2.7
Eiseressen betogen dat uit de uitvoering door Siöwalls van een opdracht van Nordmet van maart 2004 blijkt dat Siöwalls zich als vervoerder heeft verbonden. Daartoe beroepen eiseressen zich op het faxbericht van Nordmet aan Siöwalls van 16 maart 2004, volgens eiseressen opnieuw gezonden op 22 maart 2004 (productie E12), een door Siöwalls aan Nordmet toegezonden vrachtbrief (productie E13) en een faxbericht van Siöwalls aan Nordmet van 23 maart 2004 (productie E14), in onderling verband.
NN betwist niet dat Siöwalls het als productie E12 in het geding gebrachte faxbericht van Nordmet van 16 maart 2004 heeft ontvangen, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. In dat faxbericht schreef Nordmet het volgende:
“We kindly ask you to arrange the transportation by truck following material to your warehouse and stored before our instructions:
Ex KBM Master Alloy
NiMgCe net weight 2000 kg”
Eiseressen stellen dat Siöwalls dat wegvervoer op zich heeft genomen en zelf heeft uitgevoerd waartoe zij verwijzen naar de als productie E13 overgelegde vrachtbrief waarop Siöwalls als (onder)vervoerder is vermeld (“Siöwalls [Y]”). Voorts stellen eiseressen dat Siöwalls die vrachtbrief per fax aan Nordmet heeft gestuurd.
Voor zover NN (bij conclusie na enquête onder punt 25) betoogt dat Siöwalls die vrachtbrief niet aan Nordmet heeft gestuurd, stuit zodanig verweer af op de volgende feiten en omstandigheden. Onderaan productie E13 staat een faxstempel met de tekst: “22-03-2004 14:17 SIÖWALLS B.V. +104290646”. Laatstgenoemd nummer is het faxnummer van Siöwalls zoals vermeld in het hoofd van de diverse in het geding gebrachte facturen van deze aan Nordmet. Zonder nadere toelichting – die NN niet heeft gegeven – moet het er daarom voor gehouden worden dat Siöwalls die vrachtbrief op 22 maart 2004 per fax aan Nordmet heeft toegezonden, zoals eiseressen stellen.
Als gezegd staat in die vrachtbrief als (onder)vervoerder vermeld “Siöwalls [Y]”. In die vrachtbrief staat als afzender vermeld Affilips N.V. te Tienen, België. In die vrachtbrief staan drie te vervoeren partijen goederen vermeld, waaronder “20 drums // Ni Mg CeMM // PCS 100-150 mm // 2080 kg BRUTO”.
NN betwist niet dat Siöwalls het als productie E14 overgelegde faxbericht op 23 maart 2004 aan Nordmet heeft gezonden. In dat faxbericht, waarin [Y] vermeld staat als schrijver, deelde Siöwalls het volgende aan Nordmet mede:
“SUBJ. : [..] EX KBM-AFFILIPS TIENEN
CONFIRMATION OF STORAGE
Packing : 20 DRUMS/4 PLTS
Grossweight : 2080 KGS (S.T.W.)
[..]
Product : NIKKELMAGNESIUMCERIUM ALLOY
[..]
Material stored in our warehouse SIÖWALLS WAALHAVEN TERMINAL in transit [..]”.
NN betwist niet dat die partij nikkelmagnesiumcerium bij Siöwalls is opgeslagen.
De mededelingen in het faxbericht van Siöwalls van 23 maart 2004 kunnen niet anders gelezen worden dan als de bevestiging dat Siöwalls een partij van 20 vaten nikkelmagnesiumcerium met een bruto gewicht van 2.080 kg afkomstig van KBM-Affilips, Tienen, voor Nordmet in opslag had genomen. Kennelijk heeft Nordmet die mededeling aldus ook opgevat.
Inhoudelijk komt de beschrijving van de opgeslagen partij van 20 vaten in het faxbericht van 23 maart 2004 overeen met de hierboven aangehaalde beschrijvingen van de goederen in het faxbericht van Nordmet van 16 c.q. 22 maart 2004 en in de op 22 maart 2004 door Siöwalls aan Nordmet per fax toegezonden vrachtbrief.
Nu NN niet heeft toegelicht dat en waarom deze drie bescheiden niet dezelfde partij van 20 vaten nikkelmagnesiumcerium met een bruto gewicht van 2.080 kg betreffen, gaat de rechtbank daarvan uit.
NN betwist niet dat Siöwalls met het toezenden van die vrachtbrief op 22 maart 2004 en die opslagbevestiging op 23 maart 2004 aantoonde dat en op welke wijze zij gevolg had gegeven aan de opdracht van Nordmet van 16 c.q. 22 maart 2004. Tussen partijen is niet in geschil dat [Y] bij Siöwalls werkzaam was (zie ook de verklaring van getuige [getuige I]).
Uit het toezenden van die vrachtbrief door Siöwalls waarin zijzelf c.q. haar medewerker E. Sas als (onder)vervoerder staat vermeld, heeft Nordmet redelijkerwijs mogen afleiden dat Siöwalls bevestigde dat zijzelf die partij goederen had vervoerd. De omstandigheid dat de vrachtbrief niet door of namens Siöwalls als vervoerder is ondertekend of afgestempeld – op welke omstandigheid NN wijst – brengt niet mee dat Nordmet daaruit die gevolgtrekking niet heeft mogen maken. Die ondertekening c.q. afstempeling moge vereist zijn voor de bewijskracht van zodanige vrachtbrief in de zin van artikel 9 CMR (zie Hoge Raad 23 januari 1987; LJN AG5517; NJ 1987, 410 – Appels), maar hier gaat het om het toekennen van gevolgen aan een gedraging c.q. mededeling van Siöwalls zoals bedoeld in artikel 3:35 BW.
In de daarop gevolgde bevestiging van de opslag van die partij goederen door Siöwalls, die door dezelfde E. Sas van Siöwalls verstuurd werd, werd de hoedanigheid van opslagnemer bevestigd en werd geen afstand genomen van het vervoeren van die partij goederen door Siöwalls naar haar opslagfaciliteit in Rotterdam.
Zodoende heeft Nordmet uit die berichten van Siöwalls van 22 en 23 maart 2004 redelijkerwijs mogen afleiden dat deze haar opdracht van 16 c.q. 22 maart 2004 heeft uitgevoerd door de partij nikkelmagnesiumcerium zelf naar Rotterdam te vervoeren, althans daarvoor als vervoerder verantwoordelijk te zijn, en aldaar in haar loods op te slaan. Nordmet behoefde daaruit redelijkerwijs niet af te leiden dat Siöwalls die opdracht als hulppersoon, zoals expediteur, had aanvaard.