ECLI:NL:RBROT:2010:BP2864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/750076-08, 10/663052-08, 10/751004-09, 10/751019-09
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Kaaij
  • A. Blagrove
  • J. Wijnholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van psychische weerloosheid in seksuele misdrijven

Op 26 augustus 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende seksuele misdrijven en oplichting. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 12 augustus 2010. De officier van justitie eiste onder andere de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen die eerder aan de verdachte waren opgelegd. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding niet geldig was en dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, met name de psychische weerloosheid van de slachtoffers.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de psychische weerloosheid van de slachtoffers, die beiden een lichte verstandelijke beperking hadden. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de slachtoffers kwetsbaar waren, zij in staat waren om hun wil te bepalen en weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen. De rechtbank verwierp de argumenten van de officier van justitie en sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten.

De rechtbank erkende dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting en mishandeling, maar oordeelde dat de bewijsvoering voor de seksuele misdrijven niet voldeed aan de vereisten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van €500 voor immateriële schade. De rechtbank legde ook schadevergoedingsmaatregelen op en gelastte de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummers: 10/750076-08, 10/663052-08 (gevoegd ter terechtzitting op 4 november 2008), 10/751004-09 (gevoegd ter terechtzitting op 14 april 2009), 10/751019-09 (gevoegd ter terechtzitting op 11 maart 2010)
Parketnummers van de vorderingen TUL VV: 09/535001-08 en 22/006974-04
Datum uitspraak: 26 augustus 2010
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te district Suriname (Suriname),
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, locatie De IJssel, te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Woei-A-Tsoi heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van de onder parketnummer 10/750076-08 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
- bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/750076-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/663052-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/751004-09 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/751019-09 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek
van voorarrest.
VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van de straf groot twee maanden die aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij arrest d.d. 13 mei 2005 van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage, en waarbij het beroep van de verdachte op 29 augustus 2006 door de Hoge Raad niet ontvankelijk is verklaard.
Eveneens heeft de officier van justitie gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van de straf groot een week die aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 2 januari 2008 van de politierechter van de rechtbank te ‘s-Gravenhage.
GELDIGHEID DAGVAARDING
De raadsman van de verdachte heeft een beroep gedaan op de partiële nietigheid van de dagvaarding met parketnummer 10/663052-08, omdat in de tenlastelegging niet duidelijk is geworden welke opsporingsambtenaren met name worden bedoeld.
Dit verweer wordt verworpen.
Voldoende duidelijk is dat de tenlastelegging het oog heeft op de in het dossier genoemde opsporingsambtenaren, die zich met de aanhouding van de verdachte hebben bezig gehouden. Bovendien heeft verdachte er ter terechtzitting voldoende blijk van gegeven dat het hem duidelijk was wat hem werd verweten. Door deze wijze van tenlasteleggen is hij derhalve niet in zijn verdediging geschaad.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
De onder parketnummer 10/750076-08 onder 1 en 2 en de onder parketnummer 10/751019-09 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen.
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het seksueel binnendringen van iemand met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in één geval subsidiair aan een poging daartoe.
Artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht beoogt mede bescherming te bieden aan gevallen van psychische weerloosheid. Bepalend voor een bewezenverklaring van dit artikel in bovenbedoelde zin is dat bij het slachtoffer sprake is van een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat hij/zij niet of onvolkomen in staat is zijn/haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Daarnaast dient vastgesteld te worden dat het opzet van de dader gericht was op voornoemde geestestoestand van het slachtoffer.
Het onderzoek ter zitting en de rapportages van de klinisch psycholoog/orthopedagoog naar aanleiding van de studioverhoren van beide aangeefsters in het dossier bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat er bij de slachtoffers sprake is geweest van psychische weerloosheid.
Uit het dossier volgt dat het IQ van de aangeefster [aangeefster 1] zich bevindt tussen de 53 en 61 en dat zij een lichte verstandelijke beperking heeft. Zij heeft hulp nodig bij administratieve handelingen, brieven lezen en met geld omgaan. Dit betekent echter niet zonder meer dat zij niet in staat kan worden geacht omtrent seksuele contacten haar wil te bepalen of weerstand te bieden (zie in dit verband ook Rechtbank Rotterdam, LJN: BN 2836 en Rechtbank Almelo, LJN: BN3874). Hierbij heeft de rechtbank ook betrokken dat deze aangeefster eerder getrouwd is geweest, twee kinderen heeft en zelfstandig woont. Bovendien heeft zij in het studioverhoor en het verhoor bij de rechter-commissaris aangegeven dat zij een relatie met de verdachte heeft gehad, dat er momenten waren dat zij de seksuele contacten met de verdachte wilde maar dat er ook momenten waren dat zij deze contacten niet wilde en dit kenbaar maakte aan de verdachte. Dat de verdachte zich daar volgens aangeefster niet altijd iets aan gelegen liet liggen en haar op die momenten dwong tot seksuele contacten, zou kunnen duiden op verkrachting van aangeefster, maar kan niet leiden tot bewezenverklaring van het thans tenlastegelegde seksueel binnendringen van een psychisch weerloze.
Ten aanzien van aangeefster [aangeefster 2] is vastgesteld dat haar IQ zich bevindt tussen 49 en 57. Van deze aangeefster blijkt uit het dossier dat zij één kind heeft, een baan heeft en zelfstandig woont. Voor haar geldt bovendien, net als bij [aangeefster 1], dat uit het studioverhoor en haar verklaring bij de rechter-commisssaris is gebleken dat zij haar wil omtrent seksuele contacten kan bepalen. Zij heeft aangegeven dat zij het seksuele contact met de verdachte niet wilde en dat ook aan de verdachte kenbaar maakte. Dat de verdachte haar volgens haar verklaringen dwong tot seksueel contact, zou kunnen duiden op verkrachting van aangeefster, maar kan eveneens niet leiden tot bewezenverklaring van het thans tenlastegelegde seksueel binnendringen van een psychisch weerloze.
Nu wettig en overtuigend bewijs voor het element van de psychische weerloosheid ontbreekt, en er evenmin wettig en overtuigend bewijs is voor het verkeren in staat van bewusteloosheid, verminderde bewustzijn of enige lichamelijke onmacht, zal de verdachte van deze ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
De onder parketnummer 10/750076-08 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten zijn evenmin wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu de officier van justitie dit heeft gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman, zal de rechtbank dit niet nader toelichten.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/751004-09 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zal de verdachte partieel worden vrijgesproken, te weten van de afgifte van een geldlening/krediet aan Ribank N.V. respectievelijk Interbank N.V., nu is tenlastegelegd dat is bewogen tot afgifte van een goed, niet tot aangaan van een schuld.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/663052-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, de onder parketnummer 10/751004-09 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10/751019-09 onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer: 10/663052-08
1.
hij op 04 mei 2008 te Rotterdam toen G.J. de Jonge, hoofdagent van politie, werkzaam bij de politie Rotterdam-Rijnmond, belast met het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten F.C.H. Rechards op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, had aangehouden teneinde die genoemde Rechards, ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie op of aan de Slotlaan 119 te Capelle aan den IJssel, deze door die opsporingsambtenaar ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd , door meermalen, naar die De Jonge toe te lopen. ;
2.
hij op 04 mei 2008 te Capelle aan den IJssel, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een strafbaar feit hadden aangehouden teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleidenbewegingen met zijn arm) te maken;
Parketnummer 10/751004-09
1.
(Zaak Opel)
hij in de periode van 19 december 2007 tot en met 24 december 2007 te Capelle aan de IJssel , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, namelijk door het doen voorkomen dat “[aangeefster 1]” werkzaam was bij Offenbach Haushaltwaren B.V. en loon ontving van Offenbach Haushaltwaren B.V., Opel Dealer Eef en Huub heeft bewogen tot de afgifte van een auto te weten een Opel Zafira, met kenteken 50-TN-SJ, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een krediet afgesloten teneinde genoemde auto te betalen en de afspraak gemaakt genoemd krediet ter waarde van 23.600,00 Euro (in termijnen) af te betalen, waardoor Opel Dealer Eef en Huub werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
hij in de periode van 19 december 2007 tot en met 24 december 2007 te Capelle aan den IJssel , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste loonstrook voor de maand november 2007 op naam van “[aangeefster 1]” afkomstig van het bedrijf Offenbach Haushaltwaren B.V., - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat de loonstrook is overlegd teneinde een lening aan te vragen en een auto aan te schaffen en bestaande die vervalsing hierin dat de in de loonstrook voorkomende informatie onjuist was.
2.
(Zaak Ford)
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 18 januari 2008 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen namelijk door het doen voorkomen dat “[aangeefster 1]” werkzaam was bij Offenbach Haushaltwaren B.V. en loon ontving van Offenbach Haushaltwaren B.V., Autocentrum Pelicar B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een auto te weten een Ford Explorer, met kenteken TX-LG-04, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een krediet afgesloten teneinde genoemde auto te betalen en de afspraak gemaakt genoemd krediet ter waarde van 12.000,00 Euro (in termijnen) af te betalen, waardoor Autocentrum Pelicar B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 18 januari 2008 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste loonstrook voor de maand november 2007 op naam van “[aangeefster 1]”afkomstig van het bedrijf Offenbach Haushaltwaren B.V en een vervalste afschrift van rekening 98.50.68.868 van de Fortis Bank op naam van “[aangeefster 1]”, - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat de loonstrook en het bankafschrift zijn overlegd teneinde een lening aan te vragen en een auto aan te schaffen en bestaande die vervalsing hierin dat de in de loonstrook en op het bankafschrift voorkomende informatie onjuist was.
Parketnummer 10/751019-09
3.
Hij in de periode van 26 september 2009 tot en met 29 september 2009 te Poortugaal, opzettelijk personen te weten“[aangeefster 2]” en “[aangeefster 1]”meermalen, hard heeft geschopt met geschoeide voet en geslagen tegen het hoofd en/of gezicht en/of het lichaam, waardoor voornoemde “[aangeefster 2]” en “[aangeefster 1]” letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Nadere bewijsmotivering
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting vrijspraak bepleit ten aanzien van de tenlastegelegde oplichting van de kredietverstrekkers en de autodealers. Hij heeft daartoe aangevoerd dat wettig maar vooral overtuigend bewijs ontbreekt, nu de herkenning van de verdachte is gebaseerd op een enkelvoudige fotoconfrontatie en de verdachte van 30 december 2007 tot 6 januari 2008, de periode waarin de onderhandelingen ten aanzien van de Ford Explorer zouden hebben plaatsgevonden, in de gevangenis heeft gezeten.
Met betrekking tot oplichting in de zaak van de Ford Explorer overweegt de rechtbank dat de verkoper heeft verklaard dat twee Surinaamse mannen de onderhandelingen hebben gevoerd en de auto hebben opgehaald. De verkoper heeft de verdachte en zijn broer herkend op aan hem getoonde foto’s zijnde de genoemde twee Surinaamse mannen. Hoewel het een enkelvoudige fotoconfrontatie betreft, wil dat niet zeggen dat deze herkenning onbruikbaar is voor het bewijs. Temeer nu de herkenning wordt ondersteund door de verklaring van de broer van de verdachte dat de verdachte bij de onderhandelingen aanwezig was en ook door de verklaring van de verdachte dat hij bij het ophalen van de auto aanwezig was. [Aangeefster 1] heeft voorts verklaard dat de verdachte auto’s, waaronder een jeep, met valse papieren op haar naam heeft gezet. Dat de verkoper ten aanzien van de onderhandelingen data heeft genoemd waarop de verdachte gedetineerd zou zijn, moet naar het oordeel van de rechtbank op een vergissing berusten.
Met betrekking tot de (grijze) Opel Zafira overweegt de rechtbank dat de herkenning van de verdachte en zijn broer door de verkoper niet onbruikbaar is voor het bewijs enkel omdat het een enkelvoudige fotoconfrontatie betreft. De herkenning wordt ook ondersteund door de verklaring van de broer van de verdachte dat hij samen met de verdachte bij de betreffende autodealer is geweest door de verklaring van de verdachte dat hij bij het ophalen van de auto is geweest en door de verklaring van [aangeefster 1] dat de verdachte auto’s, waaronder een grijze, met valse papieren op haar naam heeft gezet.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/663052-08
1.
opzettelijk een handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren;
2.
wederspannigheid;
Parketnummer 10/751004-09
1.
de meerdaadse samenloop van
oplichting en opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
2.
de meerdaadse samenloop van
oplichting en opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
Parketnummer 10/751019-09
3.
mishandeling, meermalen gepleegd.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 10/663052-08 een beroep gedaan op een overmachtsituatie. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte bij zijn aanhouding door politieambtenaren werd besprongen en daardoor moeite had met ademhalen. De door verdachte bij zijn aanhouding gemaakte zwaaiende armbewegingen moeten dan ook in dat licht worden bezien.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat niet aannemelijk is er dat sprake was van een overmachtsituatie, nu uit het proces-verbaal van bevindingen geenszins blijkt van het door verbalisanten bespringen van verdachte bij zijn aanhouding laat staan de daardoor ontstane ademnood bij verdachte. Het verweer wordt derhalve verworpen.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan oplichting en het gebruik maken van vervalste geschriften door met die geschriften financieringen aan te gaan op naam van [aangeefster 1], met wie de verdachte een relatie had, en daarmee twee auto’s te kopen. De verdachte en zijn broer hebben doen voorkomen dat het slachtoffer beschikte over een goede baan en een goed inkomen. Het slachtoffer, dat licht verstandelijk beperkt is, werd er vervolgens toe bewogen een handtekening onder de contracten te zetten waardoor de kredieten werden verkregen en daarmee de auto’s aan hen werden afgegeven.
De verdachte en zijn mededader hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat banken en rekeninghouders alsmede verkopers en kopers in het economisch verkeer in elkaar moeten kunnen stellen. Door hun handelen hebben zij ook misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [aangeefster 1] en haar ook financieel nadeel berokkend, nu zij door toedoen van hun handelen is opgezadeld met hoge schulden. De verdachte en zijn mededader hebben zich daar niets van aangetrokken en zich uitsluitend laten leiden door hun eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft de verdachte [angeefster 1] en haar zus [aangeefster 2] mishandeld. Zij hebben daarbij letsel en pijn ondervonden, hetgeen ook blijkt uit de letselverklaringen van 30 september 2010. Een dergelijke mate van geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van beide vrouwen, maar de ervaring leert, dat slachtoffers van geweld daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden. De rechtbank rekent de verdachte in het bijzonder zwaar aan dat hij een paar maanden voor de mishandeling van [aangeefster 1] en haar zus was geschorst uit de voorlopige hechtenis, waarbij nadrukkelijk als voorwaarde was gesteld dat hij geen contact mocht hebben met [aangeefster1] en geen strafbare feiten mocht plegen.
Tenslotte heeft de verdachte politiefunctionarissen tijdens hun opsporingswerkzaamheden hinderlijk belemmerd en heeft hij zich verzet tijdens zijn aanhouding. Dergelijk gedrag acht de rechtbank ontoelaatbaar.
Op al deze feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 juli 2010 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Omtrent de persoon van de verdachte is op 7 april 2009 gerapporteerd door de psycholoog J.B. Seinen en de psychiater S. Went, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Het onderzoek heeft voornamelijk bestaan uit dossieronderzoek en observatie van de verdachte. Omdat de verdachte consequent zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd, is het ook te beperkt geweest om een uitspraak te kunnen doen over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Wel kan de voorlopige diagnose worden gesteld dat bij de verdachte, die intellectueel tussen laaggemiddeld en zwakbegaafd lijkt te functioneren, sprake is van psychotische symptomen (onsamenhangende gedachtengang, achterdocht), waarschijnlijk in het kader van schizofrenie. Tevens zijn er aanwijzingen voor narcistische en antisociale persoonlijkheidstrekken.
Gelet op het vorenstaande houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte tussen laaggemiddeld en zwakbegaafd lijkt te functioneren.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen niet volledig heeft kunnen overzien.
De rechtbank komt dan ook tot een veel lagere straf dan geëist, waarbij ook is meegewogen dat verdachte van een aanzienlijk aantal feiten wordt vrijgesproken.
Gelet op de persoon van de verdachte ziet de rechtbank tevens aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De voorwaardelijke straf dient voor de verdachte als een stok achter de deur om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in casu kan worden volstaan met een gevangenisstraf van na te melden duur.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangeefster 1], wonende te Rotterdam, terzake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 op de dagvaarding met parketnummer 10/750076-08, de feiten 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 10/751004-09 en de feiten 1 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 10/751019-09.
De benadeelde partij vordert een voorschot van materiële schade tot een bedrag van
€ 20.000,-- , een voorschot van immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,-- en kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 100,--.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 10/751019-09 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal gelet op algemene ervaringsregels worden vastgesteld op € 500,-- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade is niet van zo eenvoudige aard, dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor het overige zal de benadeelde partij in de vordering eveneens niet ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van de onder parketnummer 10/750076-08 onder 1, 2 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10/751019-09 onder 1 ten laste gelegde feit.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor immateriële schade partieel, ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 10/751019-09 zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. Gebleken is dat de benadeelde partij met een toevoeging procedeert, derhalve zullen de kosten door de benadeelde partij gemaakt worden beperkt tot de door deze betaalde eigen bijdrage ad € 100,--.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Voorts heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [aangeefster 2], wonende te Rotterdam, terzake van de feiten 2 en 3 op de dagvaarding met parketnummer
10/751019-09.
De benadeelde partij vordert een voorschot van immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-- en kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 100,--.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 10/751019-09 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal gelet op algemene ervaringsregels worden vastgesteld op € 500,-- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard nu de verdachte terzake van feit 2 wordt vrijgesproken. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor immateriële schade ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 10/751019-09 zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. Gebleken is dat de benadeelde partij met een toevoeging procedeert, derhalve zullen de kosten door de benadeelde partij gemaakt worden beperkt tot de door deze betaalde eigen bijdrage ad € 100,--.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
VORDERING TENUITVOERLEGGING
Bij op tegenspraak gewezen arrest d.d. 13 mei 2005 van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage is de verdachte ter zake van medeplegen van mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een gedeelte groot twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij arrest van de Hoge Raad op 29 augustus 2006 is het beroep van de verdachte niet ontvankelijk verklaard.
De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 29 augustus 2006.
De onder parketnummer 10/663052-08 en 10/751004-09 bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het arrest van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat arrest aan de verdachte opgelegde straf.
Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 2 januari 2008 van de politierechter van de rechtbank te ‘s-Gravenhage is de verdachte voorts ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan een gedeelte groot één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 17 januari 2010.
Het onder parketnummer 10/751019-09 bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf voorwaardelijke straf.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 23, 24c, 36f, 47, 55, 57, 180, 184, 225, 300, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding met parketnummer 10/663052-08 geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/750076-08 onder 1,2 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/751019-09 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/663052-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, de onder parketnummer 10/751004-09 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10/751019-09 onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1], wonende te Rotterdam, toe tot een bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade terzake van feit 3 onder parketnummer 10/751019-09 en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij [aangeefster1] niet-ontvankelijk in de vordering wat betreft de materiële- en overige immateriële schade; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op € 100,--;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 500,-- (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2], wonende te Rotterdam, toe tot een bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade terzake van feit 3 onder parketnummer 10/751019-09 en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij [aangeefster 2] niet-ontvankelijk in de vordering wat betreft de overige immateriële schade; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op € 100,--;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 500,-- (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van de bij arrest d.d. 13 mei 2005 van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot 1 (één) week, van de bij vonnis d.d. 2 januari 2008 van de politierechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Blagrove en Wijnholt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Mathoera, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2010.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 26 augustus 2010:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/750076-08
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2007 tot en met 25 mei 2008 te
Rotterdam, in elk geval in Nederland met iemand, te weten “[aangeefster 1”, van wie hij, verdachte, wist dat die “[aangeefster 1]” in staat van bewusteloosheid
of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die “[aangeefster 1]” niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die “[aangeefster 1]”, namelijk het een of meermalen inbrengen/houden van zijn, verdachtes penis in de mond en/of vagina
en/of anus van die “[aangeefster1]”;
(artikel 243 Sr)
2.
hij op één of meer tijdstippen in op of omstreeks de periode van 01 juli tot
en met 25 mei 2008 te Rotterdam en/of te Amsterdam, in ieder geval in
Nederland, meermalen, althans eenmaal met “[aangeester 1]”, van wie hij, verdachte, wist dat die “[aangeefster 1]” in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die “[aangeefster 1]” niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
(telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het
een of meermalen inbrengen/houden van zijn, verdachtes penis in de mond en/of
vagina en/of anus van die “[aangeefster 1]” en/of,
(telkens) die “[aangeefster 1]” heeft verleid tot het (telkens) door die “[aangeefster 1]” laten dulden dat derden hun penis in de mond en/of vagina en/of anus van die “[aangeefster 1]” brachten/hielden;
(artikel 247 Sr)
3.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2007 tot
en met 25 mei 2008 te Rotterdam en/of te Amsterdam, in ieder geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen althans éénmaal (telkens) een persoon genaamd “[aangeefster 1]” door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of misbruik van
uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een
kwetsbare positie heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of
gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die “[aangeefster 1]” (in de prostitutie),
bestaande die/dat dwang en/of geweld en/of één of meer andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of
meer andere feitelijkhe(i)d(en) uit, dat verdachte (telkens)
- die “[aangeefster 1]” sloeg en/of stompte en/of daarmee dreigde en/of
- die “[aangeefster 1]” met een mes stak en/of daarmee dreigde en/of
- die “[aangeefster 1]” met een sigaret brandde en/of daarmee dreigde en/of
- die “[aangeefster 1]” dreigde af te maken en/of dood te maken en/of
- die “[aangeefster 1]” opsloot in de kelderbox van de woning van die “[aangeefster 1]” en/of
- die “[aangeefster 1]” geen eten en/of drinken bracht, terwijl zij opgesloten was in de kelderbox van de woning van die “[aangeefster 1]” en/of
- die “[aangeefster 1]” de keel dichtkneep en/of een kussen op het hoofd van die “[aangeefster 1]” drukte, zodat die “[aangeefster 1]” niet kon ademen en/of
- de verdiensten van die “[aangeefster 1]” (uit de prostitutie) geheel en/of
(groten)deels heeft afgepakt en/of zich heeft toegeeigend en/of die “[aangeefster 1]” heeft gedwongen die verdiensten geheel en/of (groten)deels aan hem, verdachte, af te staan en/of
- de bankpas van die “[aangeefster 1]” onder zich heeft gehouden;
en/of
bestaande dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte,
(telkens)
- een relatie met die “[aangeefster 1]” is aangegaan en/of
- die “[aangeefster 1]” , onder druk van uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiend overwicht, heeft bewogen het door haar in de prostitutie
verdiende geld (telkens) aan hem, verdachte, af te dragen en/of
- een nieuwe bankpas en/of een tweetal 'comfortcards' op naam van die “[aangeefster 1]” heeft aangeschaft en/of heeft laten aanschaffen, waardoor die “[aangeefster 1]” (ondanks haar verminderd verstandelijk vermogen) schulden kon oplopen en/of
- die “[aangeefster 1]” , waarvan hij wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij over een verminderd verstandelijk vermogen beschikt, heeft aangeboden
voor het verrichten van seksuele handelingen met derden,
terwijl hij, verdachte, wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat die “[aangeefster 1]” zich in een kwetsbare positie bevond vanwege haar verminderd verstandelijk vermogen en haar afhankelijkheid van de (financiele) begeleiding
en/of ondersteuning door haar zus D. Nourmahomed, welke
begeleiding/ondersteuning van D. Nourmahomed door verdachte is belemmerd;
(artikel 273f lid 1 onder 1 Sr)
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2007 tot
en met 25 mei 2008 te Rotterdam en/of te Amsterdam, in ieder geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
“[aangeefster 1]” met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
dan wel
onder één of meer van de onder lid 1, sub 1° van voornoemd artikel genoemde
omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die “[aangeefster 1]” zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, immers
heeft verdachte;
- die “[aangeefster 1]” één of meermalen geslagen en/of gestompt en/of daarmee gedreigd en/of
- die “[aangeefster 1]” met een mes gestoken en/of daarmee gedreigd en/of
- die “[aangeefster 1]” met een sigaret gebrand en/of daarmee gedreigd en/of
- die “[aangeefster 1]” gedreigd af te maken en/of dood te maken en/of
- die “[aangeefster 1]” opgesloten in de kelderbox van de woning van die “[aangeefster 1]” en/of
- die ““[aangeefster 1]” geen eten en/of drinken gebracht, terwijl zij opgesloten
was in de kelderbox van de woning van die “[aangeefster 1]” en/of
- die “[aangeefster 1]” de keel dichtgeknepen en/of een kussen op het hoofd van die “[aangeefster 1]” gedrukt, zodat die “[aangeefster 1]” niet kon ademen en/of
- de verdiensten van die “[aangeefster 1]” (uit de prostitutie) geheel en/of
(groten)deels afgepakt en/of zich toegeeigend en/of die “[aangeefster 1]”
gedwongen die verdiensten geheel en/of (groten)deels aan hem, verdachte, af te
staan en/of
- de bankpas van die “[aangeefster 1]” onder zich gehouden;
en/of
- is verdachte een relatie met die “[aangeefster 1]” is aangegaan en/of
- heeft verdachte die “[aangeefster 1]” , onder druk van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht, bewogen het door haar in de prostitutie
verdiende geld (telkens) aan hem, verdachte, af te dragen en/of
- heeft verdachte een nieuwe bankpas en/of een tweetal 'comfortcards' op naam
van die “[aangeefster 1]” aangeschaft en/of aan laten schaffen, waardoor die “[aangeefster 1]” (ondanks haar verminderd verstandelijk vermogen) schulden kon oplopen en/of
- heeft verdachte die “[aangeefster 1]” , waarvan hij wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij over een verminderd verstandelijk vermogen beschikt,
aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen met derden;
terwijl hij, verdachte, wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat die “[aangeefster 1]” zich in een kwetsbare positie bevond vanwege haar verminderd verstandelijk vermogen en haar afhankelijkheid van de (financiele) begeleiding
en/of ondersteuning door haar zus D. Nourmahomed, welke
begeleiding/ondersteuning van D. Nourmahomed door verdachte is belemmerd;
(artikel 273f lid 1 onder 4 Sr)
5.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks de periode van 01 juli 2007
tot en met 25 mei 2008 te Rotterdam en/of te Amsterdam, in ieder geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
“[aangeefster 1]” met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van “[aangeefster 1]” met of voor een derde, immers heeft verdachte;
- die “[aangeefster 1]” één of meermalen geslagen en/of gestompt en/of daarmee gedreigd en/of
- die “[aangeefster 1]” met een mes gestoken en/of daarmee gedreigd en/of
- die “[aangeefster 1]” met een sigaret gebrand en/of daarmee gedreigd en/of
- die “[aangeefster 1]” gedreigd af te maken en/of dood te maken en/of
- die “[aangeefster 1]” opgesloten in de kelderbox van de woning van die “[aangeefster 1]” en/of
- die “[aangeefster 1]” geen eten en/of drinken gebracht, terwijl zij opgesloten was in de kelderbox van de woning van die “[aangeefster 1]” en/of
- die “[aangeefster 1]” de keel dichtgeknepen en/of een kussen op het hoofd van die “[aangeefster 1]” gedrukt, zodat die “[aangeefster 1]” niet kon ademen en/of
- de verdiensten van die “[aangeefster 1]” (uit de prostitutie) geheel en/of
(groten)deels afgepakt en/of zich toegeeigend en/of die “[aangeefster 1]”
gedwongen die verdiensten geheel en/of (groten)deels aan hem, verdachte, af te
staan en/of
- de bankpas van die “[aangeefster 1]” onder zich gehouden;
en/of
- is verdachte een relatie met die “[aangeefster 1]” is aangegaan en/of
- heeft verdachte die “[aangeefster 1]” , onder druk van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht, bewogen het door haar in de prostitutie
verdiende geld (telkens) aan hem, verdachte, af te dragen en/of
- heeft verdachte een nieuwe bankpas en/of een tweetal 'comfortcards' op naam
van die “[aangeefster 1]” aangeschaft en/of aan laten schaffen, waardoor die “[aangeefster 1]” (ondanks haar verminderd verstandelijk vermogen) schulden kon oplopen en/of
- heeft verdachte die “[aangeefster 1]” , waarvan hij wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij over een verminderd verstandelijk vermogen beschikt,
aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen met derden;
terwijl hij, verdachte, wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat die “[aangeefster 1]” zich in een kwetsbare positie bevond vanwege haar verminderd verstandelijk vermogen en haar afhankelijkheid van de (financiele) begeleiding
en/of ondersteuning door haar zus D. Nourmahomed, welke
begeleiding/ondersteuning van D. Nourmahomed door verdachte is belemmerd;
(artikel 273f lid 1 onder 9 Sr)
Parketnummer: 10/663052-08
1.
hij
op of omstreeks 04 mei 2008 te Rotterdam
toen G.J. de Jonge, hoofdagent van politie, werkzaam bij de politie
Rotterdam-Rijnmond, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of
onderzoeken van strafbare feiten F.C.H. Rechards als verdacht van overtreding
van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van
het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had
aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde die genoemde Rechards,
ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem
daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van
politie op of aan de Slotlaan 119 te Capelle aan den IJssel, deze door die
opsporingsambtenaar ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het
Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet
en/of belemmerd en/of verijdeld, door meermalen, althans eenmaal schreeuwend
en/of scheldend naar die De Jonge is toegelopen en/of (vervolgens) tegen die
De Jonge is aangelopen;
(artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht)
(pkt nr 663052-08)
2.
hij
op of omstreeks 04 mei 2008 te Capelle aan den IJssel,
toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en)
verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad
ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den)
vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met
geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en
te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en)
verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door zwaaiende beweging(en) met zijn
arm(en) te maken;
(artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht)
(pkt nr 663060-08)
Parketnummer 10/751004-09
1.
(Zaak Opel)
hij,
in of omstreeks de periode van 19 december 2007 tot en met 25 december 2007
te Capelle aan de IJssel en/of Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, namelijk door het doen voorkomen dat “[aangeefster 1]” werkzaam was bij Offenbach Haushaltwaren B.V. en loon ontving van Offenbach
Haushaltwaren B.V., Opel Dealer Eef en Huub en/of Ribank N.V. heeft bewogen tot de afgifte van een auto te weten een Opel Zafira, met kenteken 50-TN-SJ, en/of een geldlening/
krediet ter waarde van 23.600,00 Euro,
in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid een lening/ krediet afgesloten teneinde genoemde auto te
betalen en/of de afspraak gemaakt genoemde lening/ krediet ter waarde van
23.600,00 Euro (in termijnen) af te betalen, waardoor Opel Dealer Eef en Huub
en/of Ribank N.V. werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(Artikel 326 lid 1 Sr jo. 47 Sr)
en/of
hij,
in of omstreeks de periode van 19 december 2007 tot en met 25 december 2007 te
Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) loonstrook
voor de maand november 2007 op naam van “[aangeefster 1]” afkomstig van het bedrijf Offenbach Haushaltwaren B.V., - zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat de loonstrook is overlegd
teneinde een lening aan te vragen en/of een auto aan te schaffen en bestaande
die valsheid of vervalsing hierin dat de in de loonstrook voorkomende
informatie onjuist was.
(artikel 225 lid 2 Sr jo. 47 Sr)
2.
(Zaak Ford)
hij,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 18 januari 2008 te
Schiedam en/of Spaanse polder en/of Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, namelijk door het doen voorkomen dat “[aangeefster 1]” werkzaam was bij Offenbach Haushaltwaren B.V. en loon ontving van Offenbach Haushaltwaren B.V., Autocentrum Pelicar B.V. en/of Interbank N.V. heeft bewogen tot de afgifte van een auto te weten een Ford Explorer, met kenteken TX-LG-04, en/of een geldlening/ krediet ter waarde van 12.00,00 Euro,
in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid een lening/ krediet afgesloten teneinde genoemde auto
te betalen en/of de afspraak gemaakt genoemde lening/ krediet ter waarde van
12.000,00 Euro (in termijnen) af te betalen, waardoor Autocentrum Pelicar B.V.
en/of Interbank N.V. werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(Artikel 326 lid 1 Sr jo. 47 Sr)
en/of
hij,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 18 januari 2008
Schiedam en/of Spaanse polder en/of Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een vals(e) of vervalst(e) loonstrook voor de maand november 2007 op naam van
“[aangeefster 1]” afkomstig van het bedrijf Offenbach Haushaltwaren B.V en/of een
vals(e) of vervalst(e) afschrift van rekening 98.50.68.868 van de Fortis Bank
op naam van “[aangeefster 1]” ,
- zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen - als ware dat geschrift/die geschriften echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat de loonstrook en het
bankafschrift zijn overlegd teneinde een lening aan te vragen en/of een auto
aan te schaffen en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de in de
loonstrook en op het bankafschrift voorkomende informatie onjuist was.
(artikel 225 lid 2 Sr jo. 47 Sr)
Parketnummer 10/751019-09
1.
Hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot
en met 28 september 2009 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, en/of Capelle
aan den IJssel en/of Nieuwerkerk aan den IJssel en/of Rotterdam, in elk geval
in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, met iemand, te weten “[aangeefster 1]” ,
van wie hij, verdachte, wist dat die “[aangeefster 1]” in staat van
bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed
dat die “[aangeefster 1]” niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die “[aangeefster 1]” , namelijk het een of meermalen inbrengen/houden van zijn, verdachtes penis in de mond en/of vagina en/of anus van die “[aangeefster 1]” ;
(art. 243 Sr)
2.
Hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot
en met 29 september 2009 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, en/of Capelle
aan den IJssel en/of Nieuwerkerk aan den IJssel en/of Rotterdam, in elk geval
in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, met iemand, te weten “[aangeefster 2]” ,
van wie hij, verdachte, wist dat die “[aangeefster 2]” in staat van
bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed
dat die “[aangeefster 2]” niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die “[aangeefster 2]” , namelijk het een of meermalen inbrengen/houden van zijn, verdachtes vinger en/of penis in
de mond en/of vagina en/of anus van die “[aangeefster 2]”;
(art. 243 Sr)
en/of
Hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot
en met 29 september 2009 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, en/of Capelle
aan den IJssel en/of Nieuwerkerk aan den IJssel en/of Rotterdam, in elk geval
in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, met iemand, te weten “[aangeefster 2]” , van wie hij, verdachte, wist dat die “[aangeefster 2]” in staat van bewusteloosheid of
lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die “[aangeefster 2]” niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die “[aangeefster 1]” , namelijk het een of meermalen inbrengen/houden van zijn, verdachtes vinger en/of penis in de mond
en/of vagina en/of anus van die “[aangeefster 2]”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art. 243 Sr jo. 45 Sr)
3.
Hij
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 29 september 2009 te
Poortugaal, gemeente Albrandswaard, en/of Capelle aan den IJssel en/of
Nieuwerkerk aan den IJssel en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk (een) perso(o)n(en) (te weten “[aangeefster 2]” en/of “[aangeefster 1]” ”meermalen, althans eenmaal (hard) heeft geschopt/getrapt met geschoeide voet en/of geslagen tegen het hoofd en/of gezicht en/of het lichaam, waardoor voornoemde “[aangeefster 2]” en/of “[aangeefster 1]” letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
(art 300 Sr)