ECLI:NL:RBROT:2010:BO9854

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
367695 / HA RK 10-234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verdachte, die niet aanwezig mocht zijn bij het getuigenverhoor van een belangrijke getuige in zijn strafzaak. De rechter-commissaris had in een faxbericht op 30 november 2010 meegedeeld dat hij het niet wenselijk achtte dat de verdachte bij het verhoor aanwezig zou zijn, in het belang van het onderzoek. De raadsman van de verdachte had hierop gereageerd met een verzoek om toelichting, maar ontving geen antwoord, wat volgens de verdachte de schijn van partijdigheid wekte.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die door de verdachte zijn aangevoerd. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris niet zo onbegrijpelijk was dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid kon opleveren. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken.

Na beoordeling van de aangevoerde argumenten concludeerde de rechtbank dat er geen aanwijzingen waren voor een subjectieve onpartijdigheid van de rechter-commissaris. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, waarbij zij de relevante wetgeving en de context van de zaak in overweging nam. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en de rechtbank bevestigde dat de rechter-commissaris zijn beslissing voldoende had gemotiveerd, ook al was deze motivatie summier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 6 december 2010
Zaaknummer: 367695
Rekestnummer: HA RK 10-234
Parketnummer: 10/630316-09
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter-commissaris is in behandeling de - door de meervoudige kamer voor de behandeing van strafzaken naar de rechter-commissaris verwezen - strafzaak onder bovenvermeld parketnummer van de officier van justitie in dit arrondissement tegen verzoeker als verdachte.
Bij faxbericht van 24 november 2010 heeft de rechter-commissaris aan de raadsman van verzoeker meegedeeld dat [naam getuige] door hem op 7 december 2010 als getuige wordt gehoord.
Bij faxbericht van 26 november 2010 heeft de raadsman van verzoeker aan de rechter-commissaris meegedeeld dat verzoeker bij het verhoor van [naam getuige] als getuige aanwezig wil zijn en eventueel vragen wil stellen.
Bij faxbericht van 30 november 2010 heeft de rechter-commissaris aan de raadsman van verzoeker meegedeeld dat hij het bijwonen door verzoeker van het verhoor van [naam getuige] als getuige niet wenselijk acht in het belang van het onderzoek en dat hij om die reden het verzoek zal afwijzen.
Bij faxbericht van 30 november 2010, met bijlagen, heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevinden de hiervoor genoemde faxberichten.
Verzoeker, zijn raadsman, de rechter-commissaris, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 6 december 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: mr. K. Canatan, raadsman van verzoeker, alsmede mr. E. Baars, officier van justitie.
Verzoeker heeft bij monde van zijn advocaat meegedeeld afstand te doen van zijn recht bij de zitting aanwezig te zijn. De rechter-commissaris heeft door middel van een email-bericht aan de wrakingskamer meegedeeld verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter-commissaris heeft het verzoek om het verhoor van de getuige [naam getuige] bij te wonen en die getuige eventueel vragen te stellen afgewezen met als motivering dat hij dit in het belang van het onderzoek niet wenselijk acht. Bij faxbericht van 30 november 2010 heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris verzocht zijn beslissing toe te lichten en die nadere toelichting nog diezelfde dag aan de raadsman te doen toekomen. Hierop is geen reactie van de rechter-commissaris ontvangen. Hierdoor wekt de rechter-commissaris ten minste de schijn van partijdigheid.
De getuige [naam getuige] is in de strafzaak tegen verzoeker een belangrijke getuige, die ten aanzien van verzoeker belastend heeft verklaard. Alleen verzoeker kan beoordelen of de getuige [naam getuige] de waarheid spreekt en kan de getuige eventueel aanvullende vragen stellen.
Door wel de officier van justitie tot het getuigenverhoor toe te laten, maar niet verzoeker, is verzoeker van oordeel dat de rechter-commissaris jegens hem kennelijk een vooringenomenheid koestert.
De beslissing van de rechter-commissaris is in strijd met de wet en zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat die beslissing voortvloeit uit de vooringenomenheid van de rechter-commissaris en/of dat die beslissing objectief gezien bij verzoeker de gerechtvaardigde vrees heeft kunnen wekken dat de beslissing is ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoeker.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-commissaris - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank daaromtrent als volgt.
3.4
Aan het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris is - kort samengevat - ten grondslag gelegd de mededeling van de rechter-commissaris dat hij op de voet van artikel 186a, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering verzoeker niet aanwezig zal laten zijn bij het verhoor van de getuige [naam getuige] en tevens het ontbreken van een nadere motivering van die mededeling van de zijde van de rechter-commissaris.
3.5
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.6
Dat kan slechts anders zijn indien de beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing kan worden ontleend voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
Artikel 186a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering luidt: 'De rechter-commissaris kan, indien hij dit in het belang van het onderzoek wenselijk acht, ook de verdachte in de gelegenheid stellen het verhoor van een getuige of deskundige bij te wonen'.
Gelet op tekst van artikel 186a, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, alsmede de rechtsgeleerde commentaren bij dat artikel, is van naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onbegrijpelijke beslissing in de hiervoor bedoelde zin. Dat de rechter-commissaris ter onderbouwing van zijn mededeling er in essentie mee heeft volstaan te verwijzen naar de tekst van het bepaalde in artikel 186a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering leidt niet tot een ander oordeel.
3.7
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de wraking ongegrond is en dat het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van rechter-commissaris [naam rechter-commissaris].
Deze beslissing is gegeven op 6 december 2010 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en mr. M.C. van der Kolk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.