ECLI:NL:RBROT:2011:BP5161

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
303868 - HA ZA 08-793
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.L. de Gruijl-van Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Testamentair legaat en vereenzelviging van natuurlijk persoon met rechtspersoon

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de uitleg van een testamentair legaat centraal. De zaak betreft de erfenis van een erflater die op [datum 1] is overleden. De betrokken partijen zijn de erfgenamen van de erflater, waaronder [persoon 1], die een legaat heeft ontvangen. De rechtbank moest beoordelen of [persoon 1] recht had op afgifte van het legaat, ondanks het feit dat de gelegateerde registergoederen op de sterfdatum niet meer tot de nalatenschap behoorden. De rechtbank overwoog dat de bewoordingen van het testament duidelijk zijn, maar dat bij de uitleg ook rekening moet worden gehouden met de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt en de verhoudingen die het testament beoogt te regelen. De rechtbank concludeerde dat het legaat vervalt indien de gelegateerde goederen niet meer tot de nalatenschap behoren, tenzij uit het testament zelf blijkt dat de erflater dit niet gewild heeft. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de erflater de gelegateerde panden aan [persoon 1] wilde toekennen, ondanks dat hij directeur en enig aandeelhouder was van de vennootschappen waarin de panden waren ondergebracht. De rechtbank wees de vorderingen van [persoon 1] af en compenseerde de proceskosten, aangezien geen van de partijen in het gelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 303868 / HA ZA 08-793
Uitspraak: 9 februari 2011
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[persoon 1],
wonende te [X],
eiser in conventie,
verweer in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. Ph.A.J. Raaijmaakers te Amsterdam,
- tegen -
[persoon 2],
wonende te [X],
gedaagde sub 1 in conventie,
tevens eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
procesadvocaat mr. L. Vos,
advocaat mr. B.J. Nauta,
en
[persoon 3],
wonende te [Y],
gedaagde sub 2,
advocaat mr. G.F. van den Ende,
en
[persoon 4],
wonende te [X],
gedaagde sub 3 in conventie,
tevens eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.H. van Olden,
en
[persoon 5],
wonende te [Z],
gedaagde sub 4 in conventie,
tevens eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
procesadvocaat mr. L. Vos,
advocaat mr. B.J. Nauta,
en
[persoon 6],
in zijn hoedanigheid van executeur testamentair,
wonende en kantoorhoudende in [X],
gedaagde sub 5 en sub 6 in conventie,
tevens eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.H. van Olden.
Partijen worden hierna aangeduid als "[persoon 1]"”, respectievelijk “[persoon 2]”, respectievelijk “[persoon 3]", respectievelijk “[persoon 4]”, respectievelijk “[persoon 5]”, respectievelijk “[persoon 6]”.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen d.d. [datum 10] en [datum 11] en de door [persoon 1] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie aan de zijde van [persoon 2] en [persoon 5], met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie en in voorwaardelijke reconventie aan de zijde van [persoon 4] en [persoon 6];
- conclusie van antwoord aan de zijde van [persoon 3];
- vonnis d.d. [datum 12], waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 1[datum 13];
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, alsmede houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie;
- conclusie van dupliek aan de zijde van [persoon 3];
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie, tevens houdende wijziging van eis in reconventie aan de zijde van [persoon 2] en [persoon 5], met producties;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in (voorwaardelijke) reconventie aan de zijde van [persoon 4] en [persoon 6];
- akte aan de zijde van [persoon 1];
- akte aan de zijde van [persoon 2] en [persoon 5], met een productie;
- akte aan de zijde van [persoon 4] en [persoon 6], met producties;
- antwoordakte aan de zijde van [persoon 1], met producties.
Beslissingen van de rolrechter tot het al dan niet toestaan van conclusies en aktes zijn onherroepelijk. Op desbetreffende grieven wordt in dit vonnis niet ingegaan.
2 Het geschil in conventie
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [persoon 6] te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis over te gaan tot afgifte van het legaat, [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis mee te werken aan de afgifte van het legaat, een en ander op straffe van een dwangsom, en voorts te verklaren voor recht dat de levering van de aan [persoon 1] gelegateerde panden vrij op naam zal zijn, althans te bepalen dat de overdrachtskosten voor rekening komen van de erfgenamen c.q. de verschillende besloten vennootschappen waarin zich de gelegateerde panden bevinden met hoofdelijke veroordeling van alle gedaagden in de kosten van deze procedure.
[persoon 2] en [persoon 5] hebben de vordering van [persoon 1] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [persoon 1] in de kosten van het geding.
[persoon 4] en [persoon 6] hebben de vordering van [persoon 1] eveneens gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [persoon 1] in de kosten van de procedure.
[persoon 3] heeft geconcludeerd tot referte, met veroordeling van [persoon 1] in de kosten van de procedure.
3 De geschillen in reconventie
In voorwaardelijke reconventie vorderen [persoon 2] en [persoon 5] uiteindelijk - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad primair voor recht te verklaren dat de gelegateerde onroerende zaken reeds in partiële verdeling zijn betrokken d.d. [datum 3] en dat [persoon 1] thans geen rechten kan doen gelden met betrekking tot de gelegateerde goederen en subsidiair voor recht te verklaren dat [persoon 1] gehouden is de onroerende zaken na verkrijging minimaal vijftien jaar in eigendom te houden, met veroordeling van [persoon 1] in de kosten van de procedure.
In reconventie vorderen [persoon 2] en [persoon 5] - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [persoon 1] te veroordelen om [bedrag 1] aan de boedel der nalatenschap te betalen en om [bedrag 2] aan de boedel der nalatenschap te betalen, althans te betalen binnen 14 dagen nadat de belastingdienst de nalatenschap heeft aangesproken tot betaling daarvan, althans binnen 14 dagen na betaling van dit bedrag door de nalatenschap aan de belastingdienst, met veroordeling van [persoon 1] in de kosten van het geding.
[persoon 1] heeft zowel de vordering in voorwaardelijke reconventie als de vordering in reconventie van [persoon 2] en [persoon 5] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [persoon 2] en [persoon 5] in de kosten van deze procedures.
De vordering in reconventie van [persoon 4] en [persoon 6] luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [persoon 1] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [persoon 4] te vergoeden het ingevolge de door [persoon 1] ontvangen schenkingen verschuldigde schenkingsrecht door betaling daarvan op de rekening van de gezamenlijke erven, dan wel de derdenrekening van [persoon 6], met veroordeling van [persoon 1] in de kosten van de procedure.
In voorwaardelijke reconventie vorderen [persoon 4] en [persoon 6] - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat [persoon 1] gehouden is de op de gelegateerde registergoederen rustende hypothecaire leningen voor zijn rekening te nemen en onder de verplichting de waarde van de aan hem gelegateerde registergoederen na aftrek van de daarop rustende hypothecaire leningen, in te brengen in de nalatenschap, alsmede [persoon 1] te veroordelen de waarde van de gelegateerde registergoederen na aftrek van de daarop rustende hypothecaire leningen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te voldoen aan [persoon 4], althans de gezamenlijke erven, met veroordeling van [persoon 1] in de kosten van de procedure.
[persoon 1] heeft zowel de vordering in conventie als de voorwaardelijke vordering in reconventie gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [persoon 4] en [persoon 6] in de kosten van de procedures.
4 De vaststaande feiten in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
4.1 Op [datum 1] is te [X] overleden [persoon 7] (hierna: de erflater). [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] zijn de kinderen en de enige en algehele erfgenamen van de erflater. [persoon 3] is de vader van [persoon 1]. [persoon 6] is door de erflater bij testament, verleden bij akte van [datum 2] (hierna: het testament) tot executeur benoemd. [persoon 1] is door de erflater in het testament een legaat verstrekt.
4.2 Het testament luidt - voor zover van belang - als volgt:
“III LEGAAT TEGEN INBRENG/LAST.
Ik legateer aan mijn kleinzoon, [persoon 1], . . . . de registergoederen die ik in eigendom heb, welke zijn gelegen te [X] in de [straat 1], [straat 2], [straat 3], [straat 4] en de [straat 5], onder de verplichting om de daarop rustende hypothecaire leningen voor zijn rekening te nemen en onder de verplichting om de waarde van de gelegateerde registergoederen, na aftrek van de daarop rustende hypothecaire leningen, in de brengen in mijn nalatenschap.
Op dit legaat zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1. Het legaat dient te worden afgegeven aan de legataris binnen één jaar na mijn overlijden.
2. De waarde van de gelegateerde registergoederen dient bepaald te worden door middel van zogenaamde “minnelijke waardering” . . . .
3. Ik leg de vader van de voornoemde legataris, mijn zoon [persoon 3] . . ., de last op om het op grond van dit legaat in te brengen bedrag aan de legataris ter beschikking te stellen door middel van een (hypothecaire) geldlening.
De geldlening dient een looptijd te hebben van tenminste vijftien jaar . . . “
4.3 Op de sterfdatum behoorden de aan [persoon 1] gelegateerde registergoederen toe aan verschillende besloten vennootschappen waarvan de erflater directeur en enig aandeelhouder was.
4.4 Op [datum 3] is de erfenis partieel verdeeld, waarbij de aandelen van de besloten vennootschappen waarvan de erflater directeur en enig aandeelhouder was, zijn verdeeld tussen de erfgenamen. Een gedeelte van de aan [persoon 1] gelegateerde registergoederen zit in de vennootschappen die naar [persoon 2] en [persoon 5] zijn gegaan. Het andere gedeelte zit in de vennootschap(pen) die [persoon 3] heeft gekregen.
4.5 [persoon 2] en [persoon 5] hebben de aandelen van de aan hen toebedeelde vennootschappen inmiddels verkocht.
4.6 Het legaat is niet aan [persoon 1] afgegeven.
5 De beoordeling van de geschillen in conventie, in reconventie en in voorwaardelijke reconventie
5.1 Vanwege de nauwe samenhang tussen de diverse vorderingen zullen de vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
5.2.1 Het debat tussen partijen spitst zich vooral toe op de vraag of [persoon 1] recht heeft op afgifte van het legaat ondanks het feit dat de gelegateerde registergoederen op de sterfdatum geen eigendom van de erflater waren. [persoon 1] stelt zich op het standpunt van wel, [persoon 2], [persoon 4], [persoon 5] en [persoon 6] menen van niet. Leidraad te dezen is het testament.
5.2.2 Op zichzelf beschouwd zijn de bewoordingen van het testament duidelijk: alleen die registergoederen die eigendom van de erflater zijn vallen onder het legaat. Echter, bij de beantwoording van de vraag of de bewoordingen van een testament duidelijk zijn, dat wil zeggen als verklaring van hetgeen de erflater wil dat na zijn dood met zijn vermogen zal geschieden, dient te worden gelet op de verhoudingen die het testament kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder deze is gemaakt.
5.2.3 Tussen partijen staat vast dat de erflater een grote speler op de huizenmarkt was. Hij bezat meerdere vennootschappen waarin onroerend goed was ondergebracht. Daarnaast bezat de erflater ook in privé panden. Tussen partijen staat verder vast dat het destijds de bedoeling van de erflater was om ook zijn kleinzoon de beschikking te geven over een onroerend goed portefeuille en hem aldus in staat te stellen iets voor zichzelf in die markt op te bouwen. De rechtbank gaat ervan uit dat de erflater de in het testament bedoelde panden ten tijde van het verlijden van het testament in privé in bezit had, nu geen der partijen daaromtrent iets heeft gesteld en ook anderszins van het tegendeel niet is gebleken. Daarenboven is voor deze aanname steun te vinden in het testament. Onder “V. VERZOEKEN” is onder 1 het volgende in het testament opgenomen:
“Ik verzoek mijn erfgenamen om mijn nalatenschap zodanig te verdelen dat mijn zoon, [persoon 3], . . . daarbij de eigendom verkrijgt van de tot mijn nalatenschap behorende registergoederen welke zijn gelegen . . . , dan wel de eigendom verkrijgt van mijn aandelen in de besloten vennootschappen die thans eigenaar zijn van de respectieve registergoederen. . .”
Hieruit volgt immers dat de erflater een onderscheid maakte tussen panden die hij in privé in bezit had en panden die in besloten vennootschappen waren ondergebracht. Tevens volgt hieruit dat de erflater kennelijk rekening hield met de mogelijkheid dat de onder “V. VERZOEKEN” bedoelde panden op zijn sterfdatum mogelijk in besloten vennootschappen zouden kunnen zijn ondergebracht. Een soortgelijke clausule ontbreekt bij het legaat. De vraag is dan waarom de in het legaat bedoelde panden na het verlijden van het testament door de erflater in besloten vennootschappen zijn ondergebracht. En waarom niet in een en dezelfde besloten vennootschap, maar in meerdere? Mogelijk lagen daaraan bedrijfseconomische redenen ten grondslag, maar ook is mogelijk dat de erflater het legaat al was vergeten of het legaat niet meer wilde en het testament nog niet had gewijzigd. Het uitgebreide debat dat partijen hebben gevoerd geeft op geen van deze vragen een antwoord.
Feit is dus dat ten tijde van het overlijden de situatie zo was dat de in het legaat bedoelde panden in verschillende besloten vennootschappen waren ondergebracht.
5.2.4 Een legaat vervalt in beginsel indien het gelegateerde goed bij het openvallen van de nalatenschap niet (meer) tot die nalatenschap behoort, tenzij uit de uiterste wil zelf is af te leiden dat de erflater de beschikking niettemin heeft gewild. Zoals hierboven onder 5.2.3 is opgemerkt, ontbreekt bij het legaat in het testament de clausule zoals die wel is opgenomen bij “V. VERZOEKEN onder 1.” In het testament is verder geen aanknopingspunt te vinden waaruit valt af te leiden dat de erflater, wat er ook zou gebeuren, dus ook indien hij op zijn sterfdatum de onder het legaat vallende panden inmiddels in besloten vennootschappen zou hebben ondergebracht, beslist heeft gewild dat de bedoelde panden naar [persoon 1] zouden gaan.
5.2.5 [persoon 1] stelt zich nog op het standpunt dat aangezien de erflater directeur enig aandeelhouder was van de besloten vennootschappen waarin zich de panden bevonden, de bewuste panden toch tot de nalatenschap kunnen worden gerekend. De erflater had, zo stelt hij, immers als eigenaar alle aandelen en als enig directeur/bestuurder de gehele economische macht in handen net als wanneer hij een eenmanszaak had gehad. Deze redenering kan niet worden gevolgd. Dit zou doorbreking van het rechtspersonenrecht betekenen. Echter, van vereenzelviging tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon kan geen sprake zijn. Om aan de oorspronkelijke bedoeling van de erflater, te weten [persoon 1] een eigen onroerend goed portefeuille te verstrekken, tegemoet te komen, zou daarover in dit specifieke geval wellicht nog anders hadden kunnen worden gedacht indien de erflater alle aan [persoon 1] toebedachte panden in één enkele besloten vennootschap had ondergebracht. Maar dat nu is niet het geval.
5.3 Uit het vorenoverwogene volgt dat de vordering in conventie dient te worden afgewezen. Dit betekent dat alle voorwaardelijke vorderingen in reconventie geen behandeling en bespreking meer behoeven.
5.4.1 Ten aanzien van het schenkingsrecht ad [bedrag 2] met betrekking tot een door [persoon 1] van de erflater op [datum 4] ontvangen schenking van een bedrag van [bedrag 3] wordt het volgende overwogen.
5.4.2 Uit de toelichting van [persoon 6] d.d. 27 april 2010, gevoegd als productie 1 bij de laatste akte van [persoon 4] en [persoon 6], blijkt dat over deze schenking geen schenkingsrecht is verschuldigd, omdat de erflater binnen 180 dagen na die schenking is overleden. Daarvoor in de plaats is dan successierecht verschuldigd, waarvoor de erven aansprakelijk zijn en waarvan zij aangifte hebben gedaan.
5.4.3 Voor zover de reconventionele vordering van [persoon 2] en [persoon 5] en van [persoon 4] en [persoon 6] ziet op betaling door [persoon 1] van schenkingsrecht over deze schenking, ligt deze derhalve voor afwijzing gereed.
5.5.1 In reconventie vorderen [persoon 2] en [persoon 5] nog dat [persoon 1] een bedrag van [bedrag 1] terugbetaalt aan de nalatenschap omdat hij dat bedrag van de erflater ten titel van geldlening zou hebben ontvangen. Volgens [persoon 1] heeft de erflater hem dit bedrag in verschillende tranches geschonken en is hij derhalve niet verplicht tot terugbetaling ervan. [persoon 4] en [persoon 6] gaan er kennelijk met [persoon 1] van uit dat dit bedrag een som van schenkingen vormt en vorderen dat [persoon 1] de daarover verschuldigde schenkingsrechten vergoedt.
5.5.2 Ter onderbouwing van hun stelling verwijzen [persoon 2] en [persoon 5] naar een bladzijde uit het doorschrijfboek dat de erflater bijhield, gevoegd als productie 12 bij hun conclusie van dupliek in conventie etc. Op deze bladzijde, die kennelijk ziet op de maand december 2003, staat achter het cijfer 12 de handgeschreven mutatie “lening [persoon 1] - [bedrag 4]”. [persoon 1] stelt dat hij met de erflater had afgesproken dat alle door de erflater aan hem gedane overboekingen, op één na, schenkingen (vrij op naam) waren. Hij stelt op [datum 6] een overboeking ad [bedrag 4] te hebben ontvangen, op [datum 7] een overboeking van wederom [bedrag 4], op [datum 8] een overboeking van eveneens [bedrag 4] en op [datum 9] een overboeking van [bedrag 6]. Op [datum 9] heeft [persoon 1] een terugboeking aan de erflater verricht van [bedrag 4], als terugbetaling van de door de erflater als lening gekenmerkte overboeking op [datum 6]. Tegenover deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van [persoon 2] en [persoon 5] gelegen hun stelling nader te onderbouwen. Zij hebben evenwel in hun laatste akte volstaan met een blote ontkenning van hetgeen [persoon 1] heeft aangevoerd. De reconventionele vordering van [persoon 2] en [persoon 5] dient dan ook als onvoldoende onderbouwd te worden afgewezen.
5.5.3 Met betrekking tot de vordering in reconventie van [persoon 4] en [persoon 6] meent [persoon 1] dat nu de nalatenschap niet is aangesproken voor de afdracht van het schenkingsrecht, de erfgenamen geen opeisbare vordering op hem hebben. [persoon 1] is zelf ook nog niet aangesproken door de belastingdienst. [persoon 4] en [persoon 6] menen dat, omdat [persoon 1] in financiële moeilijkheden verkeert, de nalatenschap problemen met de belastingdienst voorziet. De rechtbank kan [persoon 4] en [persoon 6] niet in hun standpunt volgen. Zolang de nalatenschap niet is aangesproken voor de afdracht van welk schenkingsrecht dan ook, heeft de nalatenschap geen vordering op [persoon 1] ter zake. Ook deze reconventionele vordering dient derhalve te worden afgewezen.
5.6 Nu geen der partijen in het gelijk is gesteld en de vorderingen over en weer voortkomen uit de familierechtelijke betrekkingen tussen partijen, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd.
6 De beslissing
De rechtbank,
in conventie en in reconventie
wijst de vorderingen af
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. de Gruijl-van Benthem.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
120