ECLI:NL:RBROT:2011:BP5389
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verklaringsprocedure ex artikel 476a Rv met betrekking tot derdenbeslag en vertragingsrente
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2011, betreft het een verklaringsprocedure ex artikel 476a Rv. De derde-beslagene, aangeduid als [gedaagde], is in verzuim met het doen van een verklaring zoals bedoeld in artikel 475 Rv. De executant, aangeduid als [eiseres], vordert dat de derde-beslagene wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd, alsof de derde-beslagene zelf schuldenaar is. Tijdens de procedure blijkt dat het bedrag van € 12.741,96 inmiddels is betaald, waardoor de executant geen belang meer heeft bij de veroordeling en de derde-beslagene niet meer in de gelegenheid hoeft te worden gesteld om alsnog een verklaring af te leggen.
De rechtbank oordeelt dat de schadevergoeding voor het niet afleggen van de verklaring vertragingsrente betreft. Aangezien de grondslag hiervoor een onrechtmatige daad is, wordt aangesloten bij de normale wettelijke rente in plaats van de contractuele rente die tussen de executant en de geëxecuteerde is overeengekomen. De vertragingsrente wordt toegewezen vanaf het moment dat de derde-beslagene in verzuim was, te weten 11 augustus 2010, tot het moment van betaling op 4 oktober 2010.
De rechtbank wijst de vordering van de executant gedeeltelijk toe, maar compenseert de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. P. Vlaswinkel en is uitvoerbaar bij voorraad. De zaak illustreert de toepassing van de artikelen 475, 476a en 477a Rv in het kader van derdenbeslag en de verplichtingen van de derde-beslagene.