ECLI:NL:RBROT:2010:BP5695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
369087
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Driel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene met schizofrenie

Op 23 december 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, hierna aangeduid als [persoon 1]. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 22 december 2010 een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van deze machtiging, omdat er gevaar bestond voor de betrokkene zelf en voor anderen. De behandelend psychiater en de betrokkene zijn op de zitting gehoord, waarbij mr. Grijseels als advocaat van de betrokkene aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan schizofrenie, wat leidt tot een stoornis van de geestvermogens. Er is vastgesteld dat de betrokkene gevaarlijk gedrag vertoont, waaronder het in brand steken van kledingstukken binnen de instelling, wat een risico vormt voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Ondanks pogingen om afspraken te maken over het gebruik van gevaarlijke materialen, bleek de betrokkene niet bereid om mee te werken aan zijn behandeling, waardoor het gevaar voor herhaling van brandstichting niet kon worden uitgesloten.

De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de verzochte machtiging gerechtvaardigd was, ook al verbleef de betrokkene vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank concludeerde dat de noodzakelijke bereidheid tot verblijf ontbrak en dat het gevaar zo onmiddellijk dreigend was dat de procedure tot voorlopige machtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende daarom de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van [persoon 1] in een psychiatrisch ziekenhuis tot uiterlijk 14 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 23 december 2010
Zaaknummer: 369087
Rekestnummer: BO RK 10-2316
Patiëntnummer: 1017562
Beschikking in de zaak van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[persoon 1],
geboren op [datum] te [X],
wonende te [Y],
thans verblijvende in [instantie] te [X], afdeling Intensieve Zorg,
advocaat mr. Grijseels.
Het verloop van de procedure
De officier heeft op 22 december 2010 een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene. Bij dit verzoekschrift bevinden zich:
• de beschikking tot inbewaringstelling van betrokkene, afgegeven door de burgemeester van de gemeente [X] op 21 december 2010 en namens deze ondertekend door de wethouder;
• de geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
Op 23 december 2010 zijn gehoord: de behandelend psychiater, [persoon 2] en betrokkene, beiden in het bijzijn van mr. Grijseels voornoemd.
De beoordeling
Uit de geneeskundige verklaring en de mondelinge toelichting van de behandelend psychiater voornoemd blijkt van de volgende situatie:
Bij betrokkene is er sprake van schizofrenie. Derhalve is betrokkene lijdende aan een stoornis van de geestvermogens.
Betrokkene veroorzaakt het volgende gevaar voor zichzelf en anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen:
Betrokkene heeft recentelijk binnen de instelling een kledingstuk in brand gestoken waardoor gevaar bestaat voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Ook eerder heeft betrokkene brand gesticht in de inrichting. De psychiater heeft ter zitting aangegeven dat is getracht door middel van het maken van afspraken met betrokkene, mede-patiënten en personeel te komen tot een situatie waarin betrokkene niet meer de beschikking kan krijgen over aanstekers en ander gevaarlijk materiaal. Deze afspraken bleken onvoldoende om het gevaar van herhaling van brandstichting uit te sluiten. De verzochte machtiging is daarom bedoeld om betrokkene in separatie te kunnen houden totdat zeker is dat de nieuwe medicatie die betrokkene eerst recent heeft gekregen, zodanig effect heeft dat met betrokkene betrouwbare afspraken zijn te maken over het gebruik van aanstekers.
Nu met betrokkene in het kader van zijn behandeling nog geen sluitende afspraken zijn te maken over het gebruik van gevaarlijke goederen, welke afspraken noodzakelijk zijn om gevaar voor anderen af te wenden, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat betrokkene in die zin weigert aan zijn behandeling mee te werken.
Onder deze omstandigheden is een machtiging als verzocht gerechtvaardigd, ook bij een betrokkene die reeds vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, op grond van de omstandigheid dat de nodige bereidheid tot verblijf als bedoeld in art. 2 lid 3 aanhef en onder a in verbinding met art. 2 lid 4 Wet Bopz ontbreekt.
Het ernstige vermoeden bestaat dat de stoornis van de geestvermogens de betrokkene het gevaar doet veroorzaken.
Het gevaar is zo onmiddellijk dreigend dat toepassing van de procedure tot voorlopige machtiging niet kan worden afgewacht. Het gevaar kan niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend.
Daarom wordt op grond van de BOPZ als volgt beslist.
De beslissing
Verleent machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van:
[persoon 1], voornoemd,
in een psychiatrisch ziekenhuis tot uiterlijk 14 januari 2011.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Driel, rechter, in bijzijn van Bahrami, griffier.