ECLI:NL:RBROT:2010:BP1252

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
307982 / HA ZA 08-1344
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake registratie en schadevergoeding tussen Langestraat Verhuur & Service B.V. en Aegon Schadeverzekering N.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Langestraat Verhuur & Service B.V. en Aegon Schadeverzekering N.V. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of Aegon onterecht registraties heeft aangebracht in verschillende registers, waaronder het incidentenregister en het interne verwijzingsregister. Langestraat vorderde het doorhalen van deze registraties en vergoeding van schade die zij had geleden als gevolg van de opzegging van haar verzekeringen door Aegon. De rechtbank oordeelde dat Aegon onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar stelling dat de registraties uitsluitend voor intern gebruik waren en dat deze niet zichtbaar waren voor andere verzekeraars. De rechtbank heeft Aegon veroordeeld tot het doorhalen van de registraties en tot schadevergoeding aan Langestraat, nader op te maken bij staat. Tevens werd Aegon en de Stichting CIS hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van Aegon afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat de Stichting CIS niet onrechtmatig had gehandeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verzekeraars bij het aanbrengen van registraties en de gevolgen daarvan voor betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 307982 / HA ZA 08-1344
Uitspraak: 1 december 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap
LANGESTRAAT VERHUUR & SERVICE B.V.,
gevestigd te Vierpolders, gemeente Brielle,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Langestraat,
advocaat mr. R. van Veen,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: Aegon,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de Stichting STICHTING CENTRAAL INFORMATIE SYSTEEM VAN IN NEDERLAND WERKZAME VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJEN,
gevestigd te Zeist,
hierna te noemen: de Stichting CIS,
gedaagde (in conventie),
advocaat mr. W.J. Hengeveld.
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het tussenvonnis van 4 november 2009 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte na niet gehouden comparitie, met producties, van Aegon;
- de antwoordakte.
2 De verdere beoordeling
2.1. Bij voormeld tussenvonnis is het volgende overwogen en beslist.
Ten tijde van de opzeggingen waren er onvoldoende ernstige omstandigheden ter rechtvaardiging van opzegging van de onderhavige werkmateriaalverzekering respectievelijk van alle verzekeringen van Langestraat bij Aegon. De opzegging door Aegon vormt ten opzichte van Langestraat een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten van verzekering. Aegon zal worden veroordeeld tot vergoeding van de daardoor door Langestraat geleden schade, op te maken bij staat. De registraties door Aegon in de diverse registers - voor zover het registraties betreft wegens het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie en/of het verlenen van onvoldoende medewerking - zijn ten onrechte geschied. Ter bevordering van de ongedaanmaking van ten onrechte gedane registraties is vervolgens een comparitie van partijen gelast.
2.2. Op verzoek van Aegon heeft de comparitie geen doorgang gevonden, nu Aegon naar eigen zeggen inmiddels, voor zover vereist, de registraties heeft laten doorhalen.
Bij akte respectievelijk antwoordakte zijn partijen hierop nader ingegaan en hebben zij hun visie op de consequenties hiervan voor de procedure gegeven.
2.3. De vordering van Langestraat tot het (doen) doorhalen van registraties heeft betrekking op:
a. het centraal informatiesysteem van de Stichting CIS,
b. het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van Aegon,
c. het Bureau Justitiële Zaken van het Verbond van Verzekeraars,
d. eventuele overige registers waar Langestraat geen weet van heeft.
2.4. Het centraal informatiesysteem van de Stichting CIS.
2.4.1. Bij de Stichting CIS worden "neutrale meldingen", "vertrouwelijke mededelingen" en "speciale meldingen" geregistreerd.
Bij akte heeft Aegon gesteld, onder verwijzing naar de producties 12 en 13, dat zij bij de Stichting CIS de vertrouwelijke mededeling en de externe signalering heeft laten verwijderen.
Bij antwoordakte heeft Langestraat aangegeven dat de neutrale meldingen niet ongedaan zijn gemaakt en heeft zij bevestigd dat dit ook niet nodig was. Voor het overige heeft Langestraat aangegeven dat aan haar vordering is tegemoet gekomen en heeft zij in het bijzonder niet aangegeven dat thans nog sprake zou zijn van registraties bij de Stichting CIS die vallen onder haar vordering tot doorhaling.
Dit onderdeel van de vordering van Langestraat behoeft dan ook geen verdere beoordeling.
2.4.2. Langestraat heeft wel haar standpunt gehandhaafd dat de Stichting CIS - naast Aegon - aansprakelijk is voor de schade die Langestraat heeft geleden als gevolg van het ten onrechte registreren (vergelijk dagvaarding, onder 67).
Langestraat verwijst verder naar hetgeen zij bij repliek (onder 26) heeft gesteld ter onderbouwing van het standpunt dat de Stichting CIS een eigen taak en functie heeft bij de registratie of verwijdering van gegevens. Bij repliek heeft Langestraat aangevoerd dat uit artikel 17 van het Privacy Reglement CIS blijkt dat op schriftelijk verzoek van de betrokkene, in casu Langestraat, de gegevens zullen worden verwijderd.
Hiertegenover staat het standpunt van gedaagden dat de Stichting CIS geen enkele invloed heeft op de registraties, noch op de doorhaling daarvan en dat de deelnemer (hier: Aegon) verantwoordelijk is voor de juistheid en volledigheid van de gegevens, zodat de Stichting CIS niet aansprakelijk is voor eventuele schade.
2.4.3. Artikel 5 van het Privacy Reglement CIS houdt, voor zover hier van belang, in de leden 2 en 4 in:
"2. De gegevens worden verkregen van de deelnemers met uitzondering van het gegeven 'ontzegging rijbevoegdheid' (…)
4. De aanleverende partijen zullen de nodige voorzieningen treffen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de gegevens."
Artikel 17 van het Privacy Reglement CIS houdt, voor zover hier van belang, in:
"De verantwoordelijke [rechtbank: hier de Stichting CIS] zal op schriftelijk verzoek van een betrokkene de met betrekking tot deze persoon te verwerken persoonsgegevens verbeteren, aanvullen, afschermen of verwijderen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienende zijn, dan wel in strijd met de wettelijke voorschriften worden verwerkt. Het verzoek behelst de aan te brengen wijzigingen. "
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit niet de juistheid van het standpunt van Langestraat. Een verplichting tot inhoudelijke beoordeling van de ter registratie aangeleverde gegevens is niet opgelegd. Een inhoudelijke beoordeling ligt op het terrein van de verzekeraars, in het bijzonder waar het gaat om informatie waar feitelijke en/of juridische verzekeringsaspecten aan ten grondslag liggen, zoals in casu.
Uit het reglement kan voor het overige slechts worden afgeleid dat de Stichting CIS verantwoordelijk is voor de verwerking van de gegevens, een juiste naleving van het reglement daaronder te begrijpen. Niet gesteld of gebleken is dat de Stichting CIS bij de registratie van de haar door Aegon aangeleverde gegevens in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving heeft gehandeld. Evenmin is gesteld of gebleken dat de Stichting CIS heeft verzuimd de nodige maatregelen te treffen om te voorkomen dat de door haar verwerkte gegevens onjuist waren. Behoudens bijzondere omstandigheden - die hier niet zijn gesteld of gebleken - moet dan ook worden aangenomen dat de Stichting CIS niet onrechtmatig heeft gehandeld door de aangeboden gegevens in haar registratie op te nemen.
Voor een hierop gebaseerde aansprakelijkheid van de Stichting CIS bestaat dan ook geen grondslag.
2.4.4. Het voorgaande laat onverlet dat uit artikel 17 van het reglement volgt (voor zover hier van belang) dat indien de gegevens onjuist zijn, deze op verzoek verbeterd of verwijderd dienen te worden door de Stichting CIS. Weliswaar moet ook hier worden aangenomen dat de Stichting CIS de inhoudelijke beoordeling aan de verzekeraars zal overlaten, maar dat ontslaat haar niet van de verantwoordelijkheid jegens de betrokkene / verzoeker die zij blijkens artikel 17 heeft ter zake van de (correcte) beslissing op en uitvoering van een verzoek tot verbetering of verwijdering. Het is ook redelijk om het risico van het niet of bezwaarlijk benaderbaar of traceerbaar zijn van verzekeraars, alsmede een eventueel verhaalsrisico, niet op een betrokkene / verzoeker te laten rusten.
De schadevordering van Langestraat is hierop evenwel niet gebaseerd. Nu voorts, zoals uit het voorgaande blijkt, door het doorhalen van de CIS-registraties (behoudens de neutrale meldingen) gevolg is gegeven aan het oordeel over de geregistreerde gegevens dat besloten ligt in het tussenvonnis van 4 november 2009, is de vordering van Langestraat jegens de Stichting CIS dan ook niet toewijsbaar.
Wel komt de (mede)verantwoordelijkheid van de Stichting CIS ten aanzien van het verzoek tot doorhaling, nu daartoe eerst na het tussenvonnis is overgegaan, tot uitdrukking in de proceskostenveroordeling (zie hierna, onder 2.9).
2.5. Het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van Aegon.
2.5.1. Aegon stelt dat op grond van het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem financiële instellingen (hierna: het Protocol) een IVR-registratie (IVR: Intern Verwijzingsregister) voor de eigen organisatie is gedaan, alsmede een mededeling / signalering in het EVR (Extern Verwijzingsregister). Bij akte stelt Aegon dat zij - naast de vertrouwelijke mededeling bij CIS en de melding bij het Bureau Justitiële Zaken - ook de "externe signalering bij CIS" heeft laten verwijderen, doch de interne registraties in het IVR heeft gehandhaafd.
Bij antwoordakte heeft Langestraat aangevoerd dat de registraties in het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van Aegon niet ongedaan zijn gemaakt.
2.5.2. De rechtbank begrijpt de stellingen van Aegon aldus dat zij ten aanzien van de onder het Protocol vallende registraties (uitsluitend) de registratie in het EVR heeft verwijderd. De vaststelling van Langestraat dat daarmee de registraties in het incidentenregister en het IVR niet ongedaan zijn gemaakt, is dan ook juist.
Partijen discussiëren over de vraag of Aegon hiertoe gehouden is. Aegon heeft aangevoerd dat zij de interne registraties in het IVR niet hoeft door te halen omdat zij als verzekeraar vrij is om een haar ter verzekering aangeboden risico al dan niet te accepteren, waarbij interne registraties haar desbetreffende beslissing kunnen ondersteunen, zodat de interne registraties onderdeel uitmaken van Aegons eigen acceptatiebeleid. Daarnaast stelt Aegon dat deze registraties niet zichtbaar zijn (geweest) voor andere verzekeraars.
Volgens Langestraat dienen de interne meldingen ongedaan te worden gemaakt, om de enkele reden dat zij ten onrechte zijn gedaan. Volgens Langestraat doet daar niet aan af dat de verzekeraar in zekere mate vrij is om een risico al dan niet te accepteren. Langestraat heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat de interne registraties niet door derden kunnen worden geraadpleegd. Zij heeft gesteld dat niet uit te sluiten valt dat personeel van Aegon informatie hierover doorsluist aan andere verzekeraars, hetgeen voor Langestraat niet valt te controleren.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
2.5.3. De Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland en de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken hebben gezamenlijk een signaleringssysteem opgezet, dat regeling vindt in het Protocol (conclusie van antwoord, productie 6). In het Protocol wordt onder andere omschreven wat dient te worden verstaan onder: het incidentenregister, het interne verwijzingsregister (IVR), het externe verwijzingsregister (EVR), de deelnemer en de organisatie van de deelnemer.
In de artikelen 4.1 en 4.2 zijn het doel van het incidentenregister en het te hanteren vastleggingscriterium beschreven en in artikel 5.2 zijn als richtsnoer criteria opgenomen voor opname in het IVR. In artikel 11.1 is een geschillenregeling opgenomen.
Uit deze bepalingen volgt dat in het incidentenregister alleen gegevens worden opgenomen indien er naar het oordeel van de deelnemer, hier Aegon, sprake is van een gerede aanleiding, met inachtneming van de in 4.1 opgenomen doelstelling, die betrekking heeft op het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële sector, waaronder het onderkennen en voorkomen van gedragingen die kunnen leiden tot benadeling en dergelijke.
Voor wat betreft de toegang tot het incidentenregister van een deelnemer en de toegang tot het IVR bevatten de artikelen 4.3 en 5.3 een regeling.
Hieruit blijkt dat de gegevens uit het incidentenregister van een deelnemer toegankelijk zijn voor daartoe aangewezen medewerkers van de veiligheidsafdeling of voor de veiligheidsfunctionaris van de deelnemer, alsmede, op basis van reciprociteit, voor de veiligheidsafdelingen van de andere deelnemers.
Voor wat betreft het IVR is geregeld dat dit alleen toegankelijk is voor de door (de organisatie van) de deelnemer aangewezen personen, bij een "hit" resulterend in nader contact met de veiligheidsafdeling of - functionaris. Daaraan is in artikel 5.4 toegevoegd dat informatie-uitwisseling uit de incidentenregisters naar aanleiding van een "hit" beperkt is tot de (organisatie van de) deelnemer en uitsluitend plaatsvindt voor zover dit niet onverenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld. Uit de begripsomschrijvingen volgt dat onder de "organisatie van de deelnemer" naast de deelnemer zelf, ook kunnen worden begrepen de dochter- en groepsmaatschappijen, als ook de bij Rabobank Nederland aangesloten banken, alsmede de door de deelnemer geautoriseerde gevolmachtigde tussenpersonen.
Tegen deze achtergrond bezien, heeft Aegon naar het oordeel van de rechtbank geen toereikende motivering en onderbouwing gegeven voor haar stelling dat de hier bedoelde registraties uitsluitend voor intern gebruik zijn en de registraties niet zichtbaar zijn (geweest) voor andere verzekeraars. Het uitsluitend interne karakter ten behoeve van het acceptatiebeleid is, gelet op de mogelijkheid van kennisneming door veiligheidsfunctionarissen van andere verzekeraars en gelet op het ruime begrip "organisatie van de deelnemer", niet gewaarborgd. Reed om deze reden gaat het betoog van Aegon niet op en zal zij worden veroordeeld tot het doorhalen van deze registraties, zoals door Langestraat gevorderd.
2.6. Het Bureau Justitiële Zaken van het Verbond van Verzekeraars,
Bij akte heeft Aegon gesteld, onder verwijzing naar productie 13, dat zij de melding bij het Bureau heeft laten verwijderen.
Langestraat heeft bij antwoordakte betoogd dat zij uit die productie niet kan afleiden dat de melding ongedaan is gemaakt. Volgens Langestraat blijkt uit de desbetreffende e-mail slechts dat "de persoonsgegevens" zijn verwijderd, doch dat uit niets blijkt dat het gaat om de registratie die Aegon bij het Bureau heeft laten doen in verband met het onderhavige voorval.
De rechtbank passeert dit betoog. Uit de door Aegon overlegde productie blijkt dat aan het bericht dat de persoonsgegevens zijn verwijderd, het verzoek van Aegon is voorafgegaan tot verwijdering van de opname in het register van persoonsgegevens die zijn gemeld in verband met een gemelde schade van 12 januari 2005.
Dit onderdeel van de vordering is hiermee afgedaan.
2.7. Eventuele overige registers waar Langestraat geen weet van heeft.
Bij akte heeft Aegon aangegeven welke registraties zij in de onderhavige zaak heeft gedaan en heeft laten doen, zoals hiervoor besproken, en heeft zij gesteld dat zij alle externe registraties heeft verwijderd.
Bij antwoordakte heeft Langestraat aangevoerd dat zij dit niet kan verifiëren en dat zij haar vordering om die reden op dit onderdeel handhaaft, opdat discussies in de toekomst en een nieuwe procedure kunnen worden voorkomen.
Bij gebreke van enig aanknopingspunt omtrent het bestaan van nog andere registraties dan die reeds aan de orde zijn gesteld, is een veroordeling als door Langestraat gewenst niet toewijsbaar. Bovendien behoeft de vordering tot doorhaling van een registratie ruimte voor afzonderlijke, individuele toetsing.
2.8. Slotsom
2.8.1. De vordering in conventie tot het (doen) doorhalen van registraties is deels niet meer aan de orde omdat Aegon en de Stichting CIS naar aanleiding van het tussenvonnis hieraan gevolg hebben gegeven. Voor wat betreft de interne registraties zal Aegon tot doorhaling worden veroordeeld. Mede gelet op de omstandigheid dat Aegon naar aanleiding van het tussenvonnis de andere registraties reeds heeft laten verwijderen, gaat de rechtbank er van uit dat oplegging van een dwangsom, als prikkel tot naleving van een veroordeling, niet nodig is en derhalve achterwege kan blijven.
2.8.2. Uit het voorgaande volgt verder dat de vordering tot vergoeding van de door Langestraat geleden schade als gevolg van de opzegging van haar verzekeringen bij Aegon en als gevolg van de registraties in de diverse registers, toewijsbaar is, een en ander nader op te maken bij staat.
2.8.3. Zoals in het tussenvonnis reeds is beslist, is de vordering in reconventie niet toewijsbaar.
2.9. Proceskosten
In het geschil tussen Langestraat en Aegon dient Aegon als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure te dragen, zowel in conventie als in reconventie. De advocaatkosten van Langestraat worden daarbij forfaitair begroot op basis van het zogenoemde Liquidatietarief (voor de conventie 2,5 procespunten in tariefgroep II en voor de reconventie 2 procespunten in tariefgroep I).
Voor wat betreft het geschil tussen Langestraat en CIS volgt uit het voorgaande (zie onder 2.4.4) dat CIS niet ten onrechte of onnodig in deze procedure is betrokken en dat zij naast Aegon (als gevorderd; hoofdelijk) in de proceskosten in conventie dient te worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank,
in conventie,
veroordeelt Aegon tot het doorhalen van de registraties in het incidentenregister en het interne verwijzingsregister van Aegon;
veroordeelt Aegon tot vergoeding van de door Langestraat geleden schade als gevolg van de opzegging van haar verzekeringen bij Aegon en de registraties in de diverse registers, nader op te maken bij staat;
veroordeelt Aegon en CIS hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Langestraat tot op heden begroot op € 71,80 wegens exploitkosten, op € 254,= wegens vastrecht en op € 1.130,= wegens advocaatkosten;
wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af;
in reconventie,
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Aegon in de proceskosten, aan de zijde van Langestraat tot op heden begroot op € 768,= wegens advocaatkosten;
in conventie en in reconventie,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.
[1694 / 1729]