ECLI:NL:RBROT:2010:BO9898
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechters in een strafzaak
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verzoekster, die op dat moment gedetineerd was, naar aanleiding van een eerdere zitting op 29 oktober 2010. Tijdens deze zitting had de raadsvrouw van verzoekster betoogd dat de voorlopige hechtenis van haar cliënte moest worden opgeheven of geschorst. De rechtbank had echter de verzoeken tot opheffing en schorsing afgewezen met een standaardmotivering, wat leidde tot de vrees bij verzoekster dat de rechters vooringenomen waren.
De wrakingskamer heeft het dossier van de strafzaak tegen verzoekster bestudeerd en de betrokken partijen uitgenodigd voor de zitting op 22 november 2010. Tijdens deze zitting heeft de advocaat van verzoekster het standpunt toegelicht, terwijl de officier van justitie haar verweer heeft gepresenteerd. De rechters hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en hebben aangegeven dat er geen sprake was van vooringenomenheid.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de standaardmotivering voor de afwijzing van de verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenis niet voldoende was om te concluderen dat de rechters vooringenomen waren. De vrees van verzoekster werd niet als objectief gerechtvaardigd beschouwd, en daarom werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard.