ECLI:NL:RBROT:2010:BV5129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/091013-03
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. van der Bijl-de Jong
  • A. de Jong
  • H. Hattinga Verschure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2010 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de veroordeelde, die eerder ter beschikking was gesteld voor ernstige misdrijven, waaronder bedreiging met een misdrijf tegen het leven en mishandeling. De veroordeelde was sinds 17 oktober 2003 onder TBS geplaatst, met een eerdere verlenging op 31 juli 2008. De rechtbank ontving op 24 juni 2010 een vordering van het openbaar ministerie, vergezeld van adviezen van gedragsdeskundigen, waarin werd geadviseerd de TBS met twee jaar te verlengen. Tijdens de zitting op 27 juli 2010 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en deskundige Y. Shong gehoord. De officier van justitie pleitte voor een verlenging van twee jaar, terwijl de raadsman een verlenging van één jaar voorstelde, met de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging.

De rechtbank heeft de geestelijke toestand van de veroordeelde beoordeeld, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ondanks enige vooruitgang in zijn behandeling, blijft de rechtbank van mening dat de veiligheid van anderen in het geding is en dat de veroordeelde externe controle en behandeling nodig heeft. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen in overweging genomen en concludeert dat de verlenging van de TBS noodzakelijk is om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de TBS met twee jaar toegewezen en benadrukt het belang van een gecontroleerd resocialisatietraject. Tevens heeft de rechtbank aangegeven dat zij vóór de afloop van de verlengingstermijn geïnformeerd wil worden over mogelijke vervolgstappen, zoals een voorwaardelijke beëindiging of omzetting naar een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/091013-03
Datum uitspraak: 27 juli 2010
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de terbeschikkingstelling opgelegd aan:
[Naam],
geboren op xx-xx-1981 te [plaatsnaam] ([land]), hierna te noemen: veroordeelde,
thans verpleegd wordend in het Forensisch Psychiatrisch Centrum “De Kijvelanden”, Kijvelandsekade 1 te Poortugaal.
raadsman: mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.
PROCEDURE
Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 17 oktober 2003, is de veroordeelde ter beschikking gesteld ter zake van onder andere bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Bij beslissing van deze rechtbank van 31 juli 2008 is de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met 2 jaren.
Op 24 juni 2010 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 24 juni 2010, met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft van 21 juni 2010 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
Tevens zijn bij de vordering van het openbaar ministerie gevoegd adviezen van twee gedragsdeskundigen, onder wie een psychiater, die de veroordeelde hebben onderzocht en op het moment dat zij de adviezen uitbrachten en ten tijde van het onderzoek dat zij daarvoor verricht hebben niet verbonden waren aan de inrichting waarin de veroordeelde verblijft.
De adviezen strekken ertoe de maatregel te verlengen met 2 jaren.
De vordering is behandeld op de terechtzitting van 27 juli 2010. De officier van justitie, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman en de deskundige Y. Shong, als psychiater en hoofdbehandelaar verbonden aan het FPC “De Kijvelanden”, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de terechtzitting geconcludeerd tot verlenging van de maatregel met 2 jaar. De raadsman heeft verlenging van de maatregel bepleit met 1 jaar, omdat de veroordeelde heeft aangegeven dat hij graag wil dat de maatregel dan voorwaardelijk wordt beëindigd.
BEOORDELING
Het verlengingsadvies houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de veroordeelde is sprake van schizofrenie van het paranoïde type, misbruik c.q. afhankelijkheid van cannabis, cocaïne en alcohol en van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
In de eerste periode van zijn verblijf in De Kijvelanden, die aanving op 12 februari 2008, maakte de veroordeelde een minder goede periode door. In december 2008 weet hij de behandeling echter op te pakken en hij werkt sindsdien goed mee. Zijn ziektebesef en -inzicht zijn gegroeid. Hij accepteert zonder protest de antipsychotische depotmedicatie, ziet ook de noodzaak daarvan en houdt zich goed aan de afspraken op de afdeling. De aangeboden therapieën volgt hij over het algemeen trouw en meestentijds is hij gemotiveerd. Er hebben zich - anders dan tijdens het eerdere verblijf van de veroordeelde in de kliniek van AMC De Meren - geen incidenten voorgedaan en urinecontroles hadden telkens een negatief resultaat. Sinds maart 2010 heeft de veroordeelde begeleid verlof. De verloven verlopen goed. Als het TBS-kader nu zou wegvallen is er echter nog altijd een aanzienlijke kans op destabilisatie, vooral als de veroordeelde zou stoppen met medicatie en drugs zou gaan gebruiken. De floride psychose die zich dan weer zou kunnen voordoen kan er, in combinatie met de gebrekkige copingsvaardigheden van de veroordeelde, voor zorgen dat hij niet adequaat omgaat met vijandige impulsen, hetgeen kan leiden tot delictgedrag. De veroordeelde heeft externe controle nodig om te kunnen functioneren in de maatschappij. Op de middellange termijn zal worden toegewerkt naar voortzetting van de behandeling binnen de reguliere GGZ. Om dit traject vorm te kunnen geven adviseert de kliniek de TBS met dwangverpleging te verlengen met twee jaren.
De deskundige Shong heeft tijdens de behandeling op de terechtzitting het verlengingsadvies toegelicht en daarbij verklaard dat naar alle waarschijnlijkheid op termijn zal worden toegewerkt naar onbegeleide verloven, waarna gekeken zal worden of de veroordeelde in het kader van transmuraal verlof kan worden geplaatst in een GGZ-instelling. De terbeschikkinggestelde zal ook in een GGZ-instelling in eerste instantie binnen het kader van de TBS verblijven.
Omtrent de veroordeelde is gerapporteerd door psychiater D.H.M. Lefrandt op 1 juni 2010 en door forensisch psycholoog P.E. Geurkink op 18 juni 2010. Zij onderschrijven de door de kliniek gestelde diagnose, maar de psycholoog vraagt zich wel af of de diagnose persoonlijkheidsstoornis in verband met de psychiatrische pathologie wel valide is. Het recidiverisico wordt door beiden als ‘matig tot hoog’ ingeschat. Hoewel er bij de behandeling al het nodige is bereikt, blijft de veroordeelde een psychisch kwetsbaar mens die altijd een vorm van controle, behandeling en begeleiding nodig zal hebben. Er zijn voldoende aanknopingspunten om met uitbreiding van de verlofmogelijkheden naar een verdere resocialisatie toe te werken om uiteindelijk tot een plaatsing in de reguliere GGZ te komen. Beide deskundigen benadrukken het belang van een gecontroleerd en zeer geleidelijk resocialisatietraject. Tevens onderschrijven zij de noodzaak tot verlenging van de maatregel met twee jaren.
Gelet op het vorenstaande wordt aangenomen dat de geestesgesteldheid van de veroordeelde, die (mede) aanleiding en oorzaak vormde voor de delicten, nog in zodanige mate aanwezig is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist. De rechtbank realiseert zich dat de veroordeelde al geruime tijd in het kader van de TBS wordt behandeld, maar constateert dat er pas sinds ongeveer anderhalf jaar een opgaande lijn te zien is. Gelet op de adviezen van de externe deskundigen kunnen mogelijk in de nabije toekomst wel vervolgstappen worden genomen. De rechtbank gaat er vanuit en dringt er bij de kliniek op aan dat hieraan zo spoedig als verantwoord invulling wordt gegeven. Mede ter realisatie van de vervolgstappen komt de rechtbank een verlenging van de maatregel voor de duur van 2 jaren noodzakelijk voor.
Hoewel de duur van de terbeschikkingstelling na verlenging een periode van vier jaar te boven gaat, is verlenging niettemin mogelijk nu de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank wenst vóór ommekomst van de verlengingstermijn te worden voorgelicht over een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, dan wel de omzetting van de maatregel in een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ. In het eerste geval dient er tevens door de reclassering een maatregelenrapport te zijn opgesteld. In het tweede geval zou het de sterke voorkeur verdienen als genoemde BOPZ-machtiging op een dusdanig tijdstip is aangevraagd dat hierop door de BOPZ-rechter reeds vóór de verlengingszitting kan zijn beslist.
BESLISSING
De rechtbank
verlengt de aan de veroordeelde opgelegde terbeschikkingstelling met verpleging met
2 (twee) jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. De Jong en Hattinga Verschure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Verspaget-Kruyt, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2010.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Arnhem.