Zaak-/rolnummer: 359153 / HA ZA 10-2239
Uitspraak: 29 december 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Lichtenveldt te Rotterdam,
1. [gedaagde sub1],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P. J. M. van Sloun te Rotterdam,
2 De personen die verblijven in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan gelegen te 3061 TB Rotterdam aan de Dijkstraat 10a,
verblijvende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat: mr. P. J. M. van Sloun, te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als "Woonstad" respectievelijk "[gedaagde sub 1]".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 13 juli 2010 en de door Woonstad overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 1 december 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 17 december 2010;
2 Het geschil
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde sub 1] en zij die verblijven te veroordelen tot ontruiming van de woonruimte en tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 377,29 voor elke maand tot de datum waarop Woonstad weer de beschikking over de woonruimte verkrijgt te verhogen met de kosten van het geding.
Mr. Van Sloun heeft verklaard dat naast [gedaagde sub 1] alleen [X] in de woonruimte verblijft. Hij is tevens de advocaat van deze [X]. [gedaagde sub 1] heeft de vordering van Woonstad gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Woonstad in de kosten van het geding.
3. De vaststaande feiten
3.1. De woonruimte aan de Dijkstraat 10 a te Rotterdam is een vijf-kamerwoning die in 1989 is verhuurd aan mevrouw [huurster]. Huurster is op 16 augustus 2003 overleden.
3.2. Toen huurster overleed waren haar drie, toen nog minderjarige, kinderen eveneens in het gehuurde woonachtig. Na het overlijden heeft niemand aanspraak gemaakt op voortzetting van de huur na overlijden.
3.3. De zuster van huurster, [zuster van huurster], werd voogdes over de kinderen. Uit GBA- gegevens blijkt dat de kinderen op 29 augustus 2003 zijn ingeschreven op het adres van de voogdes aan de Zevenkampsering 525 te Rotterdam. Uit de GBA blijkt voorts dat de voogdes en de drie minderjarige kinderen op 15 april 2004 werden ingeschreven aan het adres Bing Crosbystraat 27 te Rotterdam. De voogdes en haar echtgenoot zijn sinds 29 maart 2004 eigenaar van de woning aan de Bing Crosbystraat 27 te Rotterdam.
3.4. Op 2 december 2004 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een voor het overlijden van [huurster] begonnen geding. Uit het vonnis blijkt dat in maart 2004 is verzocht een andere woning ter beschikking te stellen in verband met gebreken aan het gehuurde. Voorts blijkt dat op 4 november 2004 bij akte aan de kantonrechter is meegedeeld dat de gebreken waren verholpen en dat de erven hebben verzocht in het gehuurde te mogen blijven wonen en dat dit verzoek door Woonstad werd gehonoreerd.
3.5. Op 21 december 2006 heeft [gedaagde sub 1] zich ingeschreven op het adres Dijkstraat 10a te Rotterdam. Op 17 juli 2007 heeft het oudste kind zich in de woning Dijkstraat 10a ingeschreven, maar inmiddels heeft dit kind zich weer elders laten inschrijven.
4 De beoordeling
4.1 Woonstad vordert ontruiming van de woning aan de Dijkstraat 10a te Rotterdam omdat [gedaagde sub 1] en andere personen, naar moet worden aangenomen één van de minderjarige kinderen van de overleden huurster, daar zonder recht of titel verblijven. [gedaagde sub 1] en de zijnen verweren zich door te stellen dat na het overlijden de huurovereenkomst door de erven is voortgezet met toestemming van Woonstad, waardoor een huurovereenkomst aanwezig is.
4.2. De rechtbank moet vaststellen dat de minderjarige kinderen van de overleden huurster zich dertien dagen na het overlijden van de huurster hebben laten uitschrijven. Zij zijn toen in de woning van de voogdes in Zevenkamp gaan wonen. Vanaf dat moment is de woning niet meer bewoond geweest. Mogelijk is dat mede een gevolg van de gebreken in het gehuurde, maar uit het door de kantonrechter op 2 december 2004 gewezen vonnis blijkt dat die gebreken in elk geval op 4 november 2004 waren verholpen, zodat er in elk geval vanaf dat moment geen reden meer was om de woning niet te bewonen. Feitelijk is ook vanaf dat moment niemand in de woonruimte woonachtig geweest. De kinderen waren inmiddels meeverhuisd met de voogdes.
4.3. Tijdens de comparitie van partijen heeft muntslag uitgelegd dat niet alleen de voogdes, maar ook hijzelf en andere familieleden zich over de kinderen hebben ontfermd. Tot december 2006 woonden de kinderen in zevenkamp en gingen zij daar ook op school. Volgens [gedaagde sub 1], die op dat moment zelf op een ander adres inwonend was, waren de kinderen in het weekend en tijdens vakanties met hem in de woning aan de Dijkstraat 10a. [gedaagde sub 1] heeft zich in december 2006 gevestigd in de woning aan de Dijkstraat om daar de zorg op zich te nemen voor het oudste kind, dat daar toen ook is gaan wonen. Dit kind is inmiddels zelfstandig elders woonachtig. Op dit moment woont het middelste kind, van 18 jaar, met [gedaagde sub 1] in de woning. De jongste van 14 jaar woont nog in zevenkamp, maar zal ook aan de Dijkstraat 10a gaan wonen als hij klaar is met school. Als alle kinderen meerderjarig zijn is [gedaagde sub 1] voornemens de woning te verlaten. De kinderen kunnen daar dan blijven wonen.
4.4 In november 2004 heeft Woonstad het goed gevonden dat de voogdes en de kinderen aan de Dijkstraat 10a zouden blijven wonen. Er is geen huurovereenkomst opgemaakt, zodat niet duidelijk is op welke grond de kinderen aan de Dijkstraat 10a konden blijven wonen. Het is duidelijk geworden dat de voogdes en de kinderen nimmer in de woning zijn gaan wonen. Ook ten tijde van het rechtsgeding in 2004 woonden zij daar niet. Dat de woning wellicht in het weekend en tijdens vakanties wel werd gebruikt doet niet af aan het feit dat tot 2006 niemand hoofdverblijf in de woning gehad heeft. De rechtbank oordeelt dat de voogdes en de minderjarige kinderen door geen gebruik te maken van het hen toegekende recht om in de woning te verblijven, vervalt wanneer de gebruikers dit recht niet effectueren. Wanneer Woonstad het recht op voortgezet verblijf verleend, mag van de gebruikers worden verlangd dat zij bekend maken dat zij van dat recht geen gebruik maken. De erven van [huurster] hebben het gebruiksrecht op de woning verspeeld door van dat recht geen gebruik te maken. Niet is gesteld of gebleken dat met hen een huurovereenkomst is ontstaan of voortgezet.
4.5 [gedaagde sub 1] is eerst in december 2006 in de woning gaan wonen. Op dat moment is hem geen gebruiksrecht verstrekt en ook is geen huurovereenkomst tot stand gekomen. [gedaagde sub 1] heeft de huur voldaan door de acceptgiro’s te betalen en hij heeft de woning ingericht. Daardoor is evenwel geen huurrecht ontstaan. Het enkele betalen van huur doet nu eenmaal geen huurrecht ontstaan. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde sub 1] geen recht of titel heeft om in de woning te wonen. Dat hij lid is van de familie van de overledene en dat hij mede voor de kinderen heeft gezorgd en nog steeds zorgt kan hem evenmin een huurrecht opleveren. Ook het evidente belang van [gedaagde sub 1] om in het gehuurde te kunnen blijven wonen, levert geen recht op het gehuurde op.
4.6 Nu geen van de gedaagden een huurrecht of gebruiksrecht toekomt verblijven zij zonder recht of titel in de woning. De vorderingen zijn dan ook toewijsbaar, zij het dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst niet zal worden uitgesproken, nu van een huurovereenkomst geen sprake is.
De omstandigheden van het geval zijn voor de rechtbank aanleiding de termijn van ontruiming te stellen op een maand.
4.7 Als de in het ongelijk gestelde partijen worden gedaagden belast met de kosten van het geding.
5 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt gedaagden, ieder afzonderlijk, om de woning aan de Dijkstraat 10a te Rotterdam, binnen een maand na uitspraak van het te dezen te wijzen vonnis, met alle personen en/of roerende zaken die zich van hunnentwege in de woning bevinden, te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan eiseres ter beschikking te stellen;
machtigt eiseres om, indien gedaagden in gebreke aan de veroordeling te voldoen, deze zelf te doen bewerkstelligen;
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan eiseres van een gebruiksvergoeding van € 377,29 voor elke maand dat gedaagden de woning aan de Dijkstraat 10a te Rotterdam in bezit zullen houden tot de datum waarop eiseres weer de beschikking over de woning verkrijgt, een ingegane maand voor een volle gerekend;
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 262,-- aan vast recht, op € 87,93 aan overige verschotten en op € 904,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. J. van Die.
Uitgesproken in het openbaar.
1458