Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/2982 BELEI-T2
Uitspraak in het geding tussen
de vereniging Marokkaanse Vereniging Centrum Noord, gevestigd te Rotterdam, eiseres, gemachtigde mr. J.C. Debije, advocaat te Rotterdam,
het bestuur van de deelgemeente Noord, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 21 juni 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 16 maart 2010, waarbij verweerder de subsidieaanvraag van eiseres voor 2010 had afgewezen, ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2011. Namens eiseres zijn [A], die werd bijgestaan door [B], en haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. E.J. Overgaauw en C. in ’t Hout.
2 Overwegingen
2.1 Eiseres is een in 1992 opgerichte sociaal-culturele organisatie die zich inzet voor Marokkaanse bewoners van deelgemeente Noord te Rotterdam. Tussen eiseres en verweerder heeft een jarenlange subsidierelatie bestaan. Blijkens overgelegde verslagen heeft eiseres in ieder geval vanaf juni 2009 samen met drie andere migrantenorganisaties (MVCR, SAJ en SMANECC) deelgenomen aan besprekingen om per 1 januari 2010 tot een fusie te komen. Het streven was om de vier bestaande organisaties op te heffen en de afzonderlijke subsidies samen te voegen tot één subsidie voor de op te richten nieuwe stichting Stichting Noord Plus (hierna: SNP). Alleen SAJ heeft zichzelf opgeheven. De overige organisaties, waaronder eiseres, zijn als zelfstandige organisaties blijven bestaan. SAJ en MVCR hebben op 7 december 2009 een verklaring ondertekend (hierna: de intentieverklaring), waarin zij zich akkoord hebben verklaard met de fusie per 1 januari 2010 en waarin zij zich tevens bereid hebben verklaard een bestuurslid voor te dragen voor SNP. [A] en [C] hebben de intentieverklaring op 18 december 2009 namens eiseres ondertekend en laatstgenoemde is door eiseres voorgedragen als bestuurslid. SMANECC heeft zich teruggetrokken. Bij notariële akte van 21 december 2009 is SNP opgericht. Bij besluit van 2 februari 2010 heeft verweerder aan SNP subsidie verleend.
2.2 Eiseres heeft op 30 juni 2009 bij verweerder een subsidie van € 21.000,00 aangevraagd voor het organiseren van haar activiteiten in 2010. Bij besluit van 18 december 2009 heeft verweerder haar een voorschot voor de periode januari tot en met maart 2010 toegekend van € 5.250,00. Eiseres heeft dit voorschot niet ontvangen, omdat verweerder het bedrag heeft overgemaakt naar een verkeerd rekeningnummer. Bij brief van 4 januari 2010 heeft verweerder het voorschot ‘overgedragen’ aan SNP.
2.3 Verweerder heeft aan het bestreden besluit artikel 4:35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ten grondslag gelegd: volgens verweerder bestond een gegronde reden om aan te nemen dat de activiteiten waarvoor eiseres subsidie had aangevraagd in 2010 niet of niet geheel zouden plaatsvinden. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat bij de besprekingen die aan de oprichting van SNP voorafgingen duidelijk was dat de totstandkoming van SNP tot doel had versnippering van de subsidie tegen te gaan en dat eiseres er door ondertekening van de intentieverklaring mee heeft ingestemd dat zij vanaf 1 januari 2010 geen subsidie meer zou ontvangen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de door eiseres in 2010 georganiseerde activiteiten mede zijn georganiseerd door voormalige personeelsleden van eiseres, die echter zijn overgegaan naar SNP.
2.4 Eiseres heeft betoogd dat verweerder het bestreden besluit niet heeft mogen baseren op artikel 4:35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Een juridische fusie van de vier betrokken zelforganisaties is niet tot stand gekomen, aangezien de organisaties (behalve SAJ) als zelfstandige organisaties zijn blijven voortbestaan. Dit betekent dat geen sprake is van de overgang van de rechten van eiseres op SNP. De intentieverklaring moet worden opgevat als een civielrechtelijke verklaring en eiseres heeft door ondertekening hiervan geen afstand gedaan van haar aanspraak op subsidie. De activiteiten waarvoor eiseres subsidie heeft aangevraagd, hebben deels daadwerkelijk plaatsgevonden en eiseres beschikt nog steeds over een pand, waarvoor zij de huur betaalt. Indien verweerder meent dat met de totstandkoming van SNP sprake is van een veranderde omstandigheid of van gewijzigde inzichten, dan had verweerder de subsidie voor 2010 alleen mogen weigeren met inachtneming van een redelijke termijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.5 Ten tijde van het bestreden besluit had het verweerder duidelijk kunnen zijn dat de activiteiten die voorheen door eiseres werden uitgevoerd per 1 januari 2010 nog niet, althans niet volledig, door SNP waren overgenomen. De rechtbank verwijst daarvoor naar het verslag van de in bezwaarfase op 12 mei 2010 gehouden hoorzitting, waarop door eiseres is verklaard dat zij activiteiten wil uitvoeren die SNP niet in het werkplan heeft vermeld. Verweerder heeft daarom het bestreden besluit niet mogen baseren op artikel 4:35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
2.6 Hoewel eiseres er door het tekenen van de intentieverklaring mee heeft ingestemd dat haar activiteiten in de toekomst door SNP zouden worden overgenomen, had verweerder, gelet op het feit dat sprake was van een langdurige subsidierelatie, met toepassing van artikel 4:51, eerste lid, van de Awb, bij beëindiging van die relatie een redelijke termijn in acht moeten nemen. De rechtbank acht een termijn van drie maanden, gerekend vanaf 1 januari 2010, redelijk. Zij neemt daarbij in aanmerking dat eiseres van begin af aan bij de fusiebesprekingen betrokken is geweest en er derhalve vanaf medio juni 2009 rekening mee kon houden dat de subsidierelatie zou worden beëindigd. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de door eiseres georganiseerde activiteiten in 2010 deels zijn uitgevoerd door medewerkers die door SNP bij eiseres waren gedetacheerd.
2.7 Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit moet worden vernietigd en het beroep gegrond is. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en de subsidie voor 2010 vast te stellen op een bedrag van € 5.250,00.
2.8 De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 874,00 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3 Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat verweerder aan eiseres over 2010 een subsidie toekent van € 5.250,00,
bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 298,00 vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,00.
Aldus gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, voorzitter, en mr. L.A.C. van Nifterick en mr. A.C. Hendriks, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 27 januari 2011.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.