van Seventer,
6. [gedaagde sub 6],
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. T.P. Schut,
gedaagden.
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de twee dagvaardingen d.d. 19 januari 2010, met producties, voor gedaagden sub 1 tot en met 4 en 6 en voor gedaagde sub 5;
- de conclusie van antwoord d.d. 10 maart 2010 van mr. Van Seventer met producties;
- de conclusie van antwoord d.d. 21 april 2010 van mr. Schut met producties;
- het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 19 mei 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de met het oog op de comparitie van partijen door mr. Van Seventer in het geding gebrachte brief d.d. 14 juli 2010, met producties;
- de met het oog op de comparitie van partijen door mr. Kroonen in het geding gebrachte brief d.d. 16 augustus 2010, met producties;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 16 augustus 2010;
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voorzover van belang – het volgende vast:
2.1 Global Collect B.V. (hierna te noemen: “Global Collect”) is gezamenlijk met Global Collect Services B.V. een ‘payment service provider’: een betaalinstelling die aan haar opdrachtgevende ondernemers diensten verleent op het gebied van internationale betalingen. Zij biedt die ondernemers ook de mogelijkheid – via internet – betalingen te verwerken die voortvloeien uit koopovereenkomsten tussen internetleveranciers en consumenten.
2.2 De betalingen van de consumenten worden verzameld op de bankrekeningen van Global Collect. Indien een ontvangen betaling niet kan worden gekoppeld aan de in het systeem vermelde betalingsopdracht en de desbetreffende ondernemer, is er sprake van een ‘unmatched payment’. In dat geval wordt gepoogd de betaling alsnog handmatig te koppelen aan de juiste betaalopdracht en de juiste ondernemer. Daarbij voert Global Collect voor haar klanten ook ‘refund’-activiteiten uit, waarbij onjuist geïncasseerde bedragen worden terugbetaald aan de internetkoper.
2.3 In de periode eind 2007 tot begin 2009 is voor een bedrag van € 78.880,66 gefraudeerd bij het verwerken van de ‘unmatched payments’ en het uitvoeren van de ‘refund’-activiteiten. Een medewerkster van Global Collect heeft zeker veertig van dergelijke betalingsopdrachten gekoppeld aan (de bankrekeningnummers van) zes personen, de gedaagden, met wie Global Collect geen rechtsverhouding heeft. Dit is onder andere gebleken uit een intern fraudeonderzoek en een onderzoek door Hoffman Bedrijfsrecherche.
2.4 De betalingen aan de gedaagden betreffen:
a. Rekeningnummer 35.66.25.36 ([gedaagde sub 1]): totaal € 6.712,88
- 26 januari 2009 € 6.712,88 (betaling 39)
b. Rekeningnummer 60.75.60.606 ([gedaagde sub 2]): totaal € 2.983,94
- 21 november 2007 € 1.231,65 (betaling 26)
- 13 januari 2009 € 1.752,29 (betaling 29)
c. Rekeningnummer 57.95.40.375 ([A]): totaal € 21.901,53
- januari 2008 € 377,96 (betaling 1)
- 27 februari 2008 € 1.092,79 (betaling 3)
- 4 april 2008 € 960,00 (betaling 6)
- 2 juli 2008 € 399,66 (betaling 14)
- 9 juli 2008 € 4.354,24 (betaling 15)
- 11 juli 2008 € 4.469,12 (betaling 16)
- 14 augustus 2008 € 2.217,72 (betaling 18)
- 27 augustus 2008 € 2.575,00 (betaling 20)
- 13 januari 2009 € 3.380,79 (betaling 27)
- 2 februari 2009 € 1.555,30 (betaling 28)
- 18 november 2008 € 518,95 (betaling 35)
d. Rekeningnummer 57.95.40.898 ([B]): totaal € 20.186,50
- 31 januari 2008 € 460,00 (betaling 2)
- 28 februari 2008 € 936,65 (betaling 4)
- 2 april 2008 € 1.023.00 (betaling 5)
- 2 juni 2008 € 499,00 (betaling 10)
- 16 juni 2008 € 501,88 (betaling 12)
- 9 oktober 2008 € 1.143,23 (betaling 21)
- 18 november 2008 € 875,00 (betaling 24)
- 2 juli 2008 € 919,00 (betaling 33 en 34)
- 2 december 2008 € 2.500,00 (betaling 36)
- 18 december 2008 € 8.648,96 (betaling 37)
- 26 januari 2009 € 2.679,78 (betaling 40)
e. Rekeningnummer 57.95.44.192 ([C]): totaal € 19.639,74
- 31 januari 2008 € 441,91 (betaling 7)
- 27 februari 2008 € 955,55 (betaling 8)
- 2 juni 2008 € 998,00 (betaling 11)
- 16 juni 2008 € 792,00 (betaling 13)
- 14 augustus 2008 € 792,00 (betaling 17)
- 28 augustus 2008 € 1.000,00 (betaling 19)
- 9 oktober 2008 € 2.549,84 (betaling 22)
- 31 oktober 2008 € 4.183,22 (betaling 23)
- 21 november 2008 € 653,44 (betaling 25)
- 1 april 2008 € 5.810,46 (betaling 32)
- 18 december 2008 € 1.463,32 (betaling 38)
f. Rekeningnummer 40.64.26.473 ([gedaagde sub 6]): totaal € 7.456,07
- 27 februari 2008 € 3.975,07 (betaling 9)
- 5 december 2007 € 601,00 (betaling 30)
- 18 december 2007 € 2.880,00 (betaling 31)
2.5 De Rabobank heeft gedaagde sub 1 bij brief van 4 mei 2009 gewezen op de door Global Collect gestelde onverschuldigdheid van de ontvangen betaling. Bij brieven van 15 mei 2009 heeft de ABN AMRO Bank gedaagden sub 2 tot en met 6 een soortgelijke brief gestuurd. Gedaagden hebben tevens de gelegenheid gekregen om over te gaan tot ongedaanmaking van de onverschuldigde betalingen. Global Collect heeft naar aanleiding van deze brieven geen betalingen ontvangen.
2.6 De gemachtigde van Global Collect heeft aan ieder der gedaagden afzonderlijk op 25 mei 2009 een brief houdende een ingebrekestelling gestuurd.
2.7 Bij brief van 29 mei 2009 heeft gedaagde sub 2 gereageerd. De brief van 29 mei 2009 luidt voor zover hier van belang:
“Middels deze wil ik u laten weten dat ik het bedrag van Euro 6712,88 op mijn rekening heb ontvangen maar
niet op de datum 26-01-2009 als in uw brief staat vermeld maar dit bedrag is gestort op mijn rekening op
26-01-2008.
(…)
Betreffende de andere brieven die ik van u heb ontvangen over de bedragen die op ABN AMRO rekeningen
zijn gestort wil ik nog verder uitzoeken aangezien ik mij niet kan herinneren dat zulke bedragen naar ons toe
zijn verwerkt en laat u spoedig weten wat mijn uitkomst hierover is. Als het allemaal klopt wil ik deze ook
terug betalen maar kan dit ook niet in een keer en wens dan hiervoor ook een betalings regeling te treffen.”
2.8 De gemachtigde van Global Collect heeft hierop gereageerd bij brief van 4 juni 2009. Zij vraagt hierin om inzage in de bankadministratie van de betrokken rekeningen. Ook wijst zij de aangeboden betalingsregeling van de hand gezien het aanbod en de hoogte van het gestelde bedrag aan onverschuldigde betalingen.
2.9 Bij brief van 22 juli 2009 heeft Bureau Jeugdzorg gereageerd op de brief van de gemachtigde van Global Collect. Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam (hierna te noemen: “Bureau Jeugdzorg”) schrijft als (voorheen) wettelijk vertegenwoordigster niet bekend te zijn met de bankrekeningen bij de ABN AMRO Bank op naam van [C] en [gedaagde sub 6]; uit een eigen onderzoek van Bureau Jeugdzorg is gebleken dat gedaagde sub 2 zich heeft voorgedaan als wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarigen en op deze wijze de bankrekeningen op hun naam heeft geopend.
2.10 Bij brieven van 20 november 2009 zijn gedaagden nogmaals gesommeerd tot betaling.
2.11 Gedaagde sub 5 heeft bij conclusie van antwoord voldaan aan het verzoek van eiseres om inzage te geven in de bankrekening van [C]. Door gedaagden sub 1 tot en met 4 en 6 is niet voldaan aan dit verzoek, ondanks toezeggingen, ook ter zitting.
3. De vordering
De vordering luidt – samengevat – om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.712,88;
- gedaagde sub 2 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.983,94;
- gedaagde sub 3 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.901,53;
- gedaagde sub 4 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 20.186,50;
- gedaagde sub 5 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 19.639,74;
- gedaagde sub 6 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.456,07;
in alle gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2009.
Subsidiair:
- gedaagde sub 2 te veroordelen tot betaling van de bedragen waartoe (een der) gedaagden sub 3 tot en met 6 onder de primaire vordering niet zal worden veroordeeld, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
Primair en subsidiair:
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en rente over de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Global Collect aan haar vorderingen de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Aan gedaagden sub 1 en 2 is (primair) onverschuldigd betaald. Op deze grond rust op hen een verbintenis tot ongedaanmaking van de verrichte prestaties.
3.2 Aan gedaagden sub 3 en 4 (de wettelijke vertegenwoordigers van de beide minderjarige eigen kinderen van gedaagden sub 1 en 2) is eveneens onverschuldigd betaald. De door hen ontvangen betalingen kunnen geacht worden hen tot werkelijk voordeel te hebben gestrekt dan wel in de macht van hun respectievelijke wettelijke vertegenwoordigers te zijn gekomen. Op gedaagden sub 3 en 4 rust daarom een verbintenis tot ongedaanmaking van de verrichte prestaties.
3.3 Aan gedaagde sub 5 (de wettelijk vertegenwoordigster van het minderjarige pleegkind van gedaagden sub 1 en 2) is onverschuldigd betaald. [C] staat sinds 8 december 2005 onder voogdij bij Bureau Jeugdzorg. De door [C] ontvangen betalingen kunnen geacht worden haar tot werkelijk voordeel te hebben gestrekt dan wel in de macht van haar wettelijk vertegenwoordigster te zijn gekomen. Gedaagde sub 2, de pleegmoeder, dient ten aanzien van het in haar macht geraken van de door de minderjarige ontvangen gelden in de zin van artikel 6:209 BW gelijkgesteld te worden met de wettelijk vertegenwoordigster. Gedaagde sub 2 heeft bij het openen van de bankrekening en ten tijde van de onverschuldigde betalingen opgetreden als middellijk vertegenwoordigster namens de formeel wettelijk vertegenwoordigster, Bureau Jeugdzorg. Aldus rust op gedaagde sub 5 een verbintenis tot ongedaanmaking van de verrichte prestaties.
3.4 Aan gedaagde sub 6 (het destijds minderjarige pleegkind van gedaagden sub 1 en 2) is ook onverschuldigd betaald. Gedaagde sub 6 heeft vanaf 8 december 2005 tot aan zijn meerderjarigheid per 21 juli 2009 onder voogdij van Bureau Jeugdzorg gestaan. De door hem ontvangen betalingen kunnen geacht worden hem tot werkelijk voordeel te hebben gestrekt aangezien hij ten tijde van de aanvang van de fraude een dusdanige leeftijd had bereikt dat hij zelf over de bankrekening kon beschikken; dan wel is het geld in de macht van zijn wettelijk vertegenwoordigster gekomen. Gedaagde sub 2, de pleegmoeder, dient ten aanzien van het in haar macht geraken van de door de destijds minderjarige ontvangen betalingen in de zin van artikel 6:209 BW gelijkgesteld te worden met de wettelijk vertegenwoordigster. Gedaagde sub 2 heeft bij het openen van de bankrekening en ten tijde van de onverschuldigde betalingen opgetreden als middellijk vertegenwoordigster namens de formeel wettelijk vertegenwoordigster, Bureau Jeugdzorg. Aldus rust op gedaagde sub 6 een verbintenis tot ongedaanmaking van de verrichte prestaties.
3.5 Subsidiair vordert Global Collect van gedaagde sub 2 op grond van ongerechtvaardigde verrijking schadevergoeding ter hoogte van de onverschuldigd betaalde bedragen aan (een van de) gedaagde(n) 3 tot en met 6, of een in goede justitie te bepalen bedrag, indien en voor zover gedaagden sub 3 tot en met 6 niet gehouden zijn tot betaling. Het was immers gedaagde sub 2 die, naast gedaagden sub 3 tot en met 6, over de bankrekeningen kon beschikken.
3.6 Gedaagden sub 1 tot en met 6 zijn hoofdelijk gehouden de door Global Collect gemaakte buitengerechtelijke kosten te vergoeden. Gezien de tijdspanne en de omvang van het aantal onverschuldigde betalingen, het verkrijgen van informatie (van de desbetreffende bankinstellingen) en de hierop volgende correspondentie is dit gerechtvaardigd. Op grond van het Rapport Voorwerk II kunnen deze kosten worden begroot op € 1.788,--.
4. Het verweer
Het verweer van gedaagde sub 1 ([gedaagde sub 1])
Het verweer strekt tot niet ontvankelijk verklaring van Global Collect althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Global Collect in de kosten van het geding. Gedaagde sub 1 heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Global Collect is niet ontvankelijk in haar vordering. Global Collect Services B.V. is de vennootschap die gerechtigd is tot deze procedure. Daarbij heeft noch Global Collect noch Global Collect Services B.V. in hun hoedanigheid als ‘payment service provider’ recht op de bedragen.
Gedaagde sub 1 is geheel onbekend met bijschrijvingen van bedragen afkomstig van Global Collect op zijn bankrekening. Bijschrijvingen op zijn bankrekening, althans in ieder geval wat betreft de hoogte van de bedragen, worden betwist.
Doordat gedaagde sub 1 niet bekend was met dergelijke beschrijvingen, heeft hij nimmer over de bedragen kunnen beschikken. Althans het is niet gedaagde sub 1 geweest die bedragen van de bankrekening heeft opgenomen. Op grond hiervan kan er geen sprake zijn van onverschuldigde betaling. Bovendien was het gedaagde sub 2 die zijn financiën deed.
De vorderingen van rente en buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking.
Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt is er voldoende grond om de vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid te matigen dan wel te beperken.
Het verweer van gedaagde sub 2 ([gedaagde sub 2])
Het verweer strekt tot niet ontvankelijk verklaring van Global Collect althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Global Collect in de kosten van het geding. Gedaagde sub 2 heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Global Collect is niet ontvankelijk in haar vordering. Global Collect Services B.V. is de vennootschap die gerechtigd is tot deze procedure. Daarbij heeft noch Global Collect noch Global Collect Services B.V. in hun hoedanigheid als ‘payment service provider’ recht op de bedragen.
Gedaagde sub 2 is niet bekend met Global Collect, dan wel de activiteiten van deze onderneming.
Gedaagde sub 2 heeft erkend dat zij een bedrag verschuldigd is. Zij betwist echter de hoogte van de bedragen. Daarbij bevat haar brief van 29 mei 2009 geen erkenning van de hoogte van het bedrag.
De subsidiaire vordering gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking dient ook te worden afgewezen. Gedaagde sub 2 betwist dat er verarming aan de zijde van Global Collect heeft plaatsgevonden, aangezien Global Collect in haar hoedanigheid van ‘payment service provider’ geen recht heeft op de bedragen.
De vorderingen van rente en buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking.
Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt is er voldoende grond om de vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid te matigen dan wel te beperken.
Het verweer van gedaagde sub 3 ([gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [A], kind van gedaagden sub 1 en 2)
Het verweer strekt tot niet ontvankelijk verklaring van Global Collect althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Global Collect in de kosten van het geding. Gedaagde sub 3 heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Global Collect is niet ontvankelijk in haar vordering. Global Collect Services B.V. is de vennootschap die gerechtigd is tot deze procedure. Daarbij heeft noch Global Collect noch Global Collect Services B.V. in hun hoedanigheid als ‘payment service provider’ recht op de bedragen.
Gedaagde sub 3 is geheel onbekend met bijschrijvingen van bedragen afkomstig van Global Collect op de bankrekening van [A]. Bijschrijvingen op haar bankrekening, althans in ieder geval wat betreft de hoogte van de bedragen, worden betwist.
Indien er betaald zou zijn op haar bankrekening heeft zij nimmer hierover kunnen beschikken; althans het is noch [A] noch haar wettelijk vertegenwoordiger geweest die bedragen van de bankrekening heeft opgenomen. De betalingen hebben [A] aldus niet tot werkelijk voordeel gestrekt.
Tevens wordt door gedaagde sub 3 ontkend en betwist dat er bedragen in zijn macht zijn gekomen. Immers, de bedragen zijn op de eigen rekening van [A] betaald, hetgeen niet gelijk gesteld kan worden met het in de macht komen van de wettelijk vertegenwoordiger.
Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt is er voldoende grond om de vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid te matigen dan wel te beperken.
De vorderingen van rente en buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking.
Het verweer van gedaagde sub 4 ([gedaagde sub 2] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [B], kind van gedaagden sub 1 en 2)
Het verweer strekt tot niet ontvankelijk verklaring van Global Collect althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Global Collect in de kosten van het geding. Gedaagde sub 4 heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Global Collect is niet ontvankelijk in haar vordering. Global Collect Services B.V. is de vennootschap die gerechtigd is tot deze procedure. Daarbij heeft noch Global Collect noch Global Collect Services B.V. in hun hoedanigheid als ‘payment service provider’ recht op de bedragen.
Gedaagde sub 4 is geheel onbekend met bijschrijvingen van bedragen afkomstig van Global Collect op de bankrekening van [B]. Bijschrijvingen op haar bankrekening, althans in ieder geval wat betreft de hoogte van de bedragen, worden betwist.
Indien er betaald zou zijn op de bankrekening van [B] heeft zij nimmer hierover heeft kunnen beschikken; althans het is niet [B] geweest die de bedragen van de bankrekening heeft opgenomen. De betalingen hebben [B] dan ook niet tot werkelijk voordeel gestrekt.
Tevens wordt door gedaagde sub 4 in de conclusie van antwoord ontkend en betwist dat er bedragen in haar macht zijn gekomen. Immers, de bedragen zijn op de eigen rekening van [B] betaald, hetgeen niet gelijk gesteld kan worden met het in de macht komen van de wettelijk vertegenwoordigster. Ter comparitie van partijen heeft gedaagde sub 2 verklaard, dat zij het geld op de bankrekeningen van de kinderen naar haar eigen rekening heeft doorgestort.
Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt is er voldoende grond om de vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid te matigen dan wel te beperken.
De vorderingen van rente en buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking.
Het verweer van gedaagde sub 5 (Bureau Jeugdzorg in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [C], pleegkind van gedaagden sub 1 en 2)
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Global Collect in de kosten van het geding. Gedaagde sub 5 heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Door Bureau Jeugdzorg zijn bij conclusie van antwoord bankafschriften overgelegd van bankrekeningnummer 57.95.44.192 ten name van [C]. Hieruit blijkt dat door Global Collect zonder rechtsgrond een bedrag van € 19.639,74 is betaald.
Van het totale bedrag is € 14.619,-- vrijwel direct overgemaakt naar de bankrekening van gedaagde sub 2. Er is tevens een bedrag van € 4.600,-- overgemaakt naar R.N. Lo Ning Hing en € 420,-- is cash opgenomen bij pinautomaten. Deze cashopnames zijn gedaan door de houder van pasnummer 471, hetgeen niemand anders kan zijn geweest dan gedaagde sub 2. Gedaagde sub 5 betwist dan ook dat het geld [C] tot werkelijk voordeel heeft gestrekt.
Bureau Jeugdzorg betwist dat het bedrag in haar macht is gekomen. Bij het aanvaarden van de voogdij is een inventarisatie gemaakt van het aanwezige vermogen. Uit deze inventarisatie bleek dat er geen vermogen aanwezig was: [C] had ook geen bankrekening op haar naam bij de ABN AMRO Bank. Nadien heeft Bureau Jeugdzorg ook geen rekening bij de ABN AMRO Bank geopend ten behoeve van [C].
De bankrekening bij de ABN AMRO Bank is geopend door gedaagde sub 2, die zich heeft uitgegeven als wettelijk vertegenwoordigster van [C]. Bureau Jeugdzorg heeft hier geen toestemming voor gegeven en is hiervan nimmer op de hoogte gesteld. Gedaagde sub 5 betwist dan ook dat er sprake was van middellijke vertegenwoordiging.
De vorderingen van rente en buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking.
Het verweer van gedaagde sub 6 ([g[gedaagde sub 6], pleegkind van gedaagden sub 1 en 2)
Het verweer strekt tot niet ontvankelijk verklaring van Global Collect althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Global Collect in de kosten van het geding. Gedaagde sub 6 heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Global Collect is niet ontvankelijk in haar vordering. Global Collect Services B.V. is de vennootschap die gerechtigd is tot deze procedure. Daarbij heeft noch Global Collect noch Global Collect Services B.V. in hun hoedanigheid als ‘payment service provider’ recht op de bedragen.
Gedaagde sub 6 is geheel onbekend met bijschrijvingen van bedragen afkomstig van Global Collect op zijn bankrekening. Bijschrijvingen op zijn bankrekening, althans in ieder geval wat betreft de hoogte van de bedragen, worden betwist.
Indien er betaald zou zijn op zijn bankrekening heeft hij nimmer hierover kunnen beschikken; althans het is niet gedaagde sub 6 geweest die bedragen van de bankrekening heeft opgenomen. Hieraan doet niet af dat gedaagde sub 6 zelf over de bankrekening kon beschikken. De betalingen hebben gedaagde aldus niet tot werkelijk voordeel gestrekt.
Tevens wordt ontkend en betwist dat er bedragen in de macht van de destijds wettelijk vertegenwoordigster van gedaagde sub 6 zijn gekomen, Bureau Jeugdzorg. Immers, de bedragen zijn op de eigen bankrekening van gedaagde sub 6 betaald, hetgeen niet gelijk gesteld kan worden met het in de macht komen van de wettelijk vertegenwoordigster. Indien het geld in de macht van de wettelijk vertegenwoordigster is gekomen, dan heeft Global Collect in het geheel geen vordering op gedaagde.
Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt is er voldoende grond om de vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid te matigen dan wel te beperken.
De vorderingen van rente en buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking.
5. De beoordeling
5.1 Tussen gedaagden sub 1 tot en met 4 en 6 en Global Collect is ten eerste in geschil of Global Collect ontvankelijk is in haar vorderingen. Desgevraagd tijdens de comparitie van partijen heeft mr. Schut geantwoord dat hij begrijpt dat de achterliggende partijen hun vordering bij Global Collect neerleggen en dat het verweer met betrekking tot de ontvankelijkheid en het verweer met betrekking tot het bestaan van schade aan de zijde van Global Collect niet meer dan uitstel van executie is. De rechtbank zal het verweer strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van Global Collect en het verweer met betrekking tot het bestaan van schade aan de zijde van Global Collect passeren, nu deze niet langer voldoende gemotiveerd betwist zijn.
Hierna zullen eerst de vorderingen jegens gedaagden sub 1 en 3 tot en met 6 worden besproken en daarna de vorderingen jegens gedaagde sub 2.
De vordering jegens gedaagde sub 1 ([gedaagde sub 1])
5.2 Voor toewijzing van een vordering uit onverschuldigde betaling is vereist dat er zonder rechtsgrond een betaling heeft plaatsgevonden. De betalingen blijken uit de dagafschriften en een grond voor die betalingen is niet gesteld of gebleken. Daarom staat vast dat onverschuldigd is betaald.
5.3 Gedaagde sub 1 heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de hoogte van het onverschuldigd betaalde bedrag lager ligt dan eiseres heeft gesteld en gedocumenteerd, zodat dit bedrag vaststaat.
5.4 Het verweer van gedaagde sub 1 dat hij niet over het onverschuldigd op zijn bankrekening betaalde bedrag heeft kunnen beschikken, faalt. De bankrekening staat op naam van gedaagde sub 1 en dus is aan hem betaald. Het feit dat gedaagde sub 2 zijn financiën deed, is voor zijn eigen rekening en risico. De rechtbank zal het gevorderde bedrag niet matigen. Het beroep op matiging is onvoldoende onderbouwd en niet valt in te zien waarom een integrale toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.5 Gelet op het vorenstaande zal de vordering jegens gedaagde sub 1 tot een bedrag van
€ 6.712,88 worden toegewezen.
5.6 De gevorderde wettelijke rente zal als op de wet gegrond en niet gemotiveerd betwist worden toegewezen vanaf 2 juni 2009.
De vordering jegens gedaagde sub 3 ([gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [A], kind van gedaagden sub 1 en 2)
5.7 Voor toewijzing van een vordering uit onverschuldigde betaling is vereist dat er zonder rechtsgrond een betaling heeft plaatsgevonden. De betalingen blijken uit de dagafschriften en een grond voor die betalingen is niet gesteld of gebleken. Daarom staat vast dat onverschuldigd is betaald.
5.8 Gedaagde sub 3 heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de hoogte van het onverschuldigd betaalde bedrag lager ligt dan eiseres heeft gesteld en gedocumenteerd, zodat dit bedrag vaststaat.
5.9 Op een handelingsonbekwame ontvanger, de minderjarige [A], rust slechts een verbintenis tot ongedaanmaking indien de onverschuldigde betaling haar tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of de onverschuldigde betaling in de macht is gekomen van haar wettelijk vertegenwoordiger. Dit zijn geen cumulatieve vereisten.
5.10 Dat de onverschuldigde betalingen op de bankrekening van [A] zijn gestort brengt mee dat gedaagde sub 3 als haar wettelijk vertegenwoordiger het geld in zijn macht heeft gekregen. Ter comparitie van partijen heeft gedaagde sub 2 verklaard het geld van de bankrekening van de kinderen overgemaakt te hebben naar haar eigen bankrekening, wat gedaagde sub 3 niet heeft weersproken.
5.11 Het feit dat de wettelijk vertegenwoordiger van [A] zijn financiën en die van de minderjarige [A] liet doen door gedaagde sub 2 komt voor zijn eigen rekening en risico.
5.12 Op grond van het bovenstaande staat vast dat de onverschuldigde betalingen in de macht zijn gekomen van de wettelijk vertegenwoordiger van [A]. Er is voldaan aan het vereiste van artikel 6:209 Burgerlijk Wetboek, zodat er een verbintenis tot ongedaanmaking rust op [A].
5.13 De rechtbank zal het gevorderde bedrag niet matigen. Het beroep op matiging is onvoldoende onderbouwd en niet valt in te zien waarom een integrale toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.14 Gelet op het vorenstaande zal de vordering jegens gedaagde sub 3 tot een bedrag van
€ 21.901,53 worden toegewezen.
5.15 De gevorderde wettelijke rente zal als op de wet gegrond en niet gemotiveerd betwist worden toegewezen vanaf 2 juni 2009.
De vordering jegens gedaagde sub 4 ([gedaagde sub 2] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [B], kind van gedaagden sub 1 en 2)
5.16 Voor toewijzing van een vordering uit onverschuldigde betaling is vereist dat er zonder rechtsgrond een betaling heeft plaatsgevonden. De betalingen blijken uit de dagafschriften en een grond voor die betalingen is niet gesteld of gebleken. Daarom staat vast dat onverschuldigd is betaald.
5.17 Gedaagde sub 4 heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de hoogte van het onverschuldigd betaalde bedrag lager ligt dan eiseres heeft gesteld en gedocumenteerd, zodat dit vaststaat.
5.18 Op een handelingsonbekwame ontvanger, de minderjarige [B], rust slechts een verbintenis tot ongedaanmaking indien de onverschuldigde betaling haar tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of de onverschuldigde betaling in de macht is gekomen van haar wettelijke vertegenwoordigster. Dit zijn geen cumulatieve vereisten.
5.19 De wettelijk vertegenwoordigster van [B] heeft ter comparitie verklaard het geld van de bankrekening van de kinderen te hebben overgemaakt naar haar eigen bankrekening. De onverschuldigde betalingen zijn aldus in de macht van de wettelijk vertegenwoordigster van [B] gekomen. Op grond van artikel 6:209 Burgerlijk Wetboek rust er dan ook een verbintenis tot ongedaanmaking op [B].
5.20 De rechtbank zal het gevorderde bedrag niet matigen. Het beroep op matiging is onvoldoende onderbouwd en niet valt in te zien waarom een integrale toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.21 Gelet op het vorenstaande zal de vordering jegens gedaagde sub 4 tot een bedrag van
€ 20.186,50 worden toegewezen.
5.22 De gevorderde wettelijke rente zal als op de wet gegrond en niet gemotiveerd betwist worden toegewezen vanaf 2 juni 2009.
De vordering jegens gedaagde sub 5 (stichting Bureau Jeugdzorg in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [C], pleegkind van gedaagden sub 1 en 2)
5.23 Voor toewijzing van een vordering uit onverschuldigde betaling is vereist dat er zonder rechtsgrond een betaling heeft plaatsgevonden. De betalingen blijken uit de dagafschriften en een grond voor die betalingen is niet gesteld of gebleken. Daarom staat vast dat onverschuldigd is betaald.
5.24 Uit de conclusie van antwoord met producties blijkt dat € 19.639,74 is betaald door Global Collect aan [C].
5.25 Op een handelingsonbekwame ontvanger, de minderjarige [C], rust echter slechts een verbintenis tot ongedaanmaking indien de onverschuldigde betaling haar tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of de onverschuldigde betaling in de macht is gekomen van haar wettelijk vertegenwoordigster. Dit zijn geen cumulatieve vereisten.
5.26 Bureau Jeugdzorg was ten tijde van de onverschuldigde betalingen de wettelijk vertegenwoordigster van [C]. Zij was niet op de hoogte van de bankrekening en de betalingen. Uit de bankafschriften is ook gebleken dat de betalingen zijn overgemaakt op de bankrekening van gedaagde sub 2 en/of opgenomen door de houder van pasnummer 471, gedaagde sub 2. Gedaagde sub 2 kan niet worden aangemerkt als middellijk vertegenwoordigster van Bureau Jeugdzorg. Hiervoor is namelijk vereist dat gedaagde sub 2 in eigen naam een rechtshandeling voor rekening van Bureau Jeugdzorg zou hebben verricht. Hiervan was geen sprake, alleen al omdat gedaagde sub 2 zich niet heeft voorgedaan als vertegenwoordigster van Bureau Jeugdzorg. Het verweer dat de onverschuldigde betaling niet in de macht is gekomen van de wettelijke vertegenwoordigster, slaagt dan ook.
5.27 Tegen de stelling dat de onverschuldigde betalingen gedaagde tot werkelijk voordeel hebben gestrekt is eveneens verweer gevoerd. De onverschuldigde betalingen worden geacht tot werkelijk voordeel van de minderjarige te hebben gestrekt, indien kan worden aangenomen dat het geld nog in haar vermogen aanwezig is of te haren nutte is aangewend voor de kosten van studie, levensonderhoud en andere zaken die aan haar welzijn dienstbaar zijn. Zoals reeds aangehaald is uit de bankafschriften gebleken dat de onverschuldigde bedragen zijn overgemaakt aan gedaagde sub 2 en/of opgenomen door gedaagde sub 2 en niet is gesteld of gebleken dat het geld ten nutte van [C] is aangewend zoals bedoeld in artikel 6:209 B.W. Het verweer dat de onverschuldigde betalingen aan [C] haar niet tot werkelijk voordeel hebben gestrekt, slaagt dus eveneens.
5.28 Gelet op het vorenstaande zal de vordering jegens gedaagde sub 5 worden afgewezen.
De vordering jegens gedaagde sub 6 ([gedaagde sub 6], pleegkind van gedaagden sub 1 en 2)
5.29 Voor toewijzing van een vordering uit onverschuldigde betaling is vereist dat er zonder rechtsgrond een betaling heeft plaatsgevonden. De betalingen blijken uit de dagafschriften en een grond voor die betalingen is niet gesteld of gebleken. Daarom staat vast dat onverschuldigd is betaald.
5.30 Gedaagde sub 6 heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de hoogte van het onverschuldigd betaalde bedrag lager ligt dan eiseres heeft gesteld en gedocumenteerd, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
5.31 Op een handelingsonbekwame ontvanger, wat gedaagde sub 6 ten tijde van de onverschuldigde betalingen was, rust slechts een verbintenis tot ongedaanmaking indien de onverschuldigde betaling hem tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of de onverschuldigde betaling in de macht is gekomen van zijn wettelijke vertegenwoordiger. Dit zijn geen cumulatieve vereisten.
5.32 Bureau Jeugdzorg was in de periode van de onverschuldigde betalingen de wettelijke vertegenwoordigster van gedaagde sub 6. Zij was niet op de hoogte van de bankrekening en de betalingen. Gedaagde sub 2 kan niet worden aangemerkt als middellijk vertegenwoordigster van Bureau Jeugdzorg. Hiervoor is namelijk vereist dat gedaagde sub 2 in eigen naam een rechtshandeling voor rekening van Bureau Jeugdzorg zou hebben verricht. Hiervan was geen sprake, alleen al omdat gedaagde sub 2 zich niet heeft voorgedaan als vertegenwoordigster van Bureau Jeugdzorg. Het verweer dat de onverschuldigde betaling niet in de macht is gekomen van de wettelijke vertegenwoordigster, slaagt dan ook.
5.33 Tegen de stelling dat de onverschuldigde betaling gedaagde sub 6 tot werkelijk voordeel heeft gestrekt vanwege zijn leeftijd, is ook verweer gevoerd. De onverschuldigde betalingen worden geacht tot werkelijk voordeel van de minderjarige te hebben gestrekt, indien kan worden aangenomen dat het geld nog in zijn vermogen aanwezig is of te zijnen nutte is aangewend voor de kosten van studie, levensonderhoud en andere zaken die aan zijn welzijn dienstbaar zijn. Het ‘werkelijk voordeel’ wordt beoordeeld naar het tijdstip waarop de onbekwaamheid is geëindigd. Tijdens de comparitie van partijen heeft gedaagde sub 2 verklaard het geld, gestort op de bankrekeningen van de kinderen, naar haar eigen bankrekening te hebben doorgestort. Dit blijkt ook uit de bankafschriften overgelegd door gedaagde sub 5. Bovendien wijzen de ratio en de formulering van artikel 6:209 BW (‘voor zover’) erop dat degene die terugbetaling vordert dient te stellen en zonodig te bewijzen dat aan het vereiste van het strekken tot werkelijk voordeel, is voldaan. Daartoe is onvoldoende om enkel te stellen dat gedaagde sub 6 ten tijde van de aanvang van de fraude een dusdanige leeftijd had bereikt dat hij zelf over de bankrekening kon beschikken. Het verweer dat de onverschuldigde betaling gedaagde niet tot werkelijk voordeel heeft gestrekt, slaagt dan ook eveneens.
5.34 Gelet op het vorenstaande zal de vordering jegens gedaagde sub 6 worden afgewezen.
De vorderingen jegens gedaagde sub 2 ([gedaagde sub 2])
Primaire vordering
5.35 Voor toewijzing van een vordering uit onverschuldigde betaling is vereist dat er zonder rechtsgrond een betaling heeft plaatsgevonden. De betalingen blijken uit de dagafschriften en een grond voor die betalingen is niet gesteld of gebleken. Daarom staat vast dat onverschuldigd is betaald.
5.36 Gedaagde sub 2 heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de hoogte van het onverschuldigd betaalde bedragen lager ligt dan eiseres heeft gesteld en gedocumenteerd, zodat dit bedrag vaststaat. De rechtbank zal het gevorderde bedrag niet matigen. Het beroep op matiging is onvoldoende onderbouwd en niet valt in te zien waarom een integrale toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.37 Gelet op het vorenstaande zal de vordering jegens gedaagde sub 2 tot een bedrag van
€ 2.983,94 worden toegewezen.
5.38 De gevorderde wettelijke rente zal als op de wet gegrond en niet gemotiveerd betwist worden toegewezen vanaf 2 juni 2009.
Subsidiaire vordering
5.39 Nu de vorderingen jegens de gedaagden sub 5 en 6 niet worden toegewezen, is voldaan aan de in de “subsidiaire” vordering genoemde voorwaarde, zodat deze vordering moet worden beoordeeld. Het gaat om de vordering om gedaagde sub 2 te veroordelen tot betaling van de bedragen waartoe de gedaagden sub 5 en 6 niet zijn veroordeeld, op de grond dat gedaagde sub 2 ten laste van Global Collect ongerechtvaardigd is verrijkt, zodat gedaagde sub 2 verplicht is de schade van Global Collect te vergoeden.
5.40 Voor schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking is vereist: verrijking van de een, schade van de ander, een verband tussen de verrijking en de schade en tot slot ongerechtvaardigdheid van de verrijking.
5.41 Tegen de stelling van Global Collect dat zij schade heeft geleden heeft gedaagde sub 2 het verweer gevoerd dat Global Collect niet gerechtigd is tot de bedragen die op de rekeningen van [C] en [gedaagde sub 6] zijn gestort. Dit verweer hangt samen met het verweer tot niet-ontvankelijk verklaring van Global Collect. Op grond van de overweging onder punt 5.1 van de beoordeling, verwerpt de rechtbank dit verweer. Global Collect heeft de schade gesteld en gedocumenteerd en dat is door gedaagde sub 2 niet voldoende gemotiveerd betwist, zodat de schade aan de zijde van Global Collect vaststaat. Het staat eveneens vast dat de schade geleden door Global Collect verband houdt met de verrijking van gedaagde sub 2, aangezien de onverschuldigde betalingen direct dan wel indirect in haar macht zijn gekomen en zij, naar zij ter comparitie heeft verklaard, deze bedragen heeft opgemaakt. Global Collect heeft onbetwist gesteld dat tussen haar en gedaagde sub 2 geen rechtsverhouding bestaat of soortgelijke verhouding op grond waarvan de verrijking aan de zijde van gedaagde sub 2 gerechtvaardigd zou zijn. De vordering tot schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking is dus toewijsbaar. De rechtbank zal het gevorderde bedrag niet matigen. Het beroep op matiging is onvoldoende onderbouwd en niet valt in te zien waarom een integrale toewijzing van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.42 Gelet op het vorenstaande zal de vordering jegens gedaagde sub 2 ter hoogte van de afgewezen vordering op gedaagden sub 5 (€ 19.639,74) en sub 6 (€ 7.456,07) tot een bedrag van € 27.095.81 worden toegewezen.
5.43 De gevorderde wettelijke rente zal als op de wet gegrond en niet gemotiveerd betwist worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
5.44 Global Collect heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en zij heeft vergoeding daarvan gevorderd. Alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. Aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen, met dien verstande dat slechts de gedaagden sub 1 tot en met 4 - hoofdelijk - verplicht zijn tot betaling daarvan, nu de vorderingen tegen de gedaagden sub 5 en 6 worden afgewezen.
5.45 De gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW zal als onvoldoende betwist en op de wet gegrond worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
5.46 Gedaagden sub 1 tot en met 4 zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure aan de zijde van Global Collect, met dien verstande dat de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
5.47 Global Collect zal worden veroordeeld in proceskosten van de in het gelijk gestelde gedaagden sub 5 en 6. Nu gedaagde sub 6 procedeert met dezelfde advocaat als gedaagden sub 1 tot en met 4 en gedaagden sub 1 tot en met 4 en 6 gezamenlijke standpunten ingenomen hebben, zullen de proceskosten ten aanzien van gedaagde sub 6 op nihil worden begroot.
6. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt gedaagde sub 1 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Global Collect te betalen het bedrag van € 6.712,88 (zegge: zesduizend zevenhonderdtwaalf euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 2 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde sub 2 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Global Collect te betalen het bedrag van € 2.983,94 (zegge: tweeduizend negenhonderddrieëntachtig euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 2 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde sub 2 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Global Collect te betalen het bedrag van € 27.095,81 (zegge: zevenentwintigduizend vijfennegentig euro en éénentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde sub 3 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Global Collect te betalen het bedrag van € 21.901,53 (zegge: éénentwintigduizend negenhonderdéén euro en drieënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 2 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde sub 4 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Global Collect te betalen het bedrag van € 20.186,50 (zegge: twintigduizend éénhonderdzesentachtig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 2 juni 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden sub 1 tot en met 4 hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Global Collect te betalen het bedrag van € 1.788,-- (zegge: éénduizend zevenhonderdachtentachtig euro) ter zake van de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden sub 1 tot en met 4 hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Global Collect bepaald op € 1.775,-- aan vast recht, op € 147,78 aan overige voorschotten en op € 1.788,-- (2,5 punt x € 894,--) aan salaris voor de advocaat;
veroordeelt gedaagden sub 1 tot en met 4 hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Global Collect te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 Burgerlijk Wetboek zijn over de proceskosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Global Collect in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gedaagde sub 5 bepaald op € 1.130,-- (2,5 punten x € 452,--) aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Sarlemijn. Uitgesproken in het openbaar.