Parketnummer: 10/691237-10
Parketnummer van vordering TUL VV: 10/811124-10
Datum uitspraak: 29 december 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te [plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Breda, locatie de penitentiaire inrichting vrouwen,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 december 2010.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- oplegging aan de verdachte van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren, zonder aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank d.d. 22 september 2010 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren.
Bewezen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 02 november 2010 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles parfum (merk Giorgio
Armani) , geheel toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijs
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het feit
Het bewezen feit levert op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.
Motivering van de maatregel
De verdediging heeft zich tegen het opleggen van de ISD-maatregel aan de verdachte verzet en verzoekt de vordering af te wijzen. De verdachte wil terug naar haar land van herkomst (Groot-Brittannië). Daar wonen haar moeder, haar vier kinderen en haar kleinkind.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman een beschikking d.d. 17 november 2010 aan de rechtbank overgelegd waarbij de verdachte ongewenst is verklaard. De raadsman voert aan dat de verdachte geen bezwaar aan zal tekenen tegen de ongewenst-verklaring. Voorts wijst de raadsman op de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (LJN: BO4249) d.d. 9 november 2010. In dat arrest is overwogen dat de ISD-maatregel niet bedoeld is om problematiek op het gebied van het vreemdelingenrecht op te lossen dan wel een bijdrage te leveren aan het uitzettingsbeleid.
Overwogen wordt dat het arrest waar de raadsman op wijst betrekking heeft op de toets of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In die zaak is overwogen dat een verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol was.
Omtrent het door het Openbaar Ministerie gevoerde beleid is de rechtbank het volgende ambtshalve bekend.
Bij brief van 9 juni 2009 (kenmerk: PaG/HB/13798) heeft het College van procureurs-generaal de Richtlijn en Handleiding voor strafvordering (zeer actieve) veelplegers toegelicht. Die toelichting luidt ten aanzien van moeilijk of feitelijk niet-uitzetbare illegalen als volgt. “ook ten aanzien van deze verdachten kan de vordering van de ISD-maatregel onder omstandigheden aangewezen zijn. De wet maakt immers geen onderscheid naar nationaliteit en/of verblijfsstatus (…). De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is weliswaar geen verantwoordelijkheid van het OM, evenmin ten aanzien van illegalen die tot de maatregel zijn veroordeeld, maar het is wel van belang dat de officier van justitie/advocaat generaal de rechter hierover kan voorlichten ter onderbouwing van zijn vordering, net als dat in zijn algemeenheid bij een vordering ISD-maatregel het geval is. DJI heeft een speciale voorziening getroffen voor illegalen veroordeeld tot de ISD-maatregel. Deze is per 1 juli 2009 operationeel.”
De rechtbank is voorts ambtshalve bekend met het ‘Informatieblad Maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD) voor illegalen’. De relevante informatie daaruit is de volgende:
“Vanaf 1 juli 2009 kan ISD worden gevorderd bij zeer actieve veelplegers die illegaal in Nederland verblijven. Het voorbehoud dat het College van procureurs-generaal ten aanzien van deze groep heeft gemaakt is komen te vervallen. De Wet ISD (art. 38m t/m 38u WvSr) maakt geen onderscheid naar nationaliteit en/of verblijfsstatus. (…) Het eerste doel van de maatregel is voor de illegale veelpleger hetzelfde als voor niet-illegale zeer actieve veelplegers namelijk langdurige vrijheidsbeneming waardoor voortzetting van het criminele gedragspatroon van volwassenen zeer actieve veelplegers feitelijk onmogelijk wordt gemaakt. Het tweede doel richt zich niet op integratie in Nederland maar op een succesvolle terugkeer naar het land van herkomst, waarbij de maatregel wordt opgeheven op het moment dat uitzetting kan plaatsvinden. De Minister kan de maatregel daartoe ambtshalve beëindigen.” (…) Om de terugkeer naar het land van herkomst succesvol te laten zijn, moet een illegale veelpleger daarvoor worden gemotiveerd. De dwang van een maatregel van twee jaar zal deze motivatie vergroten. Temeer omdat de maatregel wordt beëindigd zodra de veelpleger wordt uitgezet. Die uitzetting kan al vroeg in het traject plaatsvinden. Het programma zal zoveel mogelijk gelijk zijn aan dat voor overige ISD-ers. Dit betekent dat de ISD-maatregel begint met stabilisatie, het opstellen van een re-integratieplan in het land van terugkeer en waar nodig diagnostiek. De uitvoering van de maatregel wordt gefocust op de beoogde terugkeer en het verkrijgen van een perspectief in het land van terugkeer. De arbeid en het onderwijs worden zoveel mogelijk afgestemd op het vergroten van mogelijkheden op betaald werk bij terugkeer. Interventies of ambulante zorg zullen op indicatie worden aangeboden. (…) Er zal uiteraard geen sprake zijn van verlof of het geleidelijk terugkeren in de samenleving. Door het activeren van het sociale netwerk in het land van terugkeer zal wel worden geprobeerd om de veelpleger een zo goed mogelijke start te geven. De Diens Terugkeer & Vertrek (DT&V) zet zich in voor het vertrek van de vreemdeling. Hiertoe volgt de regievoerder van de DT&V vertrekgesprekken. Indien er geen reisdocumenten voorhanden zijn, ondersteunt de regievoerder de vreemdeling bij het aanvragen van vervangende reisdocumenten. De trajectbegeleider van Dienst Justitiële inrichtingen en de regievoerder van DT&V delen informatie met elkaar die van belang is voor de terugkeer van de vreemdeling naar zijn land van herkomst. (…) Vooralsnog wordt er ISD-capaciteit voor 30 illegale vreemdelingen gereserveerd (…). Illegalen zullen centraal worden geplaatst in GW-locatie de Grittenborgh in Hoogeveen. Omdat de doelgroep beperkt is, kan op deze manier een betere begeleiding worden geboden van de illegale vreemdelingen gericht op de terugkeer naar het land van herkomst. (…) De ISD-maatregel wordt ambtshalve door de Minister van Justitie beëindigd op het moment dat de vreemdeling kan worden uitgezet.”
Op grond van het bovenstaande wordt vastgesteld dat het openbaar ministerie thans specifiek beleid voert ten aanzien van de invulling van de ISD-maatregel voor illegale veelplegers. De rechtbank gaat ervan uit dat dit beleid op de verdachte van toepassing is omdat zij illegaal in Nederland verblijft nu zij (EU-onderdaan) ongewenst is verklaard.
In dit geval moet ervan uitgegaan worden dat de verdachte vanwege haar ongewenst-verklaring slechts een (delictvrije) toekomst heeft buiten Nederland. Dat de doelstellingen die in het hierboven geformuleerde beleid samenvallen met vreemdelingenrechtelijke doelstellingen maakt nog niet dat het niet zinvol kan zijn om in het kader van de ISD-maatregel te werken aan een succesvolle terugkeer naar het land van herkomst. Dat klemt te meer nu het de wens is van de verdachte om terug te keren naar haar land van herkomst. Die wens is uit te voeren binnen het huidige door het OM gevoerde beleid. Ook de moeilijkheden die de verdachte zegt te ondervinden bij het verkrijgen van de juiste uitreisdocumenten kunnen binnen het ISD-traject overwonnen worden. Het standpunt dat de ISD-maatregel niet zinvol is, wordt dan ook niet gevolgd.
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Het is beslist niet de eerste keer dat verdachte voor dit soort feiten voor de rechter moet verschijnen. Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2010 blijkt dat de verdachte sinds 2008 zeer regelmatig met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met (winkel)diefstal. In 2010 is zij vier keer onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld voor winkeldiefstal. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is derhalve voldaan. Amper twee maanden geleden, bij vonnis van 22 september 2010 van de meervoudige kamer van deze rechtbank, is de verdachte nog ter zake van winkeldiefstal veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf en is haar de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voorwaardelijk opgelegd om de verdachte ondubbelzinnig duidelijk te maken dat zij ernst moet maken met haar plannen haar leven te beteren. De verdachte was aldus een gewaarschuwd mens.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van een forensisch psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), d.d. 12 juli 2010. Blijkens dit rapport is er geen sprake van psychiatrie in engere zin en zijn er geen medisch-inhoudelijke contra-indicaties voor het opleggen van de ISD-maatregel aan de verdachte.
Omtrent verdachte is voorts op 2 september 2010 een reclasseringsadvies ten behoeve van de terechtzitting uitgebracht. Geadviseerd wordt, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, aan haar de ISD-maatregel op te leggen, hoewel een plan van aanpak daarvoor nog niet kon worden opgesteld.
Bij brief van 9 december 2010 heeft de reclassering een door de rechtbank aangevraagd rapportageverzoek retour gezonden omdat zij geen kans heeft gezien het reclasserings-toezicht te herstarten nu de verdachte slechts zeer kort uit detentie is geweest voordat zij opnieuw recidiveerde en de reclassering voorts niet over nieuwe informatie beschikt. Gelet op de recidive, handhaaft de reclassering haar bovenvermeld advies van 2 september 2010.
Overwogen wordt dat de vele tot op heden aan de verdachte opgelegde strafrechtelijke sancties er niet toe hebben geleid dat zij haar gedrag heeft veranderd. De kansen die zij - al dan niet in verplicht kader - heeft gehad om hulp te krijgen, zijn niet benut en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering hoog ingeschat, zoals blijkt uit het reclasseringsadvies d.d. 2 september 2010. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom zal recidiveren nu haar levensomstandigheden niet zijn gewijzigd. Zij heeft nog steeds geen vaste woon- of verblijfplaats, geen paspoort of ander identiteitsbewijs en kan geen aanspraak maken op wettelijke voorzieningen. Vanwege de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop.
De veiligheid van goederen vereist dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd voor de maximale duur van twee jaren, zonder aftrek van de duur van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft daarbij gelet op de ernst van het begane feit, het totaal van de voorafgaande veroordelingen en de conclusies van de reclassering en het NIFP.
De rechtbank acht het opleggen van de ISD-maatregel derhalve zinvol.
In het reclasseringsadvies d.d. 2 september 2010 is nog geen plan van aanpak opgesteld waaruit de concrete invulling van de op te leggen ISD-maatregel blijkt. Gelet op de ongewenstverklaring van de verdachte d.d. 17 oktober 2010, acht de rechtbank het geboden dat zij - tenzij de Minister van Justitie de maatregel in geval van uitzetting, overeenkomstig het beleid, op grond van artikel 38u Wetboek van Strafrecht heeft beëindigd – over zes maanden na het onherroepelijk worden van deze uitspraak van het Openbaar Ministerie bericht ontvangt, dat een plan van aanpak is opgemaakt aangaande de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van na te noemen maatregel passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 22 september 2010 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte terzake van winkeldiefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden en voorts tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, welke maatregel voorwaardelijk aan de verdachte is opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 7 oktober 2010. Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat zij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht evenwel termen aanwezig die last af te wijzen, zoals door de officier van justitie gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 14g, 38m, 38n, 38s en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat de rechtbank over 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van deze uitspraak door het Openbaar Ministerie wordt bericht over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, vastgelegd in een plan van aanpak, tenzij de Minister de maatregel in geval van uitzetting, overeenkomstig het beleid, op grond van artikel 38u Wetboek van Strafrecht heeft beëindigd;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank d.d. 22 september 2010 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. De Vreede, voorzitter,
en mrs. Mantel en De Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Lepelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2010.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage A bij vonnis van 29 december 2010:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 02 november 2010 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles parfum (merk Georgio
Armani), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.