ECLI:NL:RBROT:2010:BO9854
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2010 een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verdachte, die niet aanwezig mocht zijn bij het getuigenverhoor van een belangrijke getuige in zijn strafzaak. De rechter-commissaris had in een faxbericht op 30 november 2010 meegedeeld dat hij het niet wenselijk achtte dat de verdachte bij het verhoor aanwezig zou zijn, in het belang van het onderzoek. De raadsman van de verdachte had hierop gereageerd met een verzoek om toelichting, maar ontving geen antwoord, wat volgens de verdachte de schijn van partijdigheid wekte.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die door de verdachte zijn aangevoerd. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris niet zo onbegrijpelijk was dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid kon opleveren. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken.
Na beoordeling van de aangevoerde argumenten concludeerde de rechtbank dat er geen aanwijzingen waren voor een subjectieve onpartijdigheid van de rechter-commissaris. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, waarbij zij de relevante wetgeving en de context van de zaak in overweging nam. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en de rechtbank bevestigde dat de rechter-commissaris zijn beslissing voldoende had gemotiveerd, ook al was deze motivatie summier.