ECLI:NL:RBROT:2010:BP1415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
302691/ HA ZA 08-629
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen binnenschepen in onoverzichtelijke vaarwaterhoek

In deze zaak gaat het om een aanvaring tussen twee binnenschepen, de 'Adriana' en de 'Matrico', die plaatsvond op 29 maart 2006 bij de splitsing van de Nieuwe Maas en de Lek. De rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 6 oktober 2010 geoordeeld over de aansprakelijkheid van de 'Matrico' voor de schade die de 'Adriana' heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de 'Adriana' en de 'Matrico' in tegengestelde richting de scherpe hoek van de Lek en de Noord dienden te nemen. De schippers van beide schepen hadden via marifoonkanaal 10 gecommuniceerd over hun bedoelingen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bindende afspraak was gemaakt over voorrang. De rechtbank concludeerde dat de 'Matrico' niet in strijd met de eisen van goede zeemanschap heeft gehandeld en dat de aanvaring niet te wijten was aan haar schuld. De vorderingen van de eiseres, EFM Onderlinge Schepenverzekering U.A., zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de 'Matrico'. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheden ter plaatse, waaronder de onoverzichtelijkheid van de hoek, van belang waren voor de beoordeling van de schuldvraag.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 302691/ HA ZA 08-629
Vonnis van 6 oktober 2010
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
EFM ONDERLINGE SCHEPENVERZEKERING U.A.,
gevestigd te Meppel,
eiseres,
procureur mr. T. Roos,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHEEPVAART-MAATSCHAPPIJ MATRIX B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
procureur mr. J. Kneppelhout.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnis van 14 mei 2008.
Ingevolge dat tussenvonnis is op 3 juli 2008 een comparitie van partijen gehouden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Naar aanleiding van dat proces-verbaal (en een brief van de rechtbank van 13 augustus 2008) heeft de advocaat van eiseres (hierna: EFM) bij brief van 21 augustus 2008 opmerkingen gemaakt waarop de (behandelend) advocaat van gedaagde (hierna: Matrix) bij brief van 5 september 2008 heeft gereageerd.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald. Het vonnis is (te) lange tijd aangehouden.
1.3
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken die leidden tot het tussenvonnis van 14 mei 2008, van de bovengenoemde stukken en van de stukken die bij de comparitie in het geding zijn gebracht.
2 De vaststaande feiten
2.1
De rechtbank gaat van de volgende, enerzijds gestelde en anderzijds erkende of niet voldoende betwiste feiten en omstandigheden uit. Voorts hebben partijen ter comparitie eenstemmig verklaard dat de verklaringen van de opvarenden van het motorvrachtschip "Adriana" en het motortankschip "Matrico" opgenomen in de processen-verbaal van politie (maar niet de verklaringen van de verbalisanten zelf) de toedracht min of meer volledig en juist weergeven. Uit een en ander leidt de rechtbank de volgende toedracht af.
2.2
Op 29 maart 2006 heeft zich omstreeks 12.30 uur bij de splitsing Nieuwe Maas - Noord - Lek een aanvaring voorgedaan tussen de "Adriana" en de "Matrico". Het vaarwater van de Lek, respectievelijk Nieuwe Maas is ter plaatse van die splitsing 300 meter breed.
De omstandigheden waren als volgt. Er liep (eb)stroom van 3,9 kilometer per uur. Er stond westenwind, kracht 5 Beaufort. Het was licht bewolkt en helder weer; het zicht was goed. De "Adriana", een motorvrachtschip van 1.356,7 ton met een lengte van 79,80 meter, een breedte van 9,52 meter en een diepgang van 2,52 meter, voer beladen met 1.073 metrieke ton sojapellets voorstroom de Lek af met de bedoelding de Noord op te draaien. De "Adriana" had in Nieuw-Lekkerland geladen. De schipper had bij de veerpont Kinderdijk-Krimpen de motor gestopt.
De "Matrico", een motortankschip metende 3.350 ton met een lengte van 125 meter, een breedte van 11,40 meter en een diepgang van voor 0,40 meter en achter 1,50 meter, voer leeg (in ballast) voorstroom de Noord af met de bedoeling de Lek op te draaien. Op de Noord had de "Matrico" met een snelheid van ongeveer 19 kilometer per uur gevaren; boven het bedrijf van IHC had de schipper de snelheid uit het schip gehaald.
De schepen hadden via marifoonkanaal 10 aan de overige scheepvaart gemeld dat zij de Noord, respectievelijk de Lek wilden opdraaien.
2.3
Schipper [Schipper I] van de "Adriana" heeft over de toedracht het volgende - voor zover relevant - verklaard:
"Mijn stuurman stond aan het roer en ik was bij hem in de stuurhut. We voeren op de Lek en via de marifoon kanaal 10 gaf ik door dat ik vanuit de Lek de Noord opwilde. Hierop reageerde een vrouw dat zij vanuit de Noord de Lek op wilde draaien. Ik heb ook nog contact gehad met ms. Titan die op de Nieuwe Maas, ter hoogte van de Total, met bestemming de Noord, voer. Deze vertelde mij dat er een lege tanker op de Noord voer. Ik voer zelf voor stroom en tegen de as van het vaarwater. Mijn motor was gestopt. Ik was bij de veerpont al gestopt. Ik lag te wachten op de uitvarende tanker en lag al wat gebekt in het vaarwater om beter de Noord in te kunnen draaien. Ik lag op de halve breedte van de Noord en lag te wachten totdat de tanker stuurboord zou gaan. Ik zag op een gegeven moment dat hij niet stuurboord uitging maar recht door bleef komen. Wij lagen toen dwars voor die lege tanker. Toen heb ik zelf het roer overgenomen en verder de navigatie voor mijn rekening genomen. Ik zag dat de tanker zo dicht bij was dat hij een aanvaring alleen niet meer kon voorkomen heb ik geprobeerd om die aanvaring te voorkomen. Ik heb volaan vooruit gaan gegeven en geprobeerd door stuurboord uit, weer terug richting Nieuwe Maas te sturen een aanvaring met die lege tanker te voorkomen. Ik probeerde te voorkomen dat hij bij dwars in de zij zou lopen."
Schipper [schipper II] van de "Matrico" verklaarde over de toedracht van de aanvaring - voor zover van belang - het volgende:
"Omstreeks 12.15 uur naderde ik de kruising van de Noord met de Lek en de Nieuwe Maas. Ik bevond mij ongeveer 15 tot 20 meter uit mijn stuurboords wal. Boven IHC had ik mij gemeld op kanaal 10 van de marifoon en dat ik de Lek op wilde draaien. In reactie daarop hoorde ik een schip, die zei, dat hij vanuit de Lek de Noord in wilde draaien. Hij vroeg ook, wat mijn exacte positie was. Mijn 2e schipper stond op dat moment aan het roer. We hadden de snelheid er al uit om vanuit de Noord de Lek op te draaien. Met het andere schip, wat na later bleek de Adriana te zijn, is afgesproken, dat hij voor mij langs de Noord in zou draaien. Ik lag op dat moment zo goed als gestopt. Ik liep hooguit nog 3 tot 4 km/u. Door de onder1inge berichtgeving op kanaal 10 wist ik, dat de Adriana kort bij de kruising zat. Toen ik hem uiteindelijk zag, verbaasde ik mij erover, dat hij kort door de bocht kwam. Hij zat in ieder geval over de helft van de rivier. Toen ik dit zag wist ik, dat we te dicht bij elkaar zaten. Ik kon toen twee dingen doen, of volaan stuurboorduit om te proberen achter de Adriana langs te komen, maar dit zou op dat moment onverantwoord zijn geweest omdat het schip ook voorwaartse snelheid zou krijgen, met het gevaar dat ik de Adriana met grotere snelheid zou aanvaren. Ik heb toen direct zelf de bediening van de motoren overgenomen van de 2e schipper en ik koos ervoor om zo hard mogelijk achteruit te draaien in de hoop, dat dit de Adriana de tijd zou geven om voor mij langs te gaan. Er is over kanaal 10 van de marifoon tussen mij en de Adrianus na het eerste contact geen communicatie meer geweest. Toen de zaken zich zo ontwikkelden had het geen nut meer om hem te roepen, een geladen motorschip komt toch niet meer weg.
Toen ik achteruit draaide deed ik dat met alles wat mij ter beschikking stond, de beide hoofdmotoren 2 x 900 pk en een boegschroef met 400 kw. Zo'n schip als dit heeft echter leeg niet veel achteruit. Het leek mij echter de beste optie om te proberen een aanvaring te voorkomen of in ieder geval de schade zoveel mogelijk te beperken. Ik raakte de Adriana ongeveer 20 meter voor zijn stuurhut in de ladingzone. Op het moment dat ik de Adriana raakte bevond mijn achterschip zich ter hoogte van de hoek Noord - Lek."
2.4
De "Matrico" heeft de "Adriana" geraakt omstreeks 7,5 meter vóór de bakboord-achterijk, omstreeks 20 tot 25 meter voor het hek van het schip. Bij de aanvaring is de "Adriana" beschadigd. De "Matrico" had praktisch geen schade.
2.5
Bij koopcontract van 6 december 2005 had de eigenaar van de "Adriana", v.o.f. Breedveld-Bouter, het schip verkocht aan GSK BVBA te Antwerpen, België, voor de prijs van € 300.000,- en met als leveringsdatum 15 april 2006. Naar aanleiding van de aanvaring is nader tussen v.o.f. Breedveld-Bouter en GSK BVBA overeengekomen dat het schip in beschadigde toestand en met een korting op de koopprijs van € 90.986,75 wordt geleverd; dienovereenkomstig is tussen die partijen afgewikkeld.
3. De vordering en het verweer
3.1
EFM vordert - kort gezegd - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis Matrix zal veroordelen om aan haar 114.309,28 en € 2.842,- met rente te betalen, met veroordeling van Matrix in de proceskosten.
Daartoe stelt EFM - samengevat weergegeven - het volgende.
3.2
De "Adriana" voer aan haar stuurboordszijde van de as, hooguit enigszins over de as van het ter plaatse ongeveer 300 meter brede vaarwater van de Lek.
3.3
Omdat tussen de "Adriana" en de "Matrico" de passeerafspraak was gemaakt dat de "Adriana" voor de "Matrico" langs de Noord zou invaren, diende de "Matrico" de "Adriana" te laten voorgaan.
Wegens die passeerafspraak en de eisen van goede zeemanschap diende de "Matrico" de bocht naar stuurboord tijdig in te zetten en deze goed 'gebekt' in te varen, zodat de beide schepen elkaar bakboord-op-bakboord zouden passeren.
Een en ander heeft de "Matrico" niet gedaan, maar zij is zonder de "Adriana" voorrang te verlenen te lang rechtdoor gevaren de splitsing op.
Bovendien heeft de "Matrico" haar snelheid niet aangepast bij de nadering van de scherpe bocht, maar te snel gevaren.
Deze gang van zaken blijkt onder meer uit de omstandigheid dat op het moment dat de "Matrico" de "Adriana" raakte, het achterschip van de 125 meter lange "Matrico" zich ter hoogte van de hoek Noord - Lek bevond, zoals schipper [schipper II] heeft verklaard.
3.4
Om deze redenen heeft de "Matrico" als enige schuld aan de aanvaring. Daarom is Matrix als eigenaar van dat schip aansprakelijk voor de door de aanvaring veroorzaakte schade.
3.5
De aan de aanvaring toe te rekenen schade bestaat uit de volgende posten:
- herstelkosten € 95.431,-
- kosten van overslag en doortransport van de lading € 3.411,-
- expertisekosten € 4.633,78
- bedrijfsschade € 11.833,50
derhalve in totaal € 114.309,28.
De schade dient op abstracte basis te worden berekend. De verkoop van de "Adriana" aan GSK BVBA staat los van de aanvaring en regardeert Matrix niet.
3.6
EFM heeft als cascoverzekeraar deze schade tot het beloop van E 95.796,91 vergoed en is door subrogatie in de rechten van de eigenaar v.o.f. Breedveld-Bouter getreden. Laatstgenoemde heeft EFM last en volmacht gegeven om het restant van de schade in eigen naam in te vorderen.
3.7
De conclusie van Matrix strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van EFM in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Daartoe voert Matrix het volgende - samengevat weergegeven - aan.
3.8
Matrix betwist dat de "Matrico" schuld treft aan de aanvaring.
Op grond van het gesprek via de marifoon mocht de "Matrico" aannemen en heeft zij aangenomen dat de "Adriana" (a) eerder dan de "Matrico" bij de splitsing zou zijn en (b) in een ruime bocht voor de "Matrico" langs de Noord in zou varen. In plaats daarvan is de "Adriana" op de Lek blijven wachten en voer dat schip in haar bakboordshelft van het vaarwater van de Lek. Zodoende kwam de "Adriana" voor de "Matrico" plotseling vanachter de wal tevoorschijn en sneed zij de vaarweg voor de "Matrico" af in plaats van met een ruime bocht het vaarwater van de Noord open te varen. De "Adriana" heeft niet gevaren volgens de eisen van goede zeemanschap.
Daardoor en wegens de (eb)stroom was het voor de "Matrico" niet mogelijk om de "Adriana" te ontwijken.
De verklaring van schipper [schipper II] dat het achterschip van de "Matrico" zich bij de hoek bevond zegt niets over de koers van dat schip en vormt daarom geen aanwijzing dat het schip te lang rechtdoor is gevaren.
De "Matrico" is vrij zacht tegen de "Adriana" gebotst. Het schadebeeld zegt niets over de snelheid waarmee de "Matrico" heeft gevaren, omdat de "Adriana" al een oud schip was, gebouwd in 1924.
3.9
De aan de aanvaring toe te rekenen schade dient op concrete basis te worden berekend. Matrix betwist de schadecijfers, met uitzondering van de expertisekosten.
Aan cascoschade komt hooguit het bedrag van de korting op de koopprijs van de "Adriana" voor vergoeding in aanmerking.
De gevorderde extra vracht komt voor rekening van de afzender c.q. ontvanger van de lading, zodat die niet voor rekening van Matrix komt.
Omdat v.o.f. Breedveld-Bouter de "Adriana" verkocht hadden, de ongevalsreis haar laatste reis met de "Adriana" vormde en zij het schip ondanks de aanvaringsschade conform de koopovereenkomst kon afleveren op 5 of 6 april 2006, heeft deze eigenaar geen aan de aanvaring toerekenbare bedrijfsschade geleden. De omstandigheid dat de verkoper de "Comus" later aan v.o.f. Breedveld-Bouter afleverde dan was overeengekomen valt niet aan de aanvaring toe te rekenen.
3.1
Matrix betwist dat EFM door subrogatie in de rechten van v.o.f. Breedveld-Bouter is getreden en dat EFM meer dan € 90.986,75 aan deze heeft betaald.
3.11
Ten slotte betwist Matrix de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten en de gestelde ingangsdatum van wettelijke rente.
4 De beoordeling
4.1
EFM baseert haar vorderingen tot schadevergoeding op de stellingen dat ingevolge de via de marifoon tussen de "Adriana" en de "Matrico" gemaakte passeerafspraak en ingevolge de eisen van goede zeemanschap de "Matrico" de "Adriana" diende te laten voorgaan, haar snelheid diende aan te passen en de bocht naar stuurboord tijdig diende in te zetten en deze goed `gebekt' in te varen, zodat de beide schepen elkaar bakboord-op-bakboord zouden passeren, maar dat de "Matrico" dat niet heeft gedaan.
Matrix betwist die stellingen gemotiveerd.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
4.2
Het gaat in dit geval om een aanvaring tussen twee binnenschepen in de zin van artikel 8:1000 e.v. BW. Ingevolge artikel 8:1004 BW bestaat er slechts een verplichting tot schadevergoeding indien de schade is veroorzaakt door schuld van een of meer schepen.
Partijen zijn het er kennelijk over eens dat ter plaatse het Binnenvaartpolitiereglement 2004 (hierna: BPR) van toepassing is. De rechtbank volgt hen daarin.
4.3
De rivieren Lek, Nieuwe Maas en Noord zijn vaarwegen van dezelfde rangorde.
Tussen partijen is niet in geschil dat die hoek voor het scheepvaartverkeer vanaf de Lek en de Noord niet overzichtelijk is.
Voor de toedracht en de omstandigheden ter plaatse en ten tijde van de aanvaring verwijst de rechtbank naar 2.2, 2.3 en 2.4 hiervoor. Daaruit blijkt dat de beide schepen in tegengestelde richting de scherpe hoek Lek - Noord dienden te nemen. Partijen zijn het erover eens dat het de bedoeling was dat de beide schepen elkaar bakboord-op-bakboord voorbij zouden varen.
4.4
EFM verwijt de "Matrico" in strijd met de gemaakte passeerafspraak en de eisen van goede zeemanschap de "Adriana" niet te hebben laten voorgaan. Matrix betwist die stellingen gemotiveerd.
Nu de rivieren Lek en Noord van gelijke orde zijn, gold in beginsel geen voorschrift voor één van de schepen om aan het andere voorrang te verlenen.
Ter plaatse geldt niet een bijzonder voorschrift dat (slechts) op basis van een (via de marifoon gemaakte) passeerafspraak de hoek Lek - Noord dient te worden genomen. Kennelijk (en wegens de onoverzichtelijkheid van de hoek: terecht) hebben de schippers van beide schepen het nuttig of nodig gevonden om de door ieder van hen voorgenomen manoeuvre, het opvaren van de Noord respectievelijk de Lek, via de marifoon aan de overige scheepvaart kenbaar te (doen) maken. Daarbij kan in het midden blijven wie zich als eerste via de marifoon heeft gemeld, omdat gesteld noch gebleken is dat het betreffende marifoongesprek tussen de beide schepen niet tijdig is gevoerd. Bij dat marifoongesprek is de wijze van voorbij varen besproken. Uit de in de processen-verbaal van politie opgenomen verklaringen van de schipper en de roerganger van de "Adriana" blijkt niet wat is besproken bij dat marifoongesprek - de rechtbank merkt overigens op dat die verklaringen bijna letterlijk met elkaar overeenkomen. Aan de in de processen-verbaal van politie opgenomen verklaringen van de schipper en de roerganger van de "Matrico" ontleent de rechtbank het volgende. Schipper [schipper II] heeft verklaard: "Boven IHC had ik mij gemeld op kanaal 10 van de marifoon en dat ik de Lek op wilde draaien. In reactie daarop hoorde ik een schip, die zei, dat hij vanuit de Lek de Noord in wilde draaien. Hij vroeg ook, wat mijn exacte positie was. [..] Met het andere schip, wat na later bleek de Adriana te zijn, is afgesproken, dat hij voor mij langs de Noord in zou draaien. [..]. Door de onderlinge berichtgeving op kanaal 10 wist ik, dat de Adriana kort bij de kruising zat. [..] Toen ik hem uiteindelijk zag, verbaasde ik mij erover, dat hij kort door de bocht kwam. Hij zat in ieder geval over de helft van de rivier." Roergangster [roergangster] heeft verklaard: "Toen wij de kruising van de Noord met de Lek naderden hoorde ik, dat een schip op kanaal 10 meldde:"De Adriana komt de Lek uit en gaat de Noord in". Ik heb toen mezelf over de marifoon gemeld aan het eind van de Noord om de Lek op te varen. De Adriana vroeg toen waar we precies zaten. De gezagvoerder zei mij te melden, dat wij t.h.v. 1HC zaten. Ik hoorde dat de Adriana zei: Okee dan ga ik voor jullie langs. De snelheid was er bij ons toen al uit. Omdat hij wist wat onze positie was en hij zei, dan ga ik voor jullie langs, dacht ik, dat hij gelijk de Lek uit zou komen. Het duurde wel lang voor dat hij uiteindelijk kwam. Daardoor waren wij de kruising al heel dicht genaderd. Toen ik hem uiteindelijk zag dacht ik jee die zit kort onder de bocht. "
Anders dan EFM betoogt, volgt uit deze verklaringen niet dat tussen de beide schepen is afgesproken dat de "Matrico" de "Adriana" diende te laten voorgaan of ruimte diende te verlenen. Veeleer volgt uit deze verklaringen dat de opvarenden van de "Matrico" uit de mededelingen vanwege de "Adriana" hebben begrepen dat laatstgenoemd schip eerder de Lek af en de Noord op zou draaien dan de "Matrico" de tegengestelde bocht zou gaan maken.
Anders dan EFM betoogt, brengen de eisen van goede zeemanschap niet mee dat een schip dat de binnenbocht neemt, in dit geval de "Matrico", een schip dat in tegengestelde richting de bocht neemt voorrang moet verlenen. Veeleer brengen die eisen in het algemeen mee dat de schepen elkaar bakboord-op-bakboord voorbij varen waartoe het aangewezen is dat ieder van de schepen de eigen stuurboordshelft van het vaarwater aanhoudt.
Op het vorenstaande stuit af het beroep van EFM op een verplichting van de "Matrico" om de "Adriana" te laten voorgaan.
4.5
Voor zover in het betoog van EFM besloten ligt dat de "Adriana" wegens de gestelde passeerafspraak niet gehouden was om de voor haar bakboordsbocht de Noord op ruim te nemen (en niet onder de zuidoever van de Lek, althans in de voor haar bakboordshelft van het vaarwater van de Lek de bocht te naderen), verwerpt de rechtbank dat betoog. Immers, gegeven de omstandigheden dat de hoek Lek - Noord een scherpe is, die hoek voor het scheepvaartverkeer vanaf de Lek niet overzichtelijk is en het de opvarenden van de "Adriana" bekend was dat de (naar later bleek) "Matrico" vanaf de Noord naderde, brachten de eisen van goede zeemanschap onder meer mee dat de schepen elkaar bakboord-op-bakboord voorbij zouden varen waartoe het aangewezen was dat de "Adriana" de bocht de Noord op ruim zou nemen en dus in haar stuurboordshelft van het vaarwater zou blijven varen.
4.6
EFM verwijt de "Matrico" haar snelheid onvoldoende te hebben aangepast. Matrix betwist die stelling gemotiveerd.
Gegeven de omstandigheden dat de hoek Lek - Noord een scherpe is, die hoek voor het scheepvaartverkeer vanaf de Lek en de Noord niet overzichtelijk is en het de opvarenden van ieder van de beide schepen bekend was dat het andere schip vanachter die hoek naderde, brachten de eisen van goede zeemanschap onder meer mee dat ieder van de schepen zijn snelheid bij die omstandigheden aanpaste. Ieder van partijen stelt dat het eigen schip dat ook gedaan heeft. Uit de in de processen-verbaal van politie opgenomen verklaringen van de opvarenden van de beide schepen blijkt dat de opvarenden menen dat zij dat inderdaad gedaan hebben.
Nu partijen ter comparitie hebben verklaard dat de rechtbank dient uit te gaan van de min of meer juistheid van die verklaringen, dient de rechtbank dus ook uit te gaan van de min of meer juistheid van de verklaringen van schipper [schipper II] en roergangster Hollander dat de snelheid uit de "Matrico" was gehaald c.q. dat het schip zo goed als gestopt lag c.q. hooguit 3 tot 4 kilometer per uur voer. Daarom za1 de juistheid van de stelling dat de "Matrico" haar snelheid onvoldoende had aangepast niet kunnen komen vaststaan, zodat het geen zin heeft om aan EFM ter zake van de gestelde naar de omstandigheden te hoge snelheid van de "Matrico" een bewijsopdracht te geven.
4.7
EFM verwijt de "Matrico" de bocht naar stuurboord niet tijdig te hebben ingezet, deze niet goed ‘gebekt’ te hebben ingevaren en te lang rechtdoor te hebben gevaren. Matrix betwist die stelling gemotiveerd.
Anders dan EFM betoogt, levert de enkele omstandigheid dat schipper [schipper II] heeft verklaard "Op het moment dat ik de Adriana raakte bevond mijn achterschip zich ter hoogte van de hoek Noord - Lek" geen bewijs op voor de stelling dat de "Matrico" niet tijdig naar stuurboord is gedraaid, omdat die verklaring niets zegt over de hoek tussen de lengteas van de rivier de Noord en die van dat schip.
In het voor EFM gunstigste geval, waarbij de rechtbank er veronderstellenderwijs vanuit gaat dat de "Matrico" helemaal niet naar stuurboord is gedraaid en rechtdoor de Noord is afgevaren, levert die verklaring van schipper [schipper II], gegeven de lengte van dat schip, hooguit op dat de "Matrico" ten tijde en ter plaatse van de aanvaring met (wat minder dan) 125 meter het vaarwater van de Lek, respectievelijk de Nieuwe Maas op lag. Gegeven de omstandigheid dat het vaarwater ter plaatse 300 meter breed is, volgt daaruit niet dat de "Matrico" haar stuurboordshelft van het vaarwater te buiten was geraakt, hetgeen zoals hiervoor overwogen onder de gegeven omstandigheden aangewezen was. Daarbij merkt de rechtbank op dat EFM niet heeft gesteld dat de "Matrico" buiten haar stuurboordshelft van het vaarwater heeft gevaren.
Nu de rechtbank, zoals gezegd, heeft uit te gaan van de min of meer juistheid van de verklaring van schipper [schipper II] en EFM geen feiten heeft gesteld die, indien aangetoond, de stelling dat de aanvaring is veroorzaakt doordat de "Matrico" te laat naar stuurboord is gedraaid kunnen dragen, bestaat geen aanleiding EFM terzake bewijs op te dragen.
4.8
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat niet aannemelijk is geworden dat de aanvaring is veroorzaakt door de schuld van de “Matrico”. Daarop stuiten de vorderingen af.
4.9
EFM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de aan de zijde van Matrix gevallen proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Matrix worden begroot op:
vast recht € 2.575,-
salaris advocaat 2 punten in tarief V van E 1.421,-, derhalve: € 2.842,-
totaal € 5.417,-.
De proceskostenveroordeling zal als gevorderd en niet bestreden uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt EFM in de aan de zijde van Matrix gevallen proceskosten, tot deze uitspraak begroot op € 5.417,-;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken.
1928