ECLI:NL:RBROT:2010:BP1254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
338974 / HA ZA 09-2630
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over afnamegarantie en uitvoering van parkeerbeleid bij verkoop parkeergarage Schiecentrale door gemeente Rotterdam aan Q-Park

In deze zaak vorderde Q-Park, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, bij de Rechtbank Rotterdam een verklaring voor recht dat de Gemeente Rotterdam in de koopovereenkomst met betrekking tot de parkeergarage Schiecentrale een afnamegarantie heeft afgegeven voor 200, althans 150, kantoorabonnementen. Q-Park stelde dat de Gemeente verplicht was om jaarlijks de gebruikelijke vergoeding voor deze abonnementen te voldoen, gedurende 20 jaar na de oplevering van de parkeergarage op 22 januari 2008. Daarnaast vorderde Q-Park schadevergoeding voor geleden schade als gevolg van het niet nakomen van deze verplichtingen door de Gemeente.

De rechtbank oordeelde dat de Gemeente geen afnameverplichting had aanvaard, omdat deze niet expliciet in de koopovereenkomst was opgenomen. De rechtbank concludeerde dat Q-Park onvoldoende bewijs had geleverd dat de Gemeente had ingestemd met de afnamegarantie. De rechtbank stelde vast dat de Gemeente niet tekort was geschoten in haar verplichtingen met betrekking tot het parkeerbeleid, zoals vastgelegd in de koopovereenkomst. Q-Park had niet kunnen vertrouwen op de afnamegarantie, omdat deze niet in de definitieve overeenkomst was opgenomen.

De rechtbank wees de vorderingen van Q-Park af, met uitzondering van enkele vorderingen die betrekking hadden op de betaling van de vergoeding voor de afnamegarantie over 2008. De Gemeente werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Q-Park, maar de meeste vorderingen van Q-Park werden afgewezen. De rechtbank benadrukte dat het aan Q-Park was om ervoor te zorgen dat de gewenste afnameverplichtingen in de koopovereenkomst werden opgenomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 338974 / HA ZA 09-2630
Vonnis van 1 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK EXPLOITATIE II B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. A.G.L. Van Beest,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H.G. Kleverkamp.
Partijen zullen hierna Q-Park en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord, met de producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van repliek, met de producties 16 tot en met 19;
- de conclusie van dupliek, met de producties 14 tot en met 16.
2. Het geschil
2.1. Q-Park vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. te verklaren voor recht dat de Gemeente in de met Q-Park gesloten
koopovereenkomst met betrekking tot de parkeergarage Schiecentrale te Rotterdam een afnamegarantie betreffende 200, althans 150, kantoorabonnementen in die parkeergarage heeft afgegeven, alsmede dat bedoelde afnamegarantie inhoudt dat de Gemeente gehouden is jaarlijks op eerste verzoek van Q-Park de gebruikelijke vergoeding voor de in de afnamegarantie bedoelde parkeerplaatsen aan Q-Park te voldoen, zulks gedurende 20 jaren na 22 januari 2008, aldus tot en met 22 januari 2028, zulks onder aftrek van de door Q-Park van derden ontvangen vergoeding voor het aantal gedurende één kalenderjaar door Q-Park aan huurders van het Schiecentrale complex uitgegeven kantoorabonnementen tot een aantal van 200, althans 150;
2. de Gemeente te veroordelen tot betaling aan Q-Park van de, vanwege haar in de koopovereenkomst met betrekking tot de parkeergarage Schiecentrale gegeven (OBR-) afnamegarantie, voor die parkeerabonnementen over 2008 verschuldigde vergoeding ad € 320.000,--, althans € 240.000,-- althans zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, dit bedrag te verminderen met de door Q-Park in 2008 vanwege uitgegeven parkeerabonnementen gerealiseerde omzet ad € 20.800,-- en te vermeerderen met omzetbelasting en wettelijke (handels)rente daarover vanaf de eerste aansprakelijkheidsstelling bij brief d.d. 23 september 2008, althans de dag der dagvaarding, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, zulks binnen 6 weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
3. te verklaren voor recht dat de Gemeente in de met Q-Park gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de parkeergarage Schiecentrale te Rotterdam een afnamegarantie betreffende 100 bewonersabonnementen ten behoeve van PWS in die parkeergarage heeft afgegeven, alsmede dat bedoelde afnamegarantie inhoudt dat de Gemeente gehouden is jaarlijks op eerste verzoek van Q-Park de gebruikelijke vergoeding voor de in de afnamegarantie bedoelde parkeerplaatsen aan Q-Park te voldoen, zulks gedurende 20 jaren na 22 januari 2008, aldus tot en met 22 januari 2028, zulks onder aftrek van de door Q-Park van derden ontvangen vergoeding voor het aantal gedurende één kalenderjaar door Q-Park aan die derden uitgegeven bewonersabonnementen tot een aantal van 100, althans dat de Gemeente gehouden is te bewerkstelligen dat PWS bedoelde afnamegarantie nakomt, althans zich daarvoor aantoonbaar tot het uiterste in te spannen;
4. de Gemeente te veroordelen tot betaling van de, vanwege haar in de koopovereenkomst met betrekking tot de parkeergarage Schiecentrale ten behoeve van PWS gegeven afnamegarantie, voor die parkeerabonnementen over 2008 verschuldigde vergoeding ad € 142.800,--, althans zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, dit bedrag te verminderen met de door Q-Park in 2008 vanwege uitgegeven parkeerabonnementen gerealiseerde omzet ad € 4.284,-- en te vermeerderen met omzetbelasting en wettelijke (handels)rente daarover vanaf de eerste aansprakelijkheidsstelling bij brief d.d. 23 september 2008, althans de dag der dagvaarding, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, zulks binnen 6 weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
5. te verklaren voor recht dat de Gemeente gehouden is haar verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van het parkeerbeleid, als opgenomen onder nummer 36.2 sub c van de dagvaarding na te komen en dat de Gemeente jegens Q-Park toerekenbaar tekort is geschoten door deze verplichtingen tot dusverre niet na te komen;
6. de Gemeente te veroordelen haar verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van het parkeerbeleid, als opgenomen onder nummer 36.2 sub c van de dagvaarding binnen zes weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, althans binnen zodanige termijn door de rechtbank in goede justitie te bepalen, na te komen, zulks op straffe van verbeurte van een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen dwangsom, alsmede de Gemeente te veroordelen tot vergoeding aan Q-Park van de ten gevolge van vorenbedoelde toerekenbare tekortkoming van de Gemeente door Q-Park geleden schade welke door Q-Park ex aequo et bono thans tot dusverre wordt begroot op € 366.486,-- zulks binnen 6 weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
7. de Gemeente te veroordelen om aan Q-Park te betalen de buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c BW, zijnde een bedrag van € 5.160,--, althans een zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, zulks binnen 6 weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
8. de Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding.
Subsidiair:
1. de gevolgen van de koopovereenkomst met betrekking tot de parkeergarage
Schiecentrale zodanig te wijzigen dat de Gemeente wordt veroordeeld het nadeel dat Q-Park lijdt bij ongewijzigde instandhouding van deze koopovereenkomst op te heffen, door Q-Park te veroordelen ter zake de reeds geleden en nog te lijden schade een schadevergoeding te betalen vanwege de over 2008 geleden schade ad € 561.677,--, althans zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, zulks tegen behoorlijk bewijs van kwijting, alsmede door de Gemeente te veroordelen de overige door haar in dat jaar geleden schade jaarlijks op eerste verzoek te vergoeden, zulks tot 22 januari 2028;
2. de Gemeente te veroordelen om aan Q-Park te betalen de buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c BW, zijnde een bedrag van € 5.160,--, althans een zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, zulks binnen 6 weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
3. de Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding.
Meer subsidiair:
1. te verklaren voor recht dat de Gemeente jegens Q-Park onrechtmatig heeft gehandeld door tijdens de onderhandelingen leidende tot de koop van parkeergarage Schiecentrale te Rotterdam jegens Q-Park een verkeerde voorstelling van zaken te geven omtrent de afname van parkeerabonnementen door de Gemeente, respectievelijk door PWS, alsmede over (uitvoering van) het gemeentelijk parkeerbeleid na levering van deze parkeergarage aan Q-Park, althans door na te laten Q-Park er op te wijzen dat zij dienaangaande een verkeerde voorstelling van zaken had en dat de Gemeente mitsdien gehouden is aan Q-Park alle dientengevolge geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
2. de Gemeente te veroordelen te betalen aan Q-Park een schadevergoeding vanwege de over 2008 geleden schade ad € 561.677,--, althans zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, zulks tegen behoorlijk bewijs van kwijting, alsmede door de Gemeente te veroordelen de overige schade jaarlijks op eerste verzoek van Q-Park de door haar in dat jaar geleden schade te vergoeden, zulks tot 22 januari 2028;
3. de Gemeente te veroordelen om aan Q-Park te betalen de buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c BW, zijnde een bedrag van € 5.160,--, althans een zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld, zulks binnen 6 weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
4. de Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding.
2.2. De gemeente voert verweer tegen deze vorderingen en concludeert primair tot afwijzing ervan, subsidiair tot het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van een geheel of gedeeltelijk veroordelend vonnis, dan wel tot het stellen van de voorwaarde dat Q-Park zekerheid stelt voor een bedrag van € 561.677,=, met veroordeling van Q-Park in de kosten van de procedure.
3. De feiten
De rechtbank gaat uit van de navolgende, tussen partijen niet in geschil zijnde, feiten.
3.1. Het gebied rondom de Lloydpier (het Lloydkwartier) in Rotterdam wordt vanaf 2005 door de gemeente Rotterdam in samenwerking met derden herontwikkeld tot woongebied. Het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR), een dienst van de gemeente, heeft hierbij een coördinerende en initiërende taak. Het OBR vormt tezamen met vastgoedontwikkelaar Proper-Stok en woningbouwcoöperatie PWS de ontwikkelingscombinatie.
3.2. Ter plaatse van het Lloydkwartier vigeert een op 6 september 2001 vastgesteld bestemmingsplan, onherroepelijk geworden op 1 maart 2002.
In de toelichting op het bestemmingsplan is onder meer opgenomen:
"(...) Tenslotte wordt er voor het woonklimaat op deze rivierlocatie gestreefd naar een autoluwe omgeving, dus een beperking van doorgaand autoverkeer en het zoveel mogelijk overdekt parkeren. (...)
(...)
2. Aanvullend op de regeling uit de Bouwverordening moet per onderscheiden deelgebied tenminste 70% van de te realiseren parkeerplaatsen binnen gebouwde voorzieningen worden ondergebracht. Burgemeester en Wethouders kunnen van deze verplichting vrijstelling verlenen indien sprake is van bijzondere omstandigheden of wanneer op andere wijze kan worden bereikt dat de parkeerplaatsen binnen gebouwde voorzieningen worden gerealiseerd.
(...)
4. Teneinde de doelstelling te behalen van het zoveel als mogelijk vrijwaren van de openbare ruimte van parkeerplaatsen, mag het in totaal op de openbare weg te realiseren aantal parkeerplaatsen binnen de deelgebieden Müllerpier, Lloydpier en Entreegebied niet meer bedragen dan 30% van het aantal parkeerplaatsen dat binnen het betreffende deelgebied op basis van de normen uit de Bouwverordening en dit bestemmingsplan is vereist. Bij inrichting van de openbare wegen en ruimten binnen deze deelgebieden kan dus geen onbeperkte aanleg van parkeerplaatsen plaatsvinden.
(...)
Autoverkeer
(...)
Beperking van de automobiliteit is uitgangspunt. Daarbij wordt gestreefd naar terugdringen van het gebruik van de auto door de inrichting van het openbaar gebied, het creëren van autoluwe zones, het aanbieden van alternatieve vervoerswijzen en het realiseren van parkeergarages ten einde het openbaar gebied zoveel mogelijk te vrijwaren van geparkeerde auto's."
3.3. In opdracht van de gemeente is in het Lloydkwartier een parkeergarage gebouwd.
3.4. Tussen het OBR (bij monde van de heer [X]) en Q-Park zijn besprekingen gevoerd over de aankoop en exploitatie van de parkeergarage door Q-Park. Q-Park exploiteert en beheert parkeerterreinen en -garages in Nederland. Deze zijn eigendom van Q-Park of worden door haar gehuurd.
3.5. In de loop van deze besprekingen heeft Q-Park een offerte opgesteld, gedateerd en door Q-Park ondertekend op 22 december 2005. Aan deze offerte is een tweetal conceptversies voorafgegaan.
3.6. De offerte van 22 december 2005 houdt - onder meer - in:
"(…)
Opbrengsten
Tarieven
Bij deze offerte is uitgegaan van een kortparkeertarief van € 1,60 per uur in 2008. Dit tarief is
gebaseerd op het uitgangspunt dat het huidige tarief op de openbare weg in Rotterdam nu varieert van € 1,25 per uur (Lloydplein) en € 1,50 per uur (Zuidplein). In deze offerte is ervan uitgegaan dat alle bezoekers, dus ook de bezoekers van de supermarkt, betaald parkeren. Indien huurders in de Schiecentrale, waaronder de supermarkt, hun klanten korting willen geven op het parkeren, zullen de kosten voor rekening van de betreffende partijen komen.
Onderstaande abonnementstarieven zullen per 2 januari 2008 worden gehanteerd. De abonnementstarieven zijn inclusief BTW en worden jaarlijks op 1 juli marktconform geïndexeerd. De eerste tariefsverhoging vindt plaats op 1 juli 2009.
Bewonersabonnementen (7 daags): € 119,00 per maand € 1.428,- per jaar
Werk-/woonabonnementen (7 daags): € 133,33 per maand € 1.600,- per jaar
Kantoorabonnementen (7 daags): € 133,33 per maand € 1.600,- per jaar
Winkeliers / hotels / horeca (7 daags): € 133,33 per maand € 1.600,00 per jaar
Garanties
De parkeergarage dient primair het belang van de werk-woonappartementen en de huurders van de kantoren. Om ook op lange termijn deze doelstelling te handhaven garandeert Q-Park de afgifte van de volgende abonnementen ten behoeve van huurders in de Schiecentrale:
150 kantoorabonnementen aan OBR
100 bewonersabonnementen aan PWS
Vice versa garandeert OBR de afname van 150 kantoorabonnementen en PWS de afname van 100 bewonersabonnementen aan Q-park.
Kortparkeerders
Op grond van eigen berekeningen en referentieprojecten is Q-Park in deze offerte uitgegaan van 170.000 uren kortparkeren per jaar voor de bezoekers van de verschillende functies die zijn gevestigd in de Schiecentrale en de directe omgeving van de Schiecentrale. Ten behoeve van kortparkeerders zijn gedurende de koopavond en de zaterdag tenminste 140 parkeerplaatsen beschikbaar, waarvan maximaal 70 voor klanten van de supermarkt. Als na twee jaar blijkt dat gedurende de koopavond en de zaterdag niet alle parkeerplaatsen zijn bezet, zal Q-Park extra abonnementen uitgeven om tot een optimale bezetting van de garage te komen.
Ingroei
Aangezien een parkeergarage altijd tijd nodig heeft om bij het publiek bekend te worden, gaat Q-Park er van uit dat er 2 jaar nodig is om het beoogde aantal abonnementhouders + kortparkeerders te bereiken. In deze offerte is rekening gehouden met een bezettingsgraad van 80% in 2008, 90 % in 2009 en een volledige bezetting in 2010.
(…)
Randvoorwaarden
Q-Park gaat er van uit dat alle parkeerplaatsen op straat in de directe omgeving van de Schiecentrale, tot en met een loopafstand van 500 meter (5 minuten loopafstand), worden opgeheven en er dus alleen nog in gebouwde parkeervoorzieningen geparkeerd kan worden.
Verder is het van belang afspraken te maken met de gemeente Rotterdam over het invoeren van betaald parkeren in het hele Lloydkwartier, tenminste vanaf januari 2006, voor vergunninghouders en bezoekers, dit om te voorkomen dat bewoners, bezoekers en werknemers uitwijken naar de omliggende woonwijken en daar overlast door parkeren veroorzaken.
Eigendom
Q-Park kan op basis van de in deze offerte genoemde uitgangspunten het volgende aanbieden:
(…) "
3.7. Partijen hebben op 8 januari 2007 een koopovereenkomst ter zake van de parkeergarage gesloten, waarbij de gemeente (de appartementsrechten en opstallen van de) parkeergarage heeft verkocht aan Q-Park voor een bedrag van € 8.777.060,= inclusief BTW. De parkeergarage was op dat moment in aanbouw.
3.8. De koopovereenkomst is in opdracht van het OBR door een advocaat opgesteld. De (definitieve) koopovereenkomst houdt - onder meer - in:
"nemen het volgende in aanmerking:
- OBR realiseert op grond van de samenwerkingsovereenkomst met onder meer Proper-Stok de laatste fase, fase 4b van de Schiecentrale, (project "CinecITy", welke nieuwbouw woon-/werkruimte, commerciële ruimte en een bovengrondse Parkeergarage bevat.
- Q-Park is geïnteresseerd in de verwerving van de in het project te realiseren Parkeergarage met een totale omvang 394 parkeerplaatsen.
OBR heeft als ontwikkelaar van onder meer de commerciële ruimte en de Parkeergarage aan Q-Park gevraagd terzake een bod uit te brengen, waarop Q-Park gereageerd heeft met een offerte d.d. 22 december 2005, Bijlage 1.
Tussen het OBR en Q-Park zijn inmiddels naar aanleiding van de offerte van Q-Park diverse besprekingen geweest.
(…)
Partijen wensen de gemaakte afspraken in de onderhavige overeenkomst vast te leggen.
(….)
Artikel 9 - Parkeerbeleid en beheer garage
1. Q-Park is bereid en in staat zorg te dragen voor kwalitatief hoogwaardige exploitatie en beheer van
de Parkeergarage. Partijen zijn met betrekking tot de inrichting, exploitatie en beheer het volgende overeengekomen:
(…)
Q-Park verplicht zich jegens OBR de volgende tarieven te hanteren met ingang van januari 2008:
* kort parkeren bij aanvang: 1,60 per uur. Partijen stellen hierbij vast dat het beleid van Stadstoezicht Rotterdam erop is gericht dat in het Lloyd-kwartier zo min mogelijk op straat wordt geparkeerd.
* abonnementen:
- 7 daags bewonersabonnement, E 1.428, - per jaar inclusief BTW
- 7 daags werk- woonabonnement, E 1.600, - per jaar inclusief BTW
- 7 daags kantoorabonnement 1.600,0 per jaar inclusief BTW
- 7 daags winkel, horeca, hotelabonnement, € 1.600, - per jaar inclusief BTW.
* de abonnementstarieven kunnen jaarlijks worden geïndexeerd voor het eerst op 1 juli 2009 onder marktconforme voorwaarden, minimaal met de door CBS gehanteerde CPI index voor huishoudens (2000=100).
Q-Park verplicht zich het tarief voor kort parkeren nooit hoger of lager vast te stellen dan het door de gemeente Rotterdam, gehanteerde gemeentetarief in de omgeving van de Parkeergarage. Binnen het Lloyd-kwartier zal een betaald parkeerregime gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam. Handhaving van dit parkeerregime geschiedt door STZ.
Q-Park garandeert de afgifte voor een periode van 20 jaar met optie voor de abonnementhouders op een periode van 10 jaar van de volgende abonnementen:
* 200 kantoorabonnementen aan OBR
* 100 bewonersabonnementen aan PWS.
(…)
Artikel 10 - Overige bepalingen
(…)
6. De onderlinge verhouding tussen partijen wordt beheerst door de onderhavige overeenkomst. Indien deze overeenkomst in een concreet geval niet mocht voorzien in de door partijen te volgen gedragslijn, zullen hun verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden worden bepaald op zodanige wijze als het beste aansluit bij doel en strekking van deze overeenkomst.
7. Aan deze overeenkomst worden in elk geval de volgende documenten gehecht, welke documenten integraal deel uitmaken van deze overeenkomst:
- Bijlage 1: Offerte Q-Park d.d. 22 december 2005
- Bijlage 2: Aannemingsovereenkomst (…)
(…)
Ingeval van strijdigheid prevaleert het bepaalde in deze overeenkomst en prevaleert vervolgens het nieuwe document ten opzichte van het oude. Beschrijvingen prevaleren boven tekeningen en bijzondere omschrijvingen prevaleren boven algemene.
(…) "
3.9. De oplevering van de parkeergarage heeft plaatsgevonden op 22 januari 2008, waarna levering aan Q-Park heeft plaatsgevonden. Q-Park heeft de exploitatie van de parkeergarage ter hand genomen. Vanaf april 2008 heeft Q-Park bij de gemeente er over geklaagd dat de exploitatie van de parkeergarage achterblijft bij de verwachtingen van Q-Park en dat de gemeente haar verplichtingen uit de koopovereenkomst niet nakomt. Q-Park heeft de gemeente aansprakelijk gesteld.
4. De beoordeling
4.1. Afnamegaranties; de (grondslag van de) vorderingen
4.1.1. De primaire vorderingen 1 tot en met 4 van Q-Park zien op door Q-Park gestelde afnamegaranties met betrekking tot 200, althans 150, kantoorabonnementen voor parkeerplaatsen in de garage en 100 bewonersabonnementen ten behoeve van (huurders van) PWS. Deze vorderingen strekken er toe dat de gestelde afnameverplichtingen in rechte worden vastgesteld (over de periode van 2008 tot 2028) en dat de gemeente wordt veroordeeld tot nakoming in de vorm van betaling van de over 2008 verschuldigde bedragen.
4.1.2. Q-Park legt aan deze vorderingen ten grondslag dat partijen in het kader van de koopovereenkomst zijn overeengekomen dat de gemeente de afname garandeert van 200 kantoorabonnementen en, ten behoeve van PWS, van 100 bewonersabonnementen.
Q-Park verwijst ter onderbouwing naar de offerte van 22 december 2005 (met onderstreping door de rechtbank):
"Garanties
De parkeergarage dient primair het belang van de werk-woonappartementen en de huurders van de kantoren. Om ook op lange termijn deze doelstelling te handhaven garandeert Q-Park de afgifte van de volgende abonnementen ten behoeve van huurders in de Schiecentrale:
150 kantoorabonnementen aan OBR
100 bewonersabonnementen aan PWS
Vice versa garandeert OBR de afname van 150 kantoorabonnementen en PWS de afname van 100 bewonersabonnementen aan Q-park."
Q-Park heeft betoogd dat aldus - enerzijds een afgiftegarantie door Q-Park en anderzijds een afnamegarantie door de gemeente - een logisch evenwicht is bereikt in het contract.
Q-Park stelt dat de offerte door de gemeente is "geaccordeerd" en dat de afnamegarantie in de koopovereenkomst is geïncorporeerd door aanhechting van de offerte aan de koopovereenkomst en de hierop betrekking hebbende regeling van artikel 10 lid 7 van de koopovereenkomst, die (voor zover hier van belang) inhoudt:
"7. Aan deze overeenkomst worden in elk geval de volgende documenten gehecht, welke documenten integraal deel uitmaken van deze overeenkomst:
- Bijlage 1: Offerte Q-Park d.d. 22 december 2005
- Bijlage 2: Aannemingsovereenkomst (…)
(…)
Ingeval van strijdigheid prevaleert het bepaalde In deze overeenkomst en prevaleert vervolgens het nieuwe document ten opzichte van het oude. Beschrijvingen prevaleren boven tekeningen en bijzondere omschrijvingen prevaleren boven algemene.
(…) ".
4.1.3. Volgens Q-Park is op het punt van de afnameplicht geen sprake van strijdigheid tussen offerte en koopovereenkomst en is zij er van mogen uitgaan dat de gemeente de afnamegarantie heeft geaccepteerd. De offerte is immers (in concept) een aantal keer heen en weer gegaan tussen partijen, resulterend in de offerte van 22 december 2005, waarna Q-Park niets heeft kunnen merken van enige verandering in de opstelling van de gemeente ten aanzien van de afnamegarantie, aldus Q-Park.
Q-Park stelt dat het van tafel vegen van de afnamegarantie nooit zonder slag of stoot - blijkend uit correspondentie en/of besprekingen - zou zijn geschied, waarvan echter niets blijkt.
4.1.4. Daarbij komt, aldus Q-Park, dat de heer Van Kleef (OBR) in een e-mail van 14 juni 2006 nog aan Q-Park heeft geschreven:
"Tel contact blijkt in deze hectische tijden erg lastig. De concept overeenkomst is door onze jurist gecheckt en wordt op dit moment verder uitgewerkt. PWS is akkoord met het afnemen van 100 abonnementen. Vraag: Kan het OBR meer abonnementen afnemen? BV 200 ipv 150? Dit ivm met garanties aan enkele groter huurders. (...)".
Volgens Q-Park wijst dit woordgebruik er op dat de gemeente juist niet had besloten geen afnamegarantie te verstrekken.
4.2. Afnamegaranties; het verweer.
4.2.1. De gemeente heeft het betoog van Q-Park bestreden. De gemeente stelt dat zij de offerte niet heeft geaccordeerd en dat bovendien uit de koopovereenkomst blijkt dat zij de door Q-Park gewenste afnamegaranties niet heeft geaccepteerd. Daarmee doelt de gemeente in het bijzonder op het navolgende onderdeel van artikel 9 lid 1 van de koopovereenkomst:
"Q-Park garandeert de afgifte voor een periode van 20 jaar met optie voor de abonnementhouders op een periode van 10 jaar van de volgende abonnementen:
* 200 kantoorabonnementen aan OBR
* 100 bewonersabonnementen aan PWS."
Uit de omstandigheid dat de gevraagde afnamegarantie niet in de koopovereenkomst is opgenomen blijkt dat deze niet is aanvaard, aldus de gemeente. Zij stelt dat het niet logisch is om te veronderstellen dat van het onderdeel "garanties" uit de offerte slechts een deel (te weten de afgiftegarantie) en dan ook nog in een gewijzigde vorm (voor wat betreft het aantal en de periode) in de koopovereenkomst is opgenomen en dat dan voor het andere deel (te weten de afnamegarantie) de bepaling in de offerte zou blijven gelden.
De gemeente stelt dat nu er geen afnameverplichting is overgenomen in de koopovereenkomst, deze in zoverre afwijkt van de offerte, zodat op grond van artikel 10 lid 7 de koopovereenkomst prevaleert.
4.2.2. Ter nadere onderbouwing benadrukt de gemeente dat in de periode tussen de offerte en de koopovereenkomst besprekingen tussen partijen hebben plaatsgevonden, waarin Q-Park expliciet heeft verzocht om de garantie voor de afname van abonnementen, zoals verwoord in de offerte, op te nemen in de koopovereenkomst. De gemeente verwijst naar een conceptkoopovereenkomst van 17 mei 2006 (conclusie van antwoord, productie 6), waarin is vermeld:
"Vraag: Q-Park verzoekt vice versa een garantie van OBR dat er 150 kantoor abonnementen worden afgenomen en 100 bewoners abonnementen door PWS. Is dit de bedoeling?"
4.2.3. De gemeente voert aan dat zij de afnamegarantie bewust niet heeft aanvaard, mede gelet op een over de offerte ingewonnen advies van een externe adviseur en een notitie van de "asset manager parkeren" bij het OBR.
4.2.4. Voor wat betreft het e-mailbericht van de heer Van Kleef van 14 juni 2006 stelt de gemeente dat dit moet worden beoordeeld in de context van het spraakgebruik in het e-mail-verkeer, waarbij slechts is bedoeld te vragen of er meer abonnementen beschikbaar konden worden gehouden voor het OBR.
4.3. Afnamegaranties; oordeel van de rechtbank
4.3.1. Voor het bestaan van een afnameverplichting voor de gemeente (een afnamegarantie) is vereist dat op basis van de verklaringen en gedragingen van partijen kan worden vastgesteld dat daarover overeenstemming is bereikt tussen partijen.
Evident is dat een afnameverplichting - uitsluitend - in het bedrijfsbelang van Q-Park zou zijn. In lijn daarmee heeft Q-Park een afnameverplichting voor de gemeente opgenomen in de door haar opgestelde offerte. Uit de omstandigheid dat in de (zijdens de gemeente geconcipieerde) koopovereenkomst geen afnameverplichting is opgenomen, kan in beginsel slechts worden afgeleid dat de gemeente die verplichting niet op zich heeft willen nemen.
Uit de enkele omstandigheid dat de offerte is aangehecht aan de koopovereenkomst en dienaangaande is bepaald dat de aangehechte documenten "integraal deel uitmaken van deze overeenkomst" kan het tegendeel niet worden afgeleid.
4.3.2. Bij gebreke van bepalingen over afnameverplichtingen (/afnamegarantie) in de koopovereenkomst zelf, terwijl daarin wel de garantie is geregeld voor wat betreft het geven van garanties door Q-Park (de afgiftegarantie), dient naar het oordeel van de rechtbank te worden gesproken van strijdigheid ten opzichte van de offerte waarin wel een afnameplicht is geregeld, zodat op grond van artikel 10 lid 7 de koopovereenkomst prevaleert.
4.3.3. Q-Park heeft er - behoudens bijzondere concrete feiten en omstandigheden - niet op mogen vertrouwen dat, ondanks de omstandigheid dat in de koopovereenkomst de afnameverplichting niet was overgenomen, de gemeente zich daaraan desondanks wilde binden.
Dit klemt temeer nu in de conceptfase van de koopovereenkomst Q-Park nog uitdrukkelijk heeft verzocht de afnameverplichting uit de offerte over te nemen in de koopovereenkomst, hetgeen is gebleken uit de hiervoor aangehaalde vermelding in de conceptversie van 17 mei 2006 van de koopovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat Q-Park heeft geprotesteerd tegen het niet opnemen van een afnamegarantie in de koopovereenkomst. Slechts blijkt dat Q-Park de overeenkomst heeft ondertekend. In deze omstandigheden heeft de gemeente mogen aannemen dat Q-Park er (uiteindelijk) mee heeft ingestemd dat geen afnameplicht voor de gemeente werd overeengekomen.
4.3.4. Tot een uitzondering leidende bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld, zijn niet gelegen in de uitlatingen van de heer Van Kleef in zijn e-mail-bericht van 14 juni 2006.
Vooropgesteld wordt dat dit bericht pas kort na de conceptversie van de koopovereenkomst van 17 mei 2006 is geschreven, terwijl de definitieve koopovereenkomst van 8 januari 2007 dateert, circa een half jaar later.
Het woord "afnemen" in dat e-mail-bericht kan - zeker achteraf bezien - weliswaar zo worden opgevat dat dit in de zin "PWS is akkoord met het afnemen van 100 abonnementen" betrekking zou hebben op een afnameplicht, maar gelet op het vervolg ("Kan het OBR meer abonnementen afnemen? BV 200 ipv 150? Dit ivm met garanties aan enkele groter huurder.") is dit toch niet geheel logisch, nu dit veeleer juist op een afgiftegarantie door Q-Park lijkt te zien.
Hoe dit ook zij, in de hiervoor besproken omstandigheden van het geval kan aan een enkele uitlating zijdens OBR in een tussentijdse e-mail niet de door Q-Park bepleite conclusie worden verbonden. Het heeft op de weg van Q-Park gelegen zich er van te vergewissen dat over de door haar gewenste afnameverplichtingen daadwerkelijk overeenstemming met de gemeente was bereikt.
4.3.5. Het uitgelezen moment daarvoor is de totstandkoming van de koopovereenkomst geweest. Dit geldt temeer nu de koopovereenkomst allerlei uitgewerkte (detail)bepalingen bevat, met inbegrip van de door Q-Park te verstrekken afgiftegarantie, zodat het zeer in de rede had gelegen dat de volgens Q-Park daartegenover staande afnamegarantie eveneens in de koopovereenkomst zou zijn opgenomen.
Indien Q-Park het mogelijk op dat moment bij de gemeente bestaande optimisme over de (toekomstige) bezettingsgraad van de parkeergarage heeft gedeeld en dat ertoe heeft geleid dat geen afnameverplichting is overeengekomen, komt zulks voor risico van Q-Park.
4.3.6. Hier komt nog bij dat ook uit de eigen stellingen van Q-Park niet kan worden afgeleid dat in het offertestadium de gestelde afnameplicht specifiek en nadrukkelijk onderwerp van bespreking en vervolgens van instemming door de gemeente is geweest. Het accorderen door de gemeente van de offerte dient, aldus Q-Park, te worden afgeleid uit het heen en weer gaan van conceptoffertes waarbij de laatste versie door beide partijen "kennelijk" akkoord is bevonden (repliek 14).
4.3.7. De rechtbank concludeert dat Q-Park onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan, in de omstandigheden van het geval, kan worden geconcludeerd dat de gemeente heeft ingestemd met de gestelde afnameverplichting of dat Q-Park daarop heeft mogen vertrouwen. Derhalve is (aanvullende) bewijsvoering niet aan de orde.
4.3.8. Hieruit volgt dat afnameverplichtingen als door Q-Park gesteld in deze procedure niet zijn komen vast te staan. De primaire vorderingen 1 tot en met 4 stranden hier op en zijn dan ook niet toewijsbaar.
4.3.9. Voor zover de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen betrekking hebben op de gestelde afnameverplichtingen, zijn zij evenmin toewijsbaar om de hiervoor besproken redenen. De gestelde dwaling dient voor risico van Q-Park te blijven, nu - zoals hiervoor overwogen - het op haar weg heeft gelegen zich er van te vergewissen dat over de door haar gewenste afnameverplichtingen daadwerkelijk overeenstemming met de gemeente was bereikt.
4.3.10. In deze situatie (zie met name onder 4.3.3) is evenmin sprake van onrechtmatig handelen, dat volgens Q-Park zou zijn gelegen in het geven van een verkeerde voorstelling van zaken omtrent de afname van parkeerabonnementen en/of in het niet wegnemen van een onjuiste voorstelling daaromtrent bij Q-Park.
4.4. Parkeerbeleid; de (grondslag van de) vorderingen
4.4.1. De primaire vorderingen 5 en 6 zien op de uitvoering van het parkeerbeleid door de gemeente en strekken ertoe dat de gestelde verplichtingen van de gemeente met betrekking tot het parkeerbeleid worden vastgesteld en dat de gemeente wordt veroordeeld tot nakoming daarvan en tot vergoeding van schade wegens toerekenbare tekortkoming.
4.4.2. Q-Park legt hieraan ten grondslag dat de gemeente zich jegens Q-Park er toe heeft verbonden om het parkeerbeleid van de gemeente in het Lloydkwartier vorm te geven en uit te voeren overeenkomstig de in de offerte en de koopovereenkomst weergegeven uitgangspunten:
1) het verwijderen van alle, en het niet verder aanleggen van, straatparkeerplaatsen binnen een straal van 500 meter van de parkeergarage, althans het ertoe te leiden dat in het Lloydkwartier zo min mogelijk op straat wordt geparkeerd,
2) het gelijktrekken van de tarifering van straatparkeerplaatsen aan de door Q-Park in de parkeergarage gehanteerde tarieven (in 2008 en 2009: € 1,60 per uur).
3) het realiseren van een adequaat niveau van handhaving, door met grote regelmaat op foutparkeren (op verkeerde plaatsen en zonder betaling) te controleren;
4.4.3. Volgens Q-Park blijkt uit het volgende dat de gemeente handelt in strijd met de gemaakte afspraken en dus haar verplichtingen niet nakomt:
a. in de directe omgeving van de parkeergarage zijn volop straatparkeerplaatsen; er zijn in het Lloydkwartier tussen de 262 en 343 straatparkeerplaatsen;
b. het uurtarief voor die straatparkeerplaatsen is € 1,37;
c. de straatparkeerplaatsen in het Lloydkwartier zijn in aantal verruimd; in 2009 zijn er 56 extra plaatsen gecreëerd;
d. er zijn (tenminste) 40 straatparkeervergunningen uitgegeven aan een bedrijf in het Lloydkwartier (repliek 39: in totaal 90 vergunningen);
e. het vrij parkeren is vervroegd: vanaf 18.00 uur in plaats van vanaf 20.00 uur;
f. Stadstoezicht (STZ) handhaaft het betaald parkeren-regime niet actief.
4.4.4. Ter onderbouwing van de gestelde verplichtingen van de gemeente verwijst Q-Park naar de offerte van 22 december 2005 (zie ook hiervoor, onder 3.6):
"Tarieven
Bij deze offerte is uitgegaan van een kortparkeertarief van € 1,60 per uur in 2008. Dit tarief is
gebaseerd op het uitgangspunt dat het huidige tarief op de openbare weg in Rotterdam nu varieert van € 1,25 per uur (Lloydplein) en € 1,50 per uur (Zuidplein). (…)
(…)
Randvoorwaarden
Q-Park gaat er van uit dat alle parkeerplaatsen op straat in de directe omgeving van de Schiecentrale, tot en met een loopafstand van 500 meter (5 minuten loopafstand), worden opgeheven en er dus alleen nog in gebouwde parkeervoorzieningen geparkeerd kan worden.
(…)
Eigendom
Q-Park kan op basis van de in deze offerte genoemde uitgangspunten het volgende aanbieden:
(…) "
Q-Park stelt (dagvaarding 18) dat deze veronderstellingen betreffende de tarifering en het gemeentelijk parkeerbeleid vervolgens niet meer zijn besproken, nu deze in gezamenlijk overleg tot uitgangspunt waren gemaakt in de offerte. Daarna zijn, aldus Q-Park, in de koopovereenkomst (zie ook hiervoor, onder 3.8) afspraken vastgelegd die zien op de exploitatie van de parkeergarage (met onderstrepingen door de rechtbank):
"Artikel 9 - Parkeerbeleid en beheer garage
1. Q-Park Is bereid en in staat zorg te dragen voor kwalitatief hoogwaardige exploitatie en beheer van
de Parkeergarage. Partijen zijn met betrekking tot de inrichting, exploitatie en beheer het volgende overeengekomen:
(…)
Q-Park verplicht zich jegens OBR de volgende tarieven te hanteren met ingang van januari 2008:
* kort parkeren bij aanvang: 1,60 per uur. Partijen stellen hierbij vast dat het beleid van Stadstoezicht Rotterdam erop is gericht dat In het Lloyd-kwartier zo min mogelijk op straat wordt geparkeerd.
(…)
Q-Park verplicht zich het tarief voor kort parkeren nooit hoger of lager vast te stellen dan het door de gemeente Rotterdam gehanteerde gemeentetarief in de omgeving van de Parkeergarage. Binnen het Lloyd-kwartier zal een betaald parkeerregime gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam. Handhaving van dit parkeerregime geschiedt door STZ.
(…)".
4.5. Parkeerbeleid; het verweer
4.5.1. De gemeente voert als verweer in de eerste plaats aan dat naast hetgeen in artikel 9 van de koopovereenkomst is bepaald, zij geen verplichtingen aangaande het parkeerbeleid op zich heeft genomen. De gemeente stelt dat de projectmanager steeds duidelijk heeft gemaakt dat het OBR voor de gemeente Rotterdam geen afspraken kon maken over het te voeren parkeerbeleid, omdat dit een publieke bevoegdheid is waarover het OBR geen zeggenschap heeft, hetgeen Q-Park moet hebben geweten. Volgens de gemeente is de koopovereenkomst het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen en niet de offerte. De gemeente betwist dat zij akkoord is gegaan met de offerte. Zij stelt dat de offerte voor het OBR een haalbaar document moest zijn voor de beoordeling van een nog te sluiten koopovereenkomst, maar dat geen sprake was van een integrale aanvaarding van alle voorwaarden en uitgangspunten uit die offerte.
4.6. Parkeerbeleid; oordeel van de rechtbank
4.6.1. Ook hier geldt dat voor het bestaan van de door Q-Park gestelde verplichtingen vereist is dat op basis van de verklaringen en gedragingen van partijen kan worden vastgesteld dat daarover overeenstemming is bereikt tussen partijen. Per gestelde verplichting (zie onder 4.4.2) zal worden besproken of daaraan is voldaan.
4.6.2. In de offerte heeft Q-Park onder de "randvoorwaarden" opgenomen dat zij ervan uitgaat dat alle parkeerplaatsen op straat binnen een loopafstand van 500 meter worden opgeheven. Zij stelt dat hierover overeenstemming is tussen partijen, zodat de gemeente de verplichting heeft dit te realiseren.
In artikel 9 van de koopovereenkomst, betreffende "parkeerbeleid en beheer garage", is dit niet als bepaling opgenomen. In de koopovereenkomst is bepaald: "Partijen stellen hierbij vast dat het beleid van Stadstoezicht Rotterdam erop is gericht dat In het Lloyd-kwartier zo min mogelijk op straat wordt geparkeerd."
In beginsel dient hieruit te worden afgeleid dat de gemeente de door Q-Park gestelde verplichting niet op zich heeft willen nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is ook hier sprake van strijdigheid tussen offerte en koopovereenkomst, zodat op grond van artikel 10 lid 7 van de koopovereenkomst de koopovereenkomst prevaleert.
Gesteld noch gebleken zijn bijzondere feiten en omstandigheden op grond waarvan Q-Park er op heeft mogen vertrouwen dat, hoewel in de koopovereenkomst de gestelde verplichting niet was overgenomen, de gemeente zich daartoe desondanks wilde verbinden.
4.6.3. Voor wat betreft de gestelde verplichting van de gemeente tot het gelijktrekken van de tarifering van straatparkeerplaatsen met de door Q-Park in de parkeergarage gehanteerde tarieven (in 2008 en 2009: € 1,60 per uur), heeft Q-Park aangevoerd dat zij er op heeft mogen vertrouwen dat het uurtarief van € 1,60 "over de volle breedte van het Lloydkwartier" zou gaan gelden, waarbij leidend is artikel 9 lid 1 (7e en 8e gedachtestreepje) van de koopovereenkomst:
"Q-Park verplicht zich jegens OBR de volgende tarieven te hanteren met ingang van januari 2008:
* kort parkeren bij aanvang: 1,60 per uur.
(…)
Q-Park verplicht zich het tarief voor kort parkeren nooit hoger of lager vast te stellen dan het door de gemeente Rotterdam, gehanteerde gemeentetarief."
Volgens Q-Park volgt hier noodzakelijkerwijs uit dat de gemeente het straatparkeertarief ook op € 1,60 diende vast te stellen.
Volgens de gemeente blijkt uit artikel 9 van de koopovereenkomst dat Q-Park zich heeft verplicht het gemeentetarief te volgen en dat de gemeente zich niet tot een bepaald parkeertarief heeft verplicht:
"Q-Park verplicht zich het tarief voor kort parkeren nooit hoger of lager vast te stellen dan het door de gemeente Rotterdam gehanteerde gemeentetarief in de omgeving van de Parkeergarage. Binnen het Lloyd-kwartier zal een betaald parkeerregime gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam. Handhaving van dit parkeerregime geschiedt door STZ. "
Naar het oordeel van de rechtbank leiden deze bepalingen niet tot de conclusie die Q-Park daaraan verbindt. Vanwege enerzijds de verplichting voor Q-Park om een tarief van € 1,60 te hanteren en anderzijds de verplichting voor Q-Park om het tarief nooit hoger of lager vast te stellen dan het gemeentetarief, bevat artikel 9 in zoverre een innerlijke tegenstrijdigheid. Uit artikel 9 volgt dat een betaald parkeerregime zal gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam. Derhalve heeft Q-Park er niet op basis van de koopovereenkomst op mogen vertrouwen dat het tarief van € 1,60 leidend zou zijn en dat de gemeente ter plaatse haar tarieven daaraan zou moeten aanpassen. Veeleer is - andersom - aan te nemen dat Q-Park het gemeentetarief ook zou volgen als dit begin 2008 lager zou liggen dan € 1,60 per uur.
Daar komt bij dat in de offerte is opgenomen:
"Bij deze offerte is uitgegaan van een kortparkeertarief van € 1,60 per uur in 2008. Dit tarief is
gebaseerd op het uitgangspunt dat het huidige tarief op de openbare weg in Rotterdam nu varieert van € 1,25 per uur (Lloydplein) en € 1,50 per uur (Zuidplein). "
Dit duidt op een verwachting zijdens Q-Park omtrent de ontwikkeling van de (straat)parkeertarieven. Het heeft op de weg van Q-Park gelegen, desgewenst, contractuele garanties en/of contractuele voorbehouden te bedingen. Bij gebreke daarvan kan, gelet op het voorgaande, de gestelde verplichting tot het gelijktrekken van de tarifering van straatparkeerplaatsen met het door Q-Park gehanteerde tarief van € 1,60 per uur, niet worden aangenomen.
4.6.4. Ten aanzien van de gestelde verplichting tot het realiseren van een adequaat niveau van handhaving, door met grote regelmaat op foutparkeren (op verkeerde plaatsen en zonder betaling) te controleren, geldt het volgende. Dienaangaande is in de koopovereenkomst bepaald: "Binnen het Lloyd-kwartier zal een betaald parkeerregime gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam. Handhaving van dit parkeerregime geschiedt door STZ. "
Over dit laatste bestaat tussen partijen op zichzelf geen discussie. Voor zover Q-Park heeft beoogd aan te voeren dat Stadstoezicht (/de gemeente) gehouden was in het Lloydkwartier een strenger handhavingniveau te hanteren (/te garanderen) dan elders in de stad, heeft zij hiertoe onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. De rechtbank laat daarbij in het midden of zulks toelaatbaar zou zijn (uitsluitend) met het oog op bij de exploitatie van de parkeergarage betrokken (financiële) belangen.
4.6.5. Uit het voorgaande volgt voorts dat voor wat betreft de vaststelling van de parkeertarieven, het parkeerbeleid en de handhaving daarvan, binnen de gemeente Rotterdam de dienst Stadstoezicht bij de uitvoering daarvan is betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Q-Park - als exploitante van parkeergarages in Nederland een op dit gebied deskundig te achten contractspartij - zich dienen te realiseren dat deze dienst, evenals het OBR, een bepaalde mate van zelfstandigheid heeft bij de uitvoering van deze taken.
Q-Park heeft dan ook niet zonder meer kunnen aannemen dat het OBR, en daarmee de gemeente, de uitgangspunten van Q-Park ten aanzien van het parkeren als eigen verplichtingen op zich heeft kunnen en willen nemen.
4.6.6. Voor wat betreft het gestelde tekortschieten in de feitelijke handhaving van het parkeerbeleid heeft de gemeente, onder verwijzing naar (als productie in het geding gebrachte) e-mail-correspondentie tussen het OBR en de deelgemeente, aangevoerd (antwoord 10 en 81) dat het OBR - hoewel dit op zich niet tot haar taak behoort - er op heeft toegezien dat niet meer parkeerplaatsen worden aangelegd en/of gebruikt dan volgens het bestemmingsplan en het inrichtingsplan is toegestaan en dat er wordt opgetreden tegen illegaal parkeren.
In reactie hierop heeft Q-Park gesteld (repliek 50) dat uit de overgelegde correspondentie blijkt dat pas vanaf december 2008 is gestart met actief optreden tegen foutparkeerders en dus kennelijk tenminste zeven maanden nodig zijn geweest om daarover afspraken te maken. Q-Park stelt dat de gemeente toerekenbaar is tekortgeschoten en dat zij daardoor schade heeft geleden. Verder wijst Q-Park op de vaststelling op 4 februari 2010 dat sprake was van 14 illegale parkeerplaatsen langs de Kratonkade.
De gemeente heeft vervolgens haar standpunt gehandhaafd dat zij geen verplichting tot handhaving op zich heeft genomen.
Uitgaande van de vaststelling (zie hiervoor, onder 4.6.4) dat handhaving van het betaald parkeren-regime geschiedt door Stadstoezicht, heeft Q-Park naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld voor de conclusie dat de gemeente is tekortgeschoten. De omstandigheid dat er (geruime) tijd gemoeid is geweest met het daadwerkelijk op gang komen van feitelijke handhaving, is daarvoor onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de stelling dat op 4 februari 2010 14 illegale parkeerplaatsen langs de Kratonkade zijn geconstateerd.
4.6.7. Ook ten aanzien van het uitgeven van nieuwe parkeerplaatsen en vergunningen bestrijdt de gemeente dat uit de koopovereenkomst voor haar verplichtingen voortvloeien. Daarnaast verwijst de gemeente naar het Inrichtingsplan (een uitwerking van het Bestemmingsplan ter plaatse), waaruit al blijkt dat langs de Lloydstraat 48 parkeerplaatsen op straat zijn voorzien. De gemeente stelt dat deze betrekking hebben op een uiteindelijk te bereiken eindsituatie. Ten tijde van de oplevering van de parkeergarage waren onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar en in de correspondentie tussen partijen is gemeld dat de gemeente toewerkt naar de situatie zoals vastgelegd in het bestemmingsplan en het inrichtingsplan. Dat de ontwikkeling van het Lloydkwartier minder snel is verlopen dan destijds gepland, is niet te wijten aan de gemeente maar aan de economische crisis en de ingestorte woningmarkt, aldus de gemeente. Voorts heeft het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) gebruik gemaakt van de uit het bestemmingsplan voortvloeiende vrijstellingsbevoegdheid tot het uitgeven van bedrijfsvergunningen voor parkeren op straat, aldus de gemeente.
Bij repliek heeft Q-Park haar standpunt gehandhaafd en met name onderbouwd dat de gemeente extra straatparkeerplaatsen heeft gecreëerd en extra vergunningen heeft uitgegeven.
De gemeente heeft bij dupliek aangevoerd dat Q-Park daartegen publiekrechtelijke rechtsmiddelen had moeten aanwenden.
Uitgaande van de vaststelling (zie hiervoor, onder 4.6.2) dat het beleid van Stadstoezicht Rotterdam er op is gericht dat in het Lloydkwartier zo min mogelijk op straat wordt geparkeerd, heeft Q-Park naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld voor de conclusie dat de gemeente is tekortgeschoten.
Q-Park heeft niet bestreden dat door de gemeente toegewerkt zou moeten worden naar de situatie zoals vastgesteld in het bestemmingsplan en het inrichtingsplan en dat niet aan haar is te wijten dat de ontwikkeling van het Lloydkwartier niet zo snel is gegaan.
Verder dient in deze procedure in het midden te blijven of B&W al dan niet terecht gebruik heeft gemaakt van zijn (onbestreden) vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van het verlenen van parkeervergunningen en of in dat kader gewicht kan toekomen aan de bij de exploitatie van de parkeergarage betrokken (financiële) belangen.
4.6.8. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat niet is vastgesteld dat de gemeente de door de Q-Park gestelde verplichtingen op zich heeft genomen en/of dat de gemeente is tekortgeschoten in de nakoming van verplichtingen met betrekking tot het parkeerbeleid.
Hieruit volgt dat de primaire vorderingen 5 en 6 niet toewijsbaar zijn.
4.6.9. Voor zover de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen betrekking hebben op de gestelde verplichtingen ter zake van het parkeerbeleid, zijn zij evenmin toewijsbaar om de hiervoor besproken redenen.
4.7. Mededelingsplicht
4.7.1. Als commerciële en deskundig te achten contractuele wederpartij van de gemeente kan Q-Park zich er achteraf - in beginsel, zie hierna - ook niet op beroepen dat de gemeente haar (uitdrukkelijk) had moeten corrigeren ten aanzien van haar veronderstellingen en uitgangspunten. Dit geldt temeer nu in de koopovereenkomst ter zake van het parkeerbeleid en de handhaving daarvan uitdrukkelijk is verwezen naar de dienst Stadstoezicht.
In deze situatie kan (in beginsel) niet worden geoordeeld dat het OBR een mededelingsplicht heeft verzaakt. Daarbij geldt dat in het kader van de totstandkoming van de koopovereenkomst de bij de dienst Stadstoezicht bestaande kennis en wetenschap niet kan worden toegerekend aan het OBR op de enkele grond dat dit beide diensten van de gemeente Rotterdam zijn. In het midden kan dan ook blijven of Stadstoezicht over informatie beschikte die botste met de vooronderstellingen of uitgangspunten van Q-Park.
4.7.2. Het voorgaande zou uitzondering kunnen leiden indien en voor zover het OBR kennis heeft gehad van concrete feiten en omstandigheden die botsten met de vooronderstellingen of uitgangspunten van Q-Park en zij die niet heeft gedeeld met Q-Park.
4.7.3. Q-Park heeft betoogd dat de gemeente via de deelgemeente en via Stadstoezicht directe toegang had tot gemeentelijke informatie en beleidsvoornemens ten aanzien van parkeren. Bij gebleken onjuistheden en onuitvoerbaarheid diende de gemeente Q-Park te waarschuwen en te verifiëren of de gehanteerde uitgangspunten wel klopten, hetgeen de gemeente niet heeft gedaan. Q-Park stelt daardoor van te gunstige voorwaarden te zijn uitgegaan en op basis daarvan een (te) hoge prijs te hebben betaald.
In reactie hierop heeft de gemeente benadrukt dat Q-Park wist dat de bevoegdheid voor het parkeerbeleid elders lag en dat het OBR wel degelijk aan Q-Park heeft medegedeeld welke uitgangspunten van Q-Park omtrent het parkeerbeleid niet reëel waren, hetgeen ertoe heeft geleid dat deze niet zijn opgenomen in de koopovereenkomst.
Q-Park is vervolgens (bij repliek) hierop niet, althans onvoldoende gemotiveerd, ingegaan. Aangenomen moet dan ook worden dat juist het niet overnemen in de koopovereenkomst van uitgangspunten uit de offerte een afdoende waarschuwing heeft moeten zijn voor Q-Park.
4.7.4. Q-Park heeft verder - bij repliek (onder 48) - gesteld dat uit een aan de gemeente uitgebracht (en Q-Park destijds niet bekend) rapport van Twynstra Gudde van 20 maart 2006 (antwoord, productie 7) zou blijken dat € 1,60 als parkeertarief te hoog is ten opzichte van het geldende straatparkeertarief van € 1,25 en niet haalbaar zou zijn (repliek 48, 54), hetgeen de gemeente nooit heeft medegedeeld. Volgens Q-Park heeft de gemeente dit te hoge tarief willens en wetens contractueel vastgelegd, wetende dat bij een hoger tarief hogere opbrengsten worden verondersteld en dus door de gemeente een hogere koopsom voor de garage kon worden verkregen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het processuele debat hierover onvoldoende uitgekristalliseerd. Q-Park zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij conclusie na tussenvonnis nader uit te laten over deze stellingen en in het bijzonder ook over de gestelde relatie met de betaalde koopprijs. In het verlengde daarvan dient zij zich er over uit te laten welke vordering zij hieraan verbindt in deze procedure. Vervolgens heeft de gemeente de gelegenheid te reageren bij antwoordconclusie na tussenvonnis.
In afwachting van de nadere conclusiewisseling worden verdere beslissingen op dit onderdeel aangehouden.
4.8. Verder procesverloop
4.8.1. De gestelde schending van de mededelingsplicht ter zake van het parkeertarief van € 1,60 - zie hiervoor onder 4.7.4 - dient nog te worden beoordeeld. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat de overige stellingen van Q-Park niet tot toewijzing van de vorderingen kunnen leiden.
4.8.2. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor conclusie na tussenvonnis aan de zijde van Q-Park, waarna de gemeente in de gelegenheid zal zijn een antwoordconclusie na tussenvonnis te nemen.
5. De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 12 januari 2011 om Q-Park in de gelegenheid te stellen zich bij conclusie na tussenvonnis uit te laten als hiervoor onder 4.7.4 aangegeven, waarna de gemeente een antwoordconclusie na tussenvonnis kan nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.?
[1694 / 1980]