ECLI:NL:RBROT:2010:BP1191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
323236 / HA ZA 09-242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij schade tijdens belading van een binnenschip onder bevrachtingsovereenkomst

In deze zaak vorderen eiseressen, bestaande uit een vennootschap onder firma en een onderlinge waarborgmaatschappij, schadevergoeding van de gedaagde, Roes Scheepvaart en Transportovername B.V., naar aanleiding van schade die is ontstaan tijdens de belading van het binnenschip "Weslie". De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 december 2008, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een vonnis van 20 mei 2009 waarin een comparitie van partijen werd gelast. De kern van het geschil betreft de vraag of Roes, als bevrachter, zijn informatieplicht heeft geschonden door eiseres sub 1 niet correct te informeren over de belasting per vierkante meter van de lading. Op 10 december 2007 werd een reisbevrachtingsovereenkomst gesloten voor het vervoer van constructies van Rotterdam naar Lingen, Duitsland. Tijdens de belading op 15 december 2007 trad schade op aan de buikdenning van het schip, wat leidde tot de vordering van eiseressen tot schadevergoeding. Roes betwist de aansprakelijkheid en stelt dat eiseres sub 1 niet heeft aangetoond dat de werkelijke belasting per m² meer dan 9 ton bedroeg, zoals door hen gesteld. De rechtbank oordeelt dat Roes als afzender verplicht was om voorafgaand aan de belading correcte informatie te verstrekken over de lading. De rechtbank draagt eiseressen op bewijs te leveren van hun stelling dat Roes hen voorafgaand aan de belading heeft medegedeeld dat de belasting niet meer dan 9 ton/m² zou bedragen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 323236 / HA ZA 09-242
Vonnis van 1 december 2010
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiseres sub 1],
gevestigd te Ten Boer,
2. [eiseres sub 2],
wonende te Ten Boer,
3. [eiseres sub 3],
wonende te Ten Boer,
4. de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
ONDERLINGE VERZEKERING VAN SCHEPEN “NOORD NEDERLAND U.A.”,
gevestigd te Heerenveen,
eiseressen,
advocaat mr. P.E. van Dam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROES SCHEEPVAART EN TRANSPORTOVERNAME B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Verhagen.
Eisers sub 1 wordt hierna aangeduid als ‘[eiseres sub 1]’, eisers sub 4 als ‘Noord- Nederland’ en gedaagde als ‘Roes’.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 15 december 2008;
- de akte zijdens eiseressen houdende overlegging van producties;
- de conclusie van antwoord;
- het vonnis van 20 mei 2009 waarin een comparitie van partijen wordt gelast;
- proces-verbaal van de op 28 januari 2010 gehouden comparitie van partijen en de daarin als in het geding gebracht vermelde stukken;
- de conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis, met 3 producties;
- de conclusie van dupliek, met één productie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 [eiseres sub 1] is economisch eigenaar van het binnenschip “Weslie”, dat zij bedrijfsmatig exploiteert en waartoe zij bevrachtingsovereenkomsten afsluit. Gedaagde sub 2 (hierna: [eiser sub 2]) en gedaagde sub 3 (hierna: [eiser sub 3]) zijn de vennoten van [eiseres sub 1]. Noord Nederland is cascoverzekeraar van het ms. “Weslie”.
2.2 Op 10 december 2007 is tussen Roes als bevrachter en [eiseres sub 1] als vervrachter telefonisch een reisbevrachtingsovereenkomst gesloten tot het vervoer van een drietal constructies met een totaal gewicht van 756 ton van Rotterdam naar Lingen, Duitsland, met het ms. “Weslie” voor een blokvracht van € 17.500,-. De reisbevrachtingsovereenkomst is door Roes vastgelegd in een Charter Internationale Reisbevrachting d.d. 10 december 2007.
Bij e-mails van 12 december 2007 heeft Roes tekeningen van de constructies (opgenomen als bijlage V bij het rapport van Doldrums Marine & Technical Surveyors B.V. – hierna: Doldrums – welk rapport is overgelegd als productie 4 zijdens eiseressen) aan [eiseres sub 1] toegezonden. Voorafgaand aan de belading heeft [X] van Mammoet twee tekeningen van de stuwage van twee van de constructies aan [eiseres sub 1] verstrekt (bijlage VI bij dat rapport van Doldrums).
2.3 Op 15 december 2007 is het laden van de constructies aan boord van het ms. “Weslie” te Rotterdam aangevangen. Als eerste is de constructie van 370 ton met behulp van een drijvende bok geplaatst op vanwege Roes in het ruim van het schip geplaatste houten draglineschotten. Nadat de constructie was geplaatst werd een knal waargenomen. Na inspectie bleek dat de buikdenning (ruimvloer van het schip) ingedrukt was ter plaatse van de achterzijde van de constructie. Vervolgens is een tweede poging ondernomen om die constructie te beladen door vier stuks stalen rijplaten in het ruim te leggen en de constructie daarop te plaatsen. Tijdens deze poging echter werd een kraken van de scheepsconstructie geconstateerd en hoorde men diverse luide knallen waarna de belading is stopgezet. Er zijn daarna geen beladingspogingen meer ondernomen, ook niet van de twee andere constructies. Het vervoer naar Lingen met de “Weslie” heeft geen doorgang gevonden.
2.4 Noord-Nederland heeft in verband met het voorval Doldrums ingeschakeld die een inspectie aan het schip heeft uitgevoerd. Onder het kopje ‘bevindingen’ in haar rapport van 20 maart 2008 verklaart Doldrums als volgt:
“De stalen tanktop in het ruim egaal ingezet tussen 7 en 10 m voor het achterruimschot, met een deflectie van circa 25mm.
De stalen tanktop egaal licht ingezet circa 15 m voor het achterruimschot, met een deflectie van circa 12 mm.
Het middenzaathout is op diverse plaatsen losgescheurd van de bodemvrangen, op het 15e en 17e spant voor het achterruimschot, met een deflectie van 25 mm.
Het stuurboord zijzaathout op diverse plaatsen losgescheurd van de bodemvrangen.
De bodemvrangen egaal doorgebogen met een maximale afwijking van 25 mm”.
2.5 Het m.s. “Weslie” is op 18 december 2007 ter reparatie naar Scheepswerf Geertman B.V. te Zwartsluis gebracht. Op 7 januari 2008 was de reparatie gereed.
3 De vorderingen en het verweer
3.1 Eiseressen vorderen na vermeerdering van eis samengevat weergegeven – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis Roes zal veroordelen tot betaling aan:
a. eiseressen sub 1 tot en met 3 van een bedrag van € 38.962,25, vermeerderd met de wettelijke rente;
b. Noord-Nederland een bedrag van € 8.470,53, vermeerderd met de wettelijke rente;
c. eiseressen een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente;
d. eiseressen de kosten van deze procedure.
3.2 Eiseressen achten Roes op grond van artikel 6 lid 2 en lid 4 en artikel 8 lid 2 van het Verdrag van Boedapest inzake de overeenkomst voor het vervoer van goederen over de binnenwateren van 22 juni 2001 (CMNI) aansprakelijk voor de door hen geleden schade. Subsidiair beroepen eiseressen zich op de artikelen 8:913 BW en 8:911 BW die ingevolge artikel 29 CMNI van toepasing zijn. Eiseressen stellen dat Roes [eiseres sub 1] niet juist en volledig over de (eigenschappen van de) lading (zoals de werkelijke belasting per m²) heeft geinformeerd. Voorts heeft Roes de constructies niet deugdelijk aan boord van de “Weslie” geladen en gestuwd. De schade is veroorzaakt doordat de zwaarste van de drie constructies, ondanks toepassing van draglineschotten en rijplaten, een grotere belasting per m² bleek uit te oefenen dan de toegezegde maximale belasting van 9 ton/m². Bovendien heeft Roes niet gezorgd voor voldoende (drukverdelende) ondersteuning van de lading.
Voorts beroepen eiseressen zich op artikel 6:228 BW in samenhang met artikel 6:230 lid 2 BW. De overeenkomst van reisbevrachting is onder invloed van dwaling gesloten nu Roes aan [eiseres sub 1] bij het sluiten van de overeenkomst heeft medegedeeld dat de door de contructie uitgeoefende druk niet hoger zou zijn dan 9 ton/m². Die mededeling bleek onjuist. De reisbevrachting zou bij een juiste voorstelling van zaken niet zijn gesloten.
3.3 De herstelkosten van de bij de beladinspogingen aan de “Weslie” ontstane cascoschade bedragen € 5.293,56. Noord-Nederland heeft van deze kosten krachtens verzekeringsovereenkomst een bedrag van (€ 5.293,56 minus € 525,25, derhalve) € 4.768,31 aan [eiseres sub 1] uitgekeerd.
[eiseres sub 1] vordert voorts de overeengekomen vracht voor twee reizen, onder aftrek van 5% provisie, maar vermeerderd met BTW, bedragende € 38.437,-. Door de schade aan de ruimvloer kon de “Weslie” het betreffende transport naar Lingen tegen de vracht van € 17.500,- niet uitvoeren en evenmin het met Roes overeengekomen, in januari 2008 uit te voeren vervoer van een drietal identieke constructies van Rotterdam naar Lingen tegen een vracht van € 16.500,-.
Indien [eiseres sub 1] geen aanspraak op vracht zou hebben, derhalve subsidiair, maakt [eiseres sub 1] aanspraak op vergoeding van bedrijfsschade ad € 31.160,-. Dat bedrag bestaat uit de netto vrachtbedragen, waarvan afgetrokken de bespaarde kosten van gasolie, maar waarbij geteld de kosten van de reis naar en van de reparatiewerf.
Eiseressen hebben Doldrums moeten inschakelen en daardoor € 3.702,22 exclusief BTW aan expertisekosten opgelopen.
3.4 Roes heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eiseressen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van de procedure. Zij voert hiertoe het volgende aan.
3.5 Roes betwist dat zij aan [eiseres sub 1] heeft medegedeeld dat de belasting maximaal 9 ton/m² zou bedragen. Voorts betwist Roes dat zij [eiseres sub 1] niet juist heeft ingelicht.
Subsidiair betwist Roes de juistheid van de berekening van de belasting in het aanvullende rapport van Doldrums (productie 11 zijdens eiseressen). Voor zover deze berekeningen wel zouden kloppen hadden eiseressen zelf de belasting aan de hand van de tekeningen en de specificaties genoemd op het object voorafgaand aan de belading kunnen vaststellen.
3.6 Het ms. “Weslie” was niet geschikt om de overeengekomen constructies te vervoeren, ook niet als de belasting maximaal 9 ton/m² had bedragen.
3.7 Voor wat betreft de gevorderde vrachtkosten in verband met de overeenkomst van 10 december 2007 voert Roes aan dat [eiseres sub 1] ingevolge artikel 9 CMNI slechts aanspraak kan maken op een/derde van de overeengekomen vracht, zijnde € 5.833,33, omdat [eiseres sub 1] de bevrachtingsovereenkomst heeft ontbonden.
Roes betwist dat tussen partijen een tweede bevrachtingsovereenkomst is gesloten, uit te voeren in januari 2008.
Roes betwist bedrijfsschade van meer dan vier werkdagen tijdverlet.
Roes betwist dat zij gehouden is de expertisekosten te vergoeden.
4 De beoordeling
4.1 De vorderingen van eiseressen zijn gegrond op een overeenkomst tot vervoer per binnenschip van Nederland naar Duitsland. Daarop is van rechtswege de CMNI van toepassing, zoals partijen ook ter comparitie van partijen hebben verklaard. Ingevolge artikel 29 lid CMNI is Nederlands recht aanvullend van toepassing.
4.2 Roes betwist niet langer de vorderingsgerechtigheid van Noord-Nederland, zodat het vorderingsrecht van alle vier de eiseressen vaststaat.
4.3 De rechtbank onderzoekt eerst de vordering tot vergoeding van de schade in verband met de beschadiging van de “Weslie” bij de belading van de grootste en zwaarste van de drie constructies. Tussen partijen is niet in geschil dat de schade aan het schip, een ingedeukte ruimvloer en losgescheurde spanten, is veroorzaakt tijdens de belading van de zwaarste constructie, die als eerste aan boord beladen werd.
4.4 Niet is in geschil dat Roes dient te worden aangemerkt als afzender in de zin van de artikelen 1 en 6 CMNI.
Ingevolge artikel 6 lid 2 CMNI dient de afzender aan de vervoerder, voorafgaand aan de overhandiging van de goederen, schriftelijk (waaronder mede wordt verstaan: elektronisch) onder meer de volgende gegevens met betrekking tot de te vervoeren goederen te verschaffen:
- afmetingen, aantal of gewicht en stuwfactor van de goederen;
- aard, kenmerken en eigenschappen van de goederen.
Ingevolge artikel 6 lid 4 CMNI moet de afzender de goederen laden, stuwen en vastzetten in overeenstemming met de gebruiken in de binnenvaart, onverminderd de verplichtingen van de vervoerder. Gesteld noch gebleken is dat partijen anders zijn overeengekomen, zodat de in lid 4 genoemde uitzondering zich niet voordoet.
Op grond van artikel 8 CMNI is de afzender, ook al heeft deze geen schuld, aansprakelijk voor alle schaden en kosten die voor de vervoerder ontstaan als gevolg van het feit dat de in artikel 6, tweede lid bedoelde gegevens of bijzonderheden ontbreken, onjuist of onvolledig zijn, waarbij geldt dat de afzender op gelijke wijze als voor zijn eigen handelen en nalaten, aansprakelijk is voor het handelen en nalaten van de personen van wie hij zich bedient bij het verrichten van de taken en het nakomen van de verplichtingen genoemd in artikel 6, voor zover deze personen handelen in de uitoefening van hun functie.
Uit het bepaalde in de artikelen 6 lid 2 (met name de daarin genoemde begrippen “gewicht”, “stuwfactor” en “kenmerken en eigenschappen”) en 8 CMNI volgt dat Roes als afzender/bevrachter verplicht was om [eiseres sub 1] voorafgaande aan de belading schriftelijk of elektronisch volledig en juist in te lichten over de gewichten, zwaartepunten en belasting (per m²) van elk van de te vervoeren constructies.
4.5 Roes is deze informatieverplichtingen als volgt nagekomen.
In het Charter van 10 december 2007 staat over de te vervoeren zwaarste constructie vermeld dat deze 370 ton weegt en staan daarbij als afmetingen vermeld 12,57 x 4,68 x 5,39. De juistheid van die gegevens wordt niet (langer) betwist door [eiseres sub 1]. In het Charter staan geen verdere details over die constructie.
Roes heeft per e-mail op 12 december 2007 tekeningen van deze constructie aan [eiseres sub 1] toegezonden. Op die tekening valt te zien dat de 370 ton zware constructie een excentrisch zwaartepunt (‘centre of gravity’) heeft en rust op twee funderingsbalken, gemerkt “A” en “B”. Op deze tekeningen staat niet aangegeven welke belasting via de funderingsbalken per m² op de ruimvloer drukt.
Voorafgaande aan de belading heeft [X] van Mammoet een ‘stuwplan’ van die constructie met behulp van houten draglineschoten in het schip aan [eiseres sub 1] verschaft. Kennelijk heeft Roes de (verdere) nakoming van haar informatie- c.q. beladings- en stuwageverplichtingen als bedoeld in artikel 6 lid 2 en lid 4 CMNI aan Mammoet overgelaten. Daarom en gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 CMNI rekent de rechtbank de mededelingen in dat ‘stuwplan’, respectievelijk het handelen en nalaten van ([X] van) Mammoet toe aan Roes. Op het ‘stuwplan’ staat als zwaarste belasting per m² vermeld: 8,9 ton/m².
4.6 Eiseressen stellen dat Roes aansprakelijk is voor de cascoschade omdat Roes aan [eiseres sub 1] had medegedeeld dat de maximale belasting 9 ton/m² zou bedragen, maar dat de daadwerkelijke belasting veel zwaarder was. Voor wat betreft de daadwerkelijke belasting van de constructie beroepen eiseressen zich op het door hen als productie 11 in het geding gebrachte rapport van Doldrums van 28 mei 2010, waarin Doldrums uitkomt op een belasting van ongeveer 18 ton/m² op de ruimvloer ter plaatse van de fundatiebalk gemerkt “A”, die achterin het ruim werd geplaatst.
Roes betwist deze stellingen.
Gesteld noch gebleken is dat [eiseres sub 1] voorafgaande aan de belading aan Roes kenbaar heeft gemaakt dat de belasting maximaal 9 ton/m² mocht zijn.
4.7 De werkelijke belasting per m² op (gedeelten van) de ruimvloer door het plaatsen van de zwaarste constructie in het ruim, hetzij op draglineschotten hetzij op rijplaten, staat niet vast. Evenmin staat de minimale sterkte van (het betreffende deel van) de ruimvloer vast.
4.8 Zoals gezegd, worden de mededelingen van ([X] van) Mammoet op het ‘stuwplan’ in de verhouding tussen partijen toegerekend aan Roes.
Zoals ook blijkt uit het ‘stuwplan’ vormt, naar het oordeel van de rechtbank, de vermelding “8,9 ton/m²” in het ‘stuwplan’ geen feitelijke mededeling van de belasting van de constructie op de ruimvloer, maar een resultante van een berekening van de druk per m² op basis van het totale gewicht van 370 ton, het excentrische zwaartepunt, de verdeling van dat gewicht over de twee funderingsbalken en over de draglineschotten, zodat enige afwijking in één van die factoren leidt tot een andere uitkomst. Gelet hierop diende [eiseres sub 1] bij ontvangst van de mededeling in het ‘stuwplan’ dat de belasting van de constructie 8,9 ton/m² zou bedragen, ermee rekening te houden dat de werkelijke belasting per m² enigszins, de rechtbank houdt een marge van 10 procent aan, hoger zou liggen, waarmee de werkelijke belasting boven 9 ton/m² zou kunnen uitkomen. Indien een zodanige belasting kritiek zou zijn voor (het betreffende deel van de buikdenning van) de “Weslie” en indien Roes niet zou hebben medegedeeld aan [eiseres sub 1] dat de belasting maximaal 9 ton/m² zou zijn, dan had [eiseres sub 1] bij ontvangst van het ‘stuwplan’ navraag bij Roes behoren te doen over de werkelijke belasting op de ruimvloer om daarover zekerheid te verkrijgen.
Maar indien Roes aan [eiseres sub 1] heeft medegedeeld, zoals [eiseres sub 1] stelt maar Roes betwist, dat de belasting maximaal 9 ton/m² bedroeg, dan had [eiseres sub 1] bij ontvangst van de opgave van 8,9 ton/m² geen navraag behoeven te doen, omdat [eiseres sub 1] ten aanzien van dat medegedeelde maximum geen marge behoefde aan te houden en de opgave van 8,9 ton/m² binnen dat maximum valt.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Roes rust op eiseressen de bewijslast van hun stelling dat Roes voorafgaande aan de belading heeft medegedeeld dat de belasting maximaal 9 ton/m² zou bedragen.
4.9 Daarnaast rust op eiseressen, gelet op de gemotiveerde betwisting door Roes, tevens de bewijslast van haar stelling dat de werkelijke belasting per m² meer dan 9 ton/m² bedroeg, rekening houdende met de toepassing van draglineschotten c.q. rijplaten.
4.10 Indien eiseressen erin slagen te bewijzen dat Roes heeft medegedeeld dat de belasting maximaal 9 ton/m² zou zijn en dat de feitelijke belasting meer dan 9 ton/m² was, staat daarmee in beginsel de aansprakelijkheid van Roes voor de cascoschade vast.
Echter, indien tevens vast zou komen te staan, zoals Roes bij wijze van bevrijdend verweer stelt maar eiseressen gemotiveerd betwisten, dat het ms. “Weslie” ook een gewicht van minder dan 9 ton/m² niet had kunnen dragen, dan vervalt de aansprakelijkheid van Roes en moet de conclusie zijn dat de “Weslie” niet geschikt was voor het overeengekomen vervoer. Roes zal, indien eiseressen het hen opgedragen bewijs hebben geleverd, worden toegelaten tot het bewijs van deze stelling.
4.11 De rechtbank houdt voor het overige iedere beslissing aan.
5 De beslissing
De rechtbank,
draagt eiseressen op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt:
- dat Roes aan [eiseres sub 1] voorafgaand aan de belading op 15 december 2007 heeft medegedeeld dat de belasting niet meer dan 9 ton/m² zou belopen (rov. 4.8); en
- dat de werkelijke belasting per m² meer dan 9 ton/m² bedroeg, rekening houdende met de toepassing van draglineschotten c.q. rijplaten (rov. 4.9);
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 5 januari 2011 voor uitlating door eiseressen via het roljournaal over de wijze waarop zij voornemens is aan die bewijsopdracht te voldoen; gedaagde kan daarop via het roljournaal reageren;
bepaalt dat indien eiseressen bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen:
- deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger; en
- eiseressen in de genoemde uitlating opgave moeten doen van de voor te brengen getuigen, hun verhinderdata en de verhinderdata van beide partijen en hun raadslieden in de maanden februari 2011 tot en met april 2011, opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.?