ECLI:NL:RBROT:2010:BP1208

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343646 - HA ZA 09-3480
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en eigendomsvoorbehoud bij levering van keukenapparatuur

In deze zaak vorderde Danckaarts Techniek B.V. betaling van openstaande facturen en schadevergoeding van Reha Holding B.V. en twee andere gedaagden, na de levering van keukenapparatuur aan restaurant Genova. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de overeenkomst tot levering was gesloten met Reha, waarbij [gedaagde sub 3] mogelijk als vertegenwoordiger optrad. De rechtbank stelde vast dat Danckaarts gerechtigd was om betaling te vorderen, omdat Reha in gebreke was gebleven. De vordering van Danckaarts tegen [gedaagde sub 2] werd afgewezen, omdat niet bewezen was dat hij contractspartij was. De rechtbank oordeelde dat Danckaarts geen eigendomsrecht kon inroepen, omdat [gedaagde sub 2] de keukenapparatuur te goeder trouw had verkregen. De vordering tegen [gedaagde sub 3] werd doorgehaald. De rechtbank veroordeelde Reha tot betaling van € 31.158,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en wees de overige vorderingen af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 343646 / HA ZA 09-3480
Vonnis van 1 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DANCKAARTS TECHNIEK B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
advocaat mr. N.F. Barthel,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid REHA HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2. [gedaagde sub 2], h.o.d.n. RESTAURANT GENOVA,
wonende te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. P.A. de Lange,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Bouillon, België,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als: Danckaarts, Reha, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als Reha c.s.
1 De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 19 oktober 2009;
- de akte overlegging producties van Danckaarts, met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2], met een productie;
- het tussenvonnis van 24 februari 2010, waarbij een comparitie is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 31 mei 2010;
- de stukken van de op 5, 7 en 12 oktober 2009 ten verzoeke van Danckaarts en ten laste van Reha en [gedaagde sub 2] onder [gedaagde sub 2] en derden gelegde conservatoire beslagen.
1.2 De procedure tussen Danckaarts en [gedaagde sub 3] is doorgehaald op de rol van deze rechtbank van 16 december 2009.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1 Danckaarts is een groothandel in koeltechnische meubelen, horeca- en winkelmachines.
2.2 Danckaarts heeft op het adres ’s-Gravendijkwal 105 D te Rotterdam, waar restaurant Genova is gevestigd, diverse keukenapparatuur geleverd en geïnstalleerd. De levering geschiedde op basis van een door [gedaagde sub 3] voor akkoord getekende offerte (hierna: de offerte). De offerte was door Danckaarts verzonden naar het adres van Genova en was gericht aan ‘Restaurant Tony de Genova’ ter attentie van [gedaagde sub 3].
2.3 In de offerte is vermeld dat daarop de algemene voorwaarden van Danckaarts van toepassing zijn. In deze voorwaarden is onder meer bepaald dat in geval van verzuim van de afnemer Danckaarts gerechtigd is het verschuldigde bedrag te verhogen met incasso-, gerechts- en andere inningskosten, waaronder begrepen de kosten van een raadsman, ter hoogte van tenminste 15% van de hoofdsom. In de offerte (en in de algemene voorwaarden) is verder een eigendomsvoorbehoud opgenomen ter zake geleverde goederen.
2.4 Danckaarts en [gedaagde sub 3] zijn overeengekomen dat de facturen voor de levering moesten worden verzonden aan Reha, van welke vennootschap [gedaagde sub 3] enig bestuurder en aandeelhouder is. Danckaarts heeft Reha gefactureerd bij factuur d.d. 16 juni 2009 (€ 183,56, excl. BTW), 30 juni 2009 (€ 104,05, excl. BTW) en 15 juli 2009 (€ 30.000,00, excl. BTW). De facturen vermelden een betalingstermijn van 14 dagen.
2.5 Op de facturen is een bedrag van € 5.700,00 betaald.
2.6 ‘Restaurant Genova’ staat sinds 31 maart 2009 bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als eenmanszaak van [gedaagde sub 2]. Hans en [gedaagde sub 2] zijn broers.
3 Het geschil
3.1 De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Reha c.s. hoofdelijk, althans Reha, althans [gedaagde sub 2], althans [gedaagde sub 3] te veroordelen
- primair: tot betaling van een bedrag van € 30.000,00 en een contractuele boete van
€ 4.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en € 1.000,00 aan buitengerechtelijke kosten;
- subsidiair: tot betaling van een bedrag van € 30.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en € 1.000,00 aan buitengerechtelijke kosten;
- meer subsidiair: tot afgifte van de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de zaken binnen een door de rechtbank te bepalen termijn niet zijn teruggeleverd, vermeerderd met aanvullende schadevergoeding te bepalen op de aanschafwaarde minus de door een taxateur te bepalen restwaarde (lees: executiewaarde) en € 1.000,00 aan buitengerechtelijke kos¬ten;
zulks vermeerderd met de proceskosten, waaronder de kosten van het beslag.
3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Danckaarts aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
a. Danckaarts ging ervan uit dat Reha haar contractspartij was en dat Reha daarbij werd vertegenwoordigd door [gedaagde sub 3]. Doordat later is gebleken dat restaurant Genova een eenmanszaak is van [gedaagde sub 2] is echter een onduidelijke situatie ontstaan. Mogelijk trad [gedaagde sub 3] op namens [gedaagde sub 2], zodat [gedaagde sub 2] de contracts¬partij was. Voor zover [gedaagde sub 3] niet bevoegd was om namens [gedaagde sub 2] te handelen, is [gedaagde sub 3] op grond van artikel 3:70 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verantwoordelijk. De wil van [gedaagde sub 2] om contractspartij te worden blijkt uit de overname van het restaurant. Uiteindelijk zijn aldus alle gedaagden contractspartij geworden.
b. De contractspartij(en) van Danckaarts is/zijn gehouden tot betaling van de openstaande facturen, verminderd met het al betaalde bedrag van € 5.700,00.
c. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden is Reha c.s. een contractuele boete van 15% verschuldigd omdat zij ook na sommatie in gebreke is gebleven met betaling.
d. Gedaagden hebben in ieder geval inbreuk gemaakt op het eigendomsvoorbehoud van Danckaarts. Dat is onrechtmatig.
e. Indien betaling van de hoofdsom en boete of de schadevergoeding niet alsnog plaatsvindt of wordt toegewezen, is Danckaarts gerechtigd haar eigendom te revin¬diceren op grond van het eigendomsvoorbehoud dat is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden.
f. Danckaarts heeft buitengerechtelijke kosten en beslagkosten gemaakt.
3.3 Het verweer van [gedaagde sub 2] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Danckaarts in de kosten van het geding. [gedaagde sub 2] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
a. De overeenkomst tot levering en installatie van de keuken is niet gesloten met [gedaagde sub 2] maar met [gedaagde sub 3], al dan niet handelend in naam van Reha. [gedaagde sub 3] heeft deze overeenkomst gesloten ter uitvoering van een overeenkomst die hij met [gedaagde sub 2] heeft gesloten.
b. [gedaagde sub 3] noch Reha heeft gehandeld als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 2]. Zij zijn daartoe niet bevoegd. Danckaarts heeft daarop ook niet mogen vertrouwen; [gedaagde sub 2] heeft niet de schijn gewekt dat [gedaagde sub 3] of Reha vertegenwoordigingsbevoegd was.
c. [gedaagde sub 2] heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens Danckaarts. Hij had geen wetenschap van de overeenkomst tussen [gedaagde sub 3]/Reha en Danckaarts, noch van de vermeende wanprestatie zijdens [gedaagde sub 3]/Reha, noch van het overeengekomen eigendomsvoorbehoud.
d. Het gestelde overeengekomen eigendomsvoorbehoud werkt niet door in de overeen¬komst tussen Hans en [gedaagde sub 2]. Voor zover het eigendomsvoorbehoud jegens [gedaagde sub 2] kan worden ingeroepen, komt [gedaagde sub 2] een beroep toe op de derdenbescherming van artikel 3:86 BW; hij heeft de keukenapparatuur te goeder trouw en anders dan om niet verkregen van [gedaagde sub 3].
e. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet verschuldigd.
4 De beoordeling
A. Inleiding
4.1 Hoewel de vorderingen van Danckaarts op gedaagden zijn ingesteld bij één dagvaarding, zijn het separate vorderingen die ieder op hun eigen merites moeten worden beoordeeld. Hierna zal daarom per gedaagde worden ingegaan op hun positie.
B. De vordering jegens Reha
4.2 Nu tegen Reha verstek is verleend, dient ten aanzien van de tegen haar ingestelde vor¬dering op grond van artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te worden beoordeeld of deze, gelet op hetgeen Danckaarts in de dagvaarding heeft gesteld, niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.2.1 Ten aanzien van de gevorderde hoofdsom van € 30.000,00, de rente daarover vanaf 30 juli 2009 en de beslagkosten komt de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en deze zullen daarom worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank geen acht slaan op de in de exploten vermelde BTW, nu gesteld noch gebleken is dat de BTW geen aftrekpost is en dus moet worden aangenomen dat Danckaarts ter zake geen schade lijdt.
4.2.2 De gevorderde boete van 15% (zie overweging 2.3) betreft een beding ter zake de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Deze boete zal op de voet van artikel 242 lid 1 Rv worden gematigd tot € 1.158,00, zijnde de vergoeding die volgens het rapport Voorwerk II is berekend.
4.2.3 De gevorderde vergoeding van € 1.000,00 voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, nu de gevorderde boete, zoals hiervoor gematigd, reeds een vergoeding voor deze kosten betreft. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan Danckaarts deze kosten twee keer kan vorderen.
4.2.4 Reha zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Danckaarts.
C. De vordering jegens [gedaagde sub 2]
4.3 De kern van het geschil tussen Danckaarts en [gedaagde sub 2] is enerzijds of [gedaagde sub 2] contractspartij was of is geworden bij de overeenkomst tot levering van de keukenapparatuur en anderzijds of [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op het eigendomsrecht van Danckaarts.
4.4 Over de vraag of [gedaagde sub 2] contractspartij was of is geworden, wordt als volgt overwogen.
4.4.1 Het is tussen Danckaarts en [gedaagde sub 2] niet in geschil dat de overeenkomst tot levering en installatie van de keuken¬apparatuur is gesloten tussen Danckaarts en Reha en/of [gedaagde sub 3]. Partijen twisten over de vraag of [gedaagde sub 2] eveneens is gebonden aan deze overeenkomst omdat [gedaagde sub 3] (ook) hem heeft vertegenwoordigd of doordat [gedaagde sub 2] de schijn van vertegenwoordigingsbevoegd¬heid van [gedaagde sub 3] heeft gewekt dan wel doordat [gedaagde sub 2] het restaurant heeft overgenomen van zijn broer.
4.4.2 Het betoog van Danckaarts dat [gedaagde sub 3] (mogelijk) heeft gehandeld in naam van zijn broer is door Danckaarts op geen enkele wijze onderbouwd. Integendeel, Danckaarts stelt zelf dat [gedaagde sub 3] een vaste klant van hem was, dat zij met hem de afspraken heeft gemaakt en dat [gedaagde sub 3] had gevraagd om de facturen te zenden aan zijn vennootschap Reha. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 3] op enig moment heeft gezegd dat hij handelde namens zijn broer. Hieruit volgt dat [gedaagde sub 3] zich niet heeft gepresenteerd jegens Danckaarts als de vertegenwoordiger van zijn broer.
Er zijn ook geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit Danckaarts mocht afleiden dat [gedaagde sub 3] als vertegenwoordiger van zijn broer optrad. Het enkele feit dat de offerte was gericht aan Genova t.a.v. [gedaagde sub 3] is hiervoor onvoldoende, zeker nu er vervolgens is afgesproken dat er zou worden gefactureerd aan Reha en Danckaarts in de dagvaarding stelt dat zij erop vertrouwde dat Reha haar contractspartij was.
4.4.3 De omstandigheid dat [gedaagde sub 2] Genova heeft overgenomen (althans heeft laten inrichten door zijn broer) brengt niet zonder meer mee dat [gedaagde sub 2] daarmee koopcontracten tussen derden en leveranciers heeft overgenomen. Danckaarts heeft daartoe geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd. De enkele, ter comparitie nog aan¬gevoerde omstandigheid dat [gedaagde sub 3] de broer is van [gedaagde sub 2] kan aan dit alles niet zonder meer afdoen.
4.4.4 De tussenconclusie is dat de vordering op [gedaagde sub 2] niet kan worden gebaseerd op een overeenkomst tussen Danckaarts en [gedaagde sub 2].
4.5 De vervolgvraag is of Danckaarts zich kan beroepen op haar eigendomsvoorbehoud. Hierover wordt als volgt overwogen.
4.5.1 Vaststaat dat Danckaarts een eigendomsvoorbehoud heeft bedongen in de offerte. Het uitgangspunt is dan ook dat Danckaarts haar eigendomsrecht tegen iedereen, dus ook tegen [gedaagde sub 2], kan inroepen. Dat [gedaagde sub 2] geen partij was bij die overeenkomst is dan ook niet relevant. Verder heeft [gedaagde sub 2] niet betwist dat de koopsom niet is betaald aan Danckaarts, zodat de eigendom van de keukenapparatuur niet is overgegaan op [gedaagde sub 3]. Dat betekent dat [gedaagde sub 3] geen eigenaar is geworden en er in beginsel ook geen sprake is geweest van een geldige eigendomsoverdracht van [gedaagde sub 3] aan [gedaagde sub 2].
4.5.2 [gedaagde sub 2] is dan ook alleen eigenaar geworden indien hij de eigendom van de keukenapparatuur heeft verkregen als verkrijger te goeder trouw. [gedaagde sub 2] doet in dit verband een beroep op artikel 3:86 BW. Dat artikel bepaalt kort gezegd dat een overdracht van een roerende zaak ondanks de onbevoegdheid van de vervreemder toch geldig is indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw was. Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat het hier gaat om eigendom van roerende zaken, zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [gedaagde sub 3] de keukenapparatuur heeft geleverd aan [gedaagde sub 2]. Partijen twisten over de vraag of sprake is van een geldige titel (een overeenkomst tussen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2]), of de overdracht van de keukenapparatuur van Hans aan [gedaagde sub 2] om baat is geschied en of [gedaagde sub 2] ten tijde van de overdracht te goeder trouw was.
4.5.3 Volgens [gedaagde sub 2] is sprake van een geldige titel, te weten de koopover¬eenkomst tussen hem en [gedaagde sub 3] van 10 maart 2009, welke overeenkomst [gedaagde sub 2] bij conclusie van antwoord heeft overgelegd. De overeenkomst is door beide partijen ondertekend en luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Wij zullen een totaal pakket leveren om het restaurant te kunnen uitbaten.
Deze bestaat uit inrichting en inventaris,
Servies, keuken, keuken inrichting, verwarming, bar,
Verlichting, en alles zal werkend en gemonteerd afgeleverd worden.
Hierbij een totaal prijs te zijn overeengekomen. € 60.000 zegge zestig duizen Euro
+ of - 10%.”
4.5.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde sub 2] met deze overeenkomst voldoende onderbouwing gegeven aan zijn stelling dat tussen hem en Hans was afgesproken dat Hans voor een bedrag van € 60.000,00 het pand zou verbouwen en aanpassen ten behoeve van de exploitatie van Genova, waaronder het leveren en installeren van de onderhavige keukenapparatuur. Deze afspraak is ook niet opmerkelijk nu onbetwist is dat [gedaagde sub 3] een bouwbedrijf had en [gedaagde sub 2] een horecaonderneming. Danckaarts kan dan ook niet volstaan met een betwisting bij gebrek aan wetenschap; daarmee gaat zij voorbij aan voormelde overeenkomst. Danckaarts heeft ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd ter onder¬bouwing van haar betwisting, zodat Danckaarts het bestaan of de geldigheid van de koopovereenkomst niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank zal aan die betwisting dan ook voorbij gaan en uitgaan van de geldigheid van deze overeen¬komst.
4.5.5 Met voormelde overeenkomst heeft [gedaagde sub 2] eveneens aannemelijk gemaakt dat zij de keukenapparatuur anders dan om niet heeft verkregen. De rechtbank onderkent de lastige positie die Danckaarts heeft om zich degelijk te kunnen verweren tegen het verweer van [gedaagde sub 2] op dit punt. Echter, ook wanneer de rechtbank minimale eisen zou stellen aan de onderbouwing van het standpunt van Danckaarts dat de levering van [gedaagde sub 3] aan [gedaagde sub 2] om niet heeft plaatsgevonden, dan nog heeft Danckaarts de stellingen van [gedaagde sub 2] onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft, anders dan voormelde betwisting bij gebrek aan wetenschap ter comparitie, geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die de overeenkomst met de daarin opgenomen betalingsver¬plichting kunnen ontkrachten. Als onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken staat dan ook vast dat de overdracht van de keukenapparatuur van Hans aan [gedaagde sub 2] om baat is geschied.
4.5.6 Voor goede trouw is vereist dat [gedaagde sub 2] niet wist of behoorde te weten dat [gedaagde sub 3] onbevoegd was om de keukenapparatuur aan hem te leveren. De koop van (onder andere) de keukenapparatuur, in totaal ten bedrage van € 60.000,00, rechtvaardigt in beginsel dat [gedaagde sub 2] [gedaagde sub 3] voor beschikkingsbevoegd mocht houden. Die bevoegdheid van [gedaagde sub 3] wordt ook vermoed aanwezig te zijn ingevolge artikel 3:119 BW. Het is aan Danckaarts om feiten en omstandigheden te stellen - en eventueel te bewijzen - waardoor het vermoeden wordt weerlegd. De rechtbank is van oordeel dat Danckaarts dat niet heeft gedaan. Ook indien [gedaagde sub 2] bekend was met het eigendomsvoorbehoud - wat tussen partijen in geschil is - dan staat die bekend¬heid op zich niet aan een beroep op eigendomsverkrijging te goeder trouw in de weg zolang er voor hem geen reden was om te twijfelen aan de normale afwikkeling van de overeenkomst tussen [gedaagde sub 3] en Danckaarts (vgl. Hoge Raad 29 juni 1979, NJ 1980, 133). Er zijn geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die maken dat [gedaagde sub 2] aanleiding had om te twijfelen aan de betaling aan Danckaarts toen de keukenapparatuur werd geleverd aan [gedaagde sub 2].
4.5.7 Het voorgaande betekent dat de vordering van Danckaarts jegens [gedaagde sub 2] voor zover deze is gegrond op het eigendomsvoorbehoud, als ongegrond zal worden afgewezen.
4.6 Tot slot is de vraag aan de orde of [gedaagde sub 2] jegens Danckaarts onrechtmatig heeft gehandeld. De stelling van Danckaarts dat een onduidelijke en schimmige situatie is gecreëerd waardoor Danckaarts tussen wal en schip vreest te geraken is te vaag en onvoldoende om te kunnen concluderen tot onrechtmatigheid. [gedaagde sub 2] heeft met [gedaagde sub 3] een overeenkomst gesloten tot het gereedmaken van een restaurant en [gedaagde sub 3] heeft vervolgens, al dan niet namens Reha, ter uitvoering van die overeenkomst met Danckaarts gecontracteerd. Daar is niets onduidelijks of schimmigs aan, in ieder geval valt zonder meer niet in te zien hoe het niet-nakomen van [gedaagde sub 3] [gedaagde sub 2] moet worden aangerekend. Voor de beoordeling van de stelling van Danckaarts dat [gedaagde sub 2] wist dat [gedaagde sub 3] niet de eigenaar was van de keukenapparatuur, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen ter zake de goede trouw van [gedaagde sub 2]. Nu Danckaarts voor het overige niets heeft aangevoerd ter onderbouwing van de gestelde onrechtmatige daad, zal de vordering op deze grondslag eveneens worden afgewezen.
4.7 De slotsom is dat de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] zullen worden afgewezen. Danckaarts zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 2].
D. De vordering op [gedaagde sub 3]
4.8 Nu Danckaarts de procedure jegens [gedaagde sub 3] heeft doen doorhalen, behoeft de vordering op hem geen bespreking.
5 De beslissing
De rechtbank,
jegens Reha
- veroordeelt Reha om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Danckaarts te betalen het bedrag van € 31.158,00 (zegge: éénendertigduizend éénhonderdachtenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 Burgerlijk Wetboek vanaf 30 juli 2009 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt Reha in de proceskosten, die van de beslagen daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Danckaarts bepaald op € 780,00 aan vast recht, € 1.108,00 aan overige verschotten en € 1.158,00 aan salaris voor de advocaat;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen van Reha uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde,
jegens [gedaagde sub 2]
- wijst de vordering van Danckaarts op [gedaagde sub 2] af;
- veroordeelt Danckaarts in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 2] bepaald op € 780,00 aan vast recht en € 1.158,00 aan salaris voor de advocaat;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling van Danckaarts uitvoerbaar bij voorraad;
jegens [gedaagde sub 3]
- verstaat dat de procedure jegens [gedaagde sub 3] is doorgehaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.?
625/1876