ECLI:NL:RBROT:2010:BP0924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
231459 / HA ZA 05-212
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door diefstal van nikkel tijdens internationaal wegvervoer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap C. Steinweg B.V. (eiseres) en de besloten vennootschap Basamro Transport B.V. (gedaagde). De zaak betreft de aansprakelijkheid van Basamro voor de diefstal van een partij nikkel tijdens het vervoer van Rotterdam naar Bochum, Duitsland, in oktober 2003. Steinweg vorderde een verklaring voor recht dat Basamro aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de diefstal, en dat Basamro de kosten van de schadevergoeding aan Steinweg moet vergoeden. Basamro betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat zij niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen als vervoerder.

De rechtbank overwoog dat voor een gerechtelijke erkenning in de zin van artikel 154 Rv vereist is dat de erkenning uitdrukkelijk en ondubbelzinnig is gericht tot de wederpartij. In dit geval was er geen sprake van een dergelijke erkenning door Steinweg ten opzichte van Basamro. De rechtbank oordeelde dat de CMR van toepassing was en dat Basamro in beginsel aansprakelijk was voor het verlies van de nikkel, tenzij zij kon aantonen dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om het verlies te voorkomen.

De rechtbank concludeerde dat Basamro een beroep kon doen op de ontheffing van aansprakelijkheid op grond van artikel 17 lid 2 CMR, omdat Steinweg niet had aangetoond dat Basamro tekort was geschoten in de naleving van de transportinstructies. De rechtbank wees de vorderingen van Steinweg af en veroordeelde Steinweg in de proceskosten. In reconventie werd Steinweg veroordeeld om aan Basamro een bedrag van € 174.884,14 te betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en ook in de proceskosten van Basamro.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 231459 / HA ZA 05-212
Uitspraak: 15 december 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDELSVEEM B.V.,
mede handelende onder de naam “C. Steinweg”,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
advocaat: mr. H.T. Kernkamp,
- tegen -
1. de vennootschap naar Duits recht
THYSSEN KRUPP METALLURGIE GmbH,
gevestigd te Essen, Duitsland,
gedaagde,
advocaat: mr. J.F. van der Stelt,
2. de vennootschap naar Duits recht
ALLIANZ MARINE & AVIATION VERSICHERUNGS AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
gedaagde,
advocaat: mr. J.F. van der Stelt,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BASAMRO TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J.A. Biermasz (aanvankelijk mr. S. Kettler-Pinkster),
4. [gedaagde sub 4],
zowel voor zichzelf als in hoedanigheid van vertegenwoordiger van de rechtspersoon in oprichting SW Cargo Care B.V. i.o.,
wonende te Vlaardingen,
gedaagde,
niet verschenen.
1 Het verloop van het geding
1.1 Bij gelijkluidende dagvaardingen van 8 oktober 2004 heeft eiseres (hierna: Steinweg) de gedaagden in rechte betrokken en daarbij zeven producties in het geding gebracht.
1.2 Gedaagde sub 3 (hierna: Basamro) heeft in incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren. Bij tussenvonnis van 28 september 2005 heeft de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van de vorderingen tegen Basamro. Bij arrest van 24 maart 2009 heeft het gerechtshof ‘s-Gravenhage dat vonnis vernietigd en de zaak tegen Basamro terugverwezen naar deze rechtbank voor verdere afdoening.
1.3 De zaken tegen gedaagde sub 1 (hierna: TKM) en gedaagde sub 2 (hierna: Allianz) zijn op de rolzitting van 7 april 2010 doorgehaald.
1.4 Basamro heeft van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie geconcludeerd en daarbij producties 12 tot en met 15 in het geding gebracht.
Eiseres (hierna: Steinweg) heeft met wijziging van haar eis geconcludeerd van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie geconcludeerd en daarbij producties 8, 9 en 10 in het geding gebracht.
Basamro heeft van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie geconcludeerd.
Steinweg heeft van dupliek in reconventie geconcludeerd en daarbij een arrest van gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 augustus 2005 overgelegd.
1.5 Gedaagde sub 4 (hierna: [gedaagde sub 4]) is niet verschenen. Ter rolle is verstek tegen hem verleend.
1.6 Ten slotte is vonnis gevraagd.
1.7 De rechtbank heeft kennis genomen van de genoemde processtukken.
2 De vorderingen en het verweer in conventie
2.1.1 Bij gelijkluidende dagvaardingen van 8 oktober 2004 vordert Steinweg ten aanzien van Basamro en [gedaagde sub 4] – kort gezegd – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis voor recht zal verklaren dat zij jegens Steinweg aansprakelijk zijn voor de schade wegens de diefstal van een partij van 16 bundels nikkel kathoden met een bruto gewicht van 24.028 kg (hierna: de partij nikkel) tijdens vervoer daarvan van Rotterdam naar Bochum, Duitsland, in oktober 2003 en hen hoofdelijk zal veroordelen om aan Steinweg te betalen datgene wat Steinweg gehouden zal zijn ter zake van die diefstal aan TKM en/of Allianz te betalen, subsidiair schadevergoeding te betalen op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding, met veroordeling van Basamro en [gedaagde sub 4] in de proceskosten.
2.1.2 Steinweg vordert ten aanzien van Basamro na wijziging van eis – kort gezegd – dezelfde verklaring voor recht als bij dagvaarding, maar tevens dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de schade waarvoor Basamro aansprakelijk is € 174.884,14 beloopt en dat Steinweg dat bedrag door rechtsgeldige verrekening betaald heeft gekregen, subsidiair Basamro zal veroordelen om aan haar te betalen € 174.884,14 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding, steeds met veroordeling van Basamro in de proceskosten.
2.2.1 Daartoe stelt Steinweg – samengevat weergegeven – het volgende.
Omstreeks 9 oktober 2003 heeft Steinweg als expediteur opdracht gekregen van TKM om onder meer de partij nikkel vanaf een loods van Steinweg te Rotterdam naar Bochum te laten vervoeren en aldaar af te leveren aan Thyssen Krupp Nirosta GmbH. Steinweg heeft op 10 oktober 2003 aan Basamro opdracht gegeven om dat vervoer uit te voeren. Op die transportopdracht heeft Steinweg onder meer medegedeeld: “let op: [..] GOEDEREN/ LADING NIET ONBEHEERD LATEN STAAN IVM DIEFSTAL”.
Basamro heeft het vervoer uitbesteed aan [gedaagde sub 4].
Op 13 oktober 2003 heeft (een chauffeur van) [gedaagde sub 4] de partij nikkel ten vervoer in ontvangst genomen in een trekker met oplegger. [gedaagde sub 4] heeft de trekker met beladen oplegger gereden naar zijn het beveiligde en omheinde terrein om daarmee de volgende ochtend verder te rijden naar Bochum. In de nacht van 13 op 14 oktober 2003 is de oplegger met de partij nikkel gestolen vanaf het terrein van [gedaagde sub 4].
Basamro, respectievelijk [gedaagde sub 4] hebben de partij nikkel niet ter bestemming afgeleverd en zijn ingevolge de toepasselijke CMR voor de door diefstal van de partij nikkel ontstane schade aansprakelijk. Bovendien heeft Basamro kennelijk de hiervoor aangehaalde instructie niet nageleefd en deze ook niet doorgegeven aan [gedaagde sub 4].
2.2.2 Ten aanzien van Basamro stelt Steinweg voorts het volgende. Steinweg heeft wegens de niet-aflevering van de partij nikkel aan TKM en dier verzekeraar Allianz krachtens minnelijke regeling een bedrag van € 174.884,14 moeten betalen. De door Steinweg ter zake van de diefstal van de partij nikkel geleden schade beloopt daarom dat bedrag. Steinweg heeft dat bedrag verrekend met aan Basamro toekomende vrachten. Daarom dient de rechtbank vast te stellen dat Steinweg tot die verrekening gerechtigd was.
2.3 De conclusie van Basamro strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Steinweg in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
Basamro voert daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aan.
Steinweg stelt in de dagvaarding zelf, voor zover zij als vervoerder moet worden aangemerkt, dat en waarom zij ingevolge artikel 17 lid 2 CMR niet aansprakelijk is voor de gestelde schade wegens de diefstal van de partij nikkel. Basamro houdt Steinweg aan haar erkenning dat sprake is van vervoerdersovermacht. Basamro neemt de door Steinweg gestelde feiten en omstandigheden die tot ontheffing van aansprakelijkheid leiden over. Bovendien behelsde de opdracht van Steinweg, die erin voorzag dat de vervoerder op 13 oktober 2003 de partij nikkel in Rotterdam ten vervoer in ontvangst zou nemen en deze op 14 oktober 2003 in Bochum zou afleveren, dat de vervoeder een nacht zou overstaan. Basamro betwist dat zij de in 2.2.1 aangehaalde instructie niet heeft doorgegeven aan [gedaagde sub 4], waartoe zij verwijst naar haar opdracht aan [gedaagde sub 4] van 10 oktober 2003. Basamro betwist dat zij of haar ondervervoerder die instructie niet is nagekomen, omdat de partij nikkel niet onbeheerd is achtergelaten, maar beheerd op een beveiligd terrein is geparkeerd.
Basamro betwist de gestelde schadeomvang.
Steinweg heeft een bedrag van € 174.884,14 op aan Basamro toekomende vrachten onbetaald gelaten, zodat, indien Basamro tot schadevergoeding verplicht is, met dat bedrag rekening dient te worden gehouden.
3 De vordering en het verweer in reconventie
3.1 Basamro vordert in reconventie – kort gezegd – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis Steinweg zal veroordelen om aan haar te betalen € 174.884,14 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de betreffende facturen van Basamro, althans vanaf de datum van de conclusie van eis in reconventie, met veroordeling van Steinweg in de proceskosten.
3.2 Daartoe stelt Basamro het volgende. Basamro heeft vele transporten in opdracht van Steinweg uitgevoerd. Steinweg heeft vrachtfacturen van Basamro onbetaald gelaten tot het beloop van € 225.112,25. In augustus 2007 heeft Steinweg alsnog € 50.228,11 betaald, maar € 174.884,14 onbetaald gelaten. Steinweg was en is niet bevoegd tot verrekening van haar vordering tot vergoeding van schade wegens de diefstal van de partij nikkel met de vrachtvorderingen. Basamro maakt aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf veertien dagen vanaf de data van de onbetaald gelaten facturen. De betaling van € 50.228,11 strekte ten eerste tot betaling van rente en voor het overige ter delging van de oudste facturen.
3.3 De conclusie van Steinweg strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Basamro in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Daartoe voert Steinweg – samengevat weergegeven – het volgende aan. Wegens de vordering in conventie heeft Steinweg € 174.884,14 van Basamro te vorderen. Basamro heeft tegen verrekening geen bezwaar gemaakt, zodat de vorderingen over en weer door verrekening teniet zijn gegaan.
4 De beoordeling
In conventie
TKM en Allianz
4.1 Nu, zoals bij het verloop van het geding is vermeld, de zaken tegen TKM en Allianz zijn doorgehaald, heeft de rechtbank over de vorderingen tegen deze gedaagden niet te oordelen.
Basamro
4.2.1 Bij conclusie van repliek heeft Steinweg (de grondslagen van) haar eis vermeerderd. Basamro heeft daartegen geen bezwaar gemaakt, maar zich voor wat betreft de eiswijziging aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De eiswijziging komt de rechtbank niet voor als strijdig met een goede procesorde, omdat de vorderingen na de eiswijziging uitgaan van dezelfde feiten die voordien in het geding waren gesteld en Basamro behoorlijk op de gewijzigde eis heeft kunnen reageren, zoals blijkt uit haar conclusie van dupliek in conventie. Daarom zal de zaak tegen Basamro op basis van de gewijzigde eis worden beoordeeld.
4.2.2 Basamro betoogt zowel met een beroep op een erkentenis in de zin van artikel 154 Rv als op inhoudelijke gronden dat zij niet aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de diefstal van de partij nikkel ter bestemming.
Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
4.2.3 Basamro betoogt dat Steinweg in punt 13 van de dagvaarding heeft erkend dat de vervoerder in het onderhavige geval beroep op overmacht toekomt. Steinweg betwist dat.
Mede met het oog op de zeer beperkte gronden waarop een gerechtelijke erkentenis volgens het tweede lid van artikel 154 Rv kan worden herroepen, dient, wil sprake zijn van een erkentenis in de zin van dat artikel, de erkenning zich tot de betreffende wederpartij te richten en uitdrukkelijk en ondubbelzinnig te zijn (zie HR 17 februari 2006, LJN AU4616 – Life Fit).
Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
Steinweg heeft alle vier de gedaagden in één exploot van dagvaarding aangesproken. De dagvaarding is opgebouwd uit een hoofdstuk “Feiten”, een hoofdstuk “vordering jegens gedaagden sub 1 en 2”, een hoofdstuk “vordering jegens Basamro en SW Cargo Care” en enkele verdere hoofdstukken. De passage in punt 13 van de dagvaarding, waarop Basamro beroep doet, staat in het hoofdstuk “vordering jegens gedaagden sub 1 en 2”, dat zijn TKM en Allianz. Die passage komt niet voor in het hoofdstuk “vordering jegens Basamro en SW Cargo Care”, evenmin in enig ander hoofdstuk van de dagvaarding. Daaruit volgt dat de door Basamro als erkentenis aangemerkte bewoordingen niet tot Basamro zijn gericht.
De onderhavige dagvaarding bevat enerzijds stellingen ten opzichte van TKM en Allianz, waarin Steinweg uiteenzet dat zij niet aansprakelijk is ten opzichte van deze partijen, ook niet ingeval zij als vervoerder mocht worden aangemerkt. Dienovereenkomstig vordert Steinweg in de dagvaarding een verklaring voor recht dat zij ten opzichte van TKM en Allianz niet aansprakelijk is. Anderzijds vordert Steinweg in de dagvaarding een verklaring voor recht dat Basamro en [gedaagde sub 4] (in de dagvaarding aangeduid als “SW Cargo Care”) jegens haar als vervoerders aansprakelijk zijn, met veroordeling van deze. Kennelijk verlangt Steinweg zich daarmee in te dekken voor het geval zij geen succes mocht hebben ten opzichte van TKM en/of Allianz. Dat blijkt uit de genoemde hoofdstukken van de dagvaarding en uit de aan het slot van de dagvaarding geformuleerde vorderingen. In dat licht bezien kan het bij wijze van verweer ten opzichte van TKM en Allianz in punt 13 van de dagvaarding ingenomen standpunt dat Steinweg als vervoerder niet aansprakelijk is, niet worden aangemerkt als een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige erkenning dat Basamro als vervoerder ten opzichte van Steinweg niet aansprakelijk is maar een beroep op overmacht toekomt.
4.2.4 Steinweg legt aan haar vorderingen ten grondslag de stellingen (a) dat Basamro de transportinstructie “let op: [..] GOEDEREN/LADING NIET ONBEHEERD LATEN STAAN IVM DIEFSTAL” niet heeft doorgegeven aan [gedaagde sub 4] en niet heeft nageleefd en (b) dat Basamro als vervoerder aansprakelijk is wegens het verlies van de door haar (ondervervoerder) ten vervoer in ontvangst genomen partij nikkel. Basamro betoogt dat zij niet aansprakelijk is.
4.2.5 Tussen partijen is – terecht – niet in geschil dat de CMR van toepassing is. Ingevolge de artikelen 3 en 17 lid 1 CMR is de wegvervoerder aansprakelijk voor het verlies van de door hem of zijn uitvoeringshulp ten vervoer ontvangen goederen. Echter, ingevolge artikel 17 lid 2 CMR is de vervoerder van die aansprakelijkheid ontheven, indien hij aantoont dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder, daaronder mede begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen (zie HR 17 april 1998, LJN ZC2632 – Oegema en HR 24 april 2009, LJN BH0389 – Vos).
4.2.6 Tussen partijen staat vast dat de partij nikkel op 13 oktober 2003 door [gedaagde sub 4] als ondervervoerder van Basamro in Rotterdam in ontvangst is genomen ten vervoer naar Bochum en dat deze tijdens het vervoer is verloren geraakt. Daaruit volgt dat Basamro in beginsel ingevolge de artikelen 3 en 17 lid 1 CMR voor de schade ten gevolge van dat verlies aansprakelijk is, behoudens haar beroep op vervoerdersovermacht in de zin van artikel 17 lid 2 CMR.
4.2.7 Basamro voert de volgende ontheffende omstandigheden aan.
De opdracht tot vervoer van Steinweg voorzag erin dat de partij nikkel op 13 oktober 2003 in Rotterdam ten vervoer in ontvangst diende te worden genomen en op 14 oktober 2003 in Bochum diende te worden afgeleverd. Daarom moest de vervoerder met de partij nikkel de nacht van 13 op 14 oktober 2003 overstaan.
[gedaagde sub 4] heeft de trekker en de met de partij nikkel beladen oplegger die avond geparkeerd op zijn parkeerterrein. De aldaar geparkeerde trekker met oplegger waren vanaf de openbare weg niet zichtbaar. Het parkeerterrein is omheind en is slechts toegankelijk door middel van een elektronische keycard. De toegangspoort van het parkeerterrein is beveiligd met twee camera’s die het passerende verkeer registreren. Beveiligingsbedrijf Prened surveilleert ter plaatse. Een chauffeur van [gedaagde sub 4] heeft op 14 oktober 2003 rond 5.30 uur vastgesteld dat de trekker opgebroken was en onder de oplegger verwijderd was met behulp van een andere trekker en dat met die andere trekker de met de partij nikkel beladen oplegger was weggesleept en was verdwenen.
Steinweg betwist niet dat uit haar transportopdracht voortvloeide dat Basamro met de oplegger met de partij nikkel zou overnachten. Steinweg heeft de hiervoor beschreven wijze van laten overstaan van de beladen oplegger op het terrein van [gedaagde sub 4], alsmede de feitelijke beschrijving van de beveiligingsmaatregelen bij dat terrein zelf bij dagvaarding onder “Feiten” gesteld. De daaraan door Basamro toegevoegde beschrijving van de wijze van de diefstal heeft Steinweg niet betwist.
Van die feiten en omstandigheden dient de rechtbank daarom uit te gaan.
Tegenover het betoog van Basamro stelt Steinweg geen andere feiten of omstandigheden dan dat Basamro door de oplegger met de partij nikkel te laten overstaan haar hierboven aangehaalde instructie niet heeft nageleefd en dat, gegeven de diefstal, kennelijk het terrein onvoldoende beveiligd was.
Zoals volgt uit de tekst van artikel 17 lid 2 CMR en uit de hiervoor genoemde Oegema-maatstaf, gaat het bij het antwoord op de vraag of de vervoerder beroep toekomt op die ontheffing niet om het enkele gevolg van het verlies, maar om de vraag of de vervoerder alle redelijkerwijs van hem te vergen maatregelen heeft getroffen. Nu Steinweg zelf al in de dagvaarding de feitelijke stellingen heeft ingenomen waarop Basamro zich beroept en de daaraan door Basamro toegevoegde feiten en omstandigheden niet betwist, lag het op de weg van Steinweg om aan te voeren in welk opzicht van Basamro verdere maatregelen hadden kunnen worden gevergd. Dat heeft Steinweg niet gedaan. Zonder zodanige standpuntbepaling vanwege Steinweg, die dus ontbreekt, valt niet in te zien dat en waarom de door (de ondervervoerder van) Basamro getroffen maatregelen niet aan de Oegema-maatstaf voldoen. De rechtbank concludeert daarom dat Basamro in beginsel een beroep op de ontheffing van artikel 17 lid 2 CMR toekomt.
4.2.8 Zoals gezegd komt Basamro “in beginsel” een beroep op de ontheffing van aansprakelijkheid toe, omdat Steinweg tevens stelt dat Basamro de transportinstructie “let op: [..] GOEDEREN/LADING NIET ONBEHEERD LATEN STAAN IVM DIEFSTAL” niet heeft doorgegeven aan [gedaagde sub 4] en niet heeft nageleefd.
Die stellingen verwerpt de rechtbank om de volgende redenen.
Zoals blijkt uit de opdracht van Basamro aan [gedaagde sub 4] van 10 oktober 2003 (productie 6 bij dagvaarding) heeft Basamro aan deze de volgende instructies meegegeven: “LADING MAG ONDER GEEN ENKEL BEDING ONBEHEERD WORDEN ACHTERGELATEN. ALLE MOGELIJKE MAATREGELEN NEMEN OM EVENTUELE DIEFSTAL TE VOORKOMEN.” Die door Basamro aan [gedaagde sub 4] voorafgaande aan het vervoer gegeven instructies dekken de door Steinweg aan Basamro gegeven instructie volkomen af, zijn zelfs stringenter dan die van Steinweg.
Anders dan Steinweg kennelijk doet, merkt de rechtbank het op een afgesloten en beveiligd terrein van de (onder)vervoerder laten overstaan van een beladen oplegger niet aan als “onbeheerd laten staan”. Nu in de transportopdracht van Steinweg besloten lag dat de vervoerder het vervoermiddel met de partij nikkel zou laten overnachten en nu Steinweg niets heeft gesteld ter nadere onderbouwing van het standpunt dat het Basamro wegens haar transportinstructie niet vrijstond de met de partij nikkel beladen oplegger te laten overstaan op de wijze waarop (de ondervervoerder van) Basamro dat heeft gedaan, oordeelt de rechtbank dat Basamro niet is tekortgeschoten in de naleving van die instructie.
4.2.9 Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat Basamro beroep toekomt op de ontheffing van aansprakelijkheid van artikel 17 lid 2 CMR. Daarop stuiten de vorderingen tegen Basamro af.
4.2.10 Steinweg zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kostenveroordeling zal, als gevorderd en niet weersproken, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
[gedaagde sub 4]
4.3.1 Uit (het hoofd en de inhoud van en de gewijzigde eis in) de conclusie van repliek ten aanzien van Basamro blijkt dat Steinweg ervan uitgaat dat de zaak tegen [gedaagde sub 4] niet meer aanhangig is. Proceshandelingen die voor die aanname aanleiding geven blijken niet uit het roloverzicht en zijn de rechtbank niet bekend.
4.3.2 Nu [gedaagde sub 4] niet in het geding is verschenen en de eis ten aanzien van [gedaagde sub 4] niet (op de in artikel 130 lid 3 Rv voorgeschreven wijze) is gewijzigd, dient de rechtbank ingevolge artikel 139 Rv de tegen hem bij dagvaarding ingestelde eis toe te wijzen behoudens voor zover die eis onrechtmatig of ongegrond is.
4.3.3 Uit de zaak van Steinweg tegen Basamro blijkt dat Basamro als hoofdvervoerder niet aansprakelijk is voor het verlies van de partij nikkel wegens de wijze waarop [gedaagde sub 4] het vervoer als ondervervoerder van Basamro heeft uitgevoerd. Onder die omstandigheden zou het niet juist zijn om [gedaagde sub 4] ten opzichte van Steinweg te veroordelen zoals door laatstgenoemde is gevorderd. Echter, voor een kostenveroordeling ten gunste van de niet-verschenen [gedaagde sub 4] is geen plaats.
In reconventie
4.4 Basamro vordert betaling van uitstaande vrachten, vermeerderd met handelsrente.
4.5 Steinweg betwist niet dat zij die vrachten aan Basamro verschuldigd is, maar beroept zich op verrekening met haar vordering tot vergoeding van ladingschade wegens het verlies van de partij nikkel.
4.6 Uit hetgeen in conventie is geoordeeld volgt dat Steinweg ter zake van het verlies van de partij nikkel niets van Basamro te vorderen heeft. Enige andere verrekeningsvordering heeft Steinweg niet gesteld.
Voor zover Steinweg betoogt dat Basamro geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verrekening, dat deze daarom met verrekening heeft ingestemd en dat daardoor de vorderingen van Basamro door verrekening teniet zijn gegaan, ziet zij eraan voorbij dat Basamro blijkens haar processuele opstelling geenszins heeft ingestemd met de vordering van Steinweg waarmee deze de vorderingen van Basamro wenste te verrekenen. Ook uit de – door Basamro ingeroepen – omstandigheid dat (de advocaat van) Steinweg op verzoek van (de advocaat van) Basamro bij brief van 25 februari 2005 (productie 14 bij conclusie van eis in reconventie) de verjaringstermijn van de vrachtvorderingen voor onbepaalde termijn heeft verlengd, blijkt dat Basamro niet (definitief) instemde met verrekening van haar vrachtvorderingen. De stelling dat de vorderingen van Basamro te niet zijn gegaan door haar instemming met verrekening is daarom ongegrond.
Daaruit volgt dat het beroep van Steinweg op verrekening niet opgaat.
4.7 Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente te berekenen vanaf veertien dagen na de betreffende, onbetaald gelaten vrachtfactuurdata heeft Steinweg geen verweer gevoerd, zodat deze dient te worden toegewezen.
4.8 De rechtbank zal Steinweg in de proceskosten veroordelen.
4.9 Het vonnis zal, als gevorderd en niet weersproken, bij voorraad uitvoerbaar worden verklaard.
5 De beslissing
De rechtbank,
in conventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Steinweg in de aan de zijde van Basamro gevallen proceskosten, tot deze uitspraak vastgesteld op € 241,- aan verschotten (griffierecht) en € 2.842,- aan salaris voor de advocaat;
compenseert de proceskosten tussen Steinweg en [gedaagde sub 4];
in reconventie:
veroordeelt Steinweg om aan Basamro te betalen € 174.884,14 (eenhonderdvierenzeventigduizendachthonderdvierentachtig 14/100 euro), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente bedoeld in artikel 6:119a BW te berekenen vanaf veertien dagen na de betreffende factuurdata tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Steinweg in de aan de zijde van Basamro gevallen proceskosten, tot deze uitspraak vastgesteld op nihil aan verschotten en € 2.842,- aan salaris voor de advocaat;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen bevat uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken in het openbaar.
1928