ECLI:NL:RBROT:2010:BO9832
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.P. van Essen
- P.H. Veling
- H. van Lokven-van der Meer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 december 2010 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.P. Quist. De wraking was gericht tegen de vice-president van de rechtbank, die als rolrechter optrad in een civiele procedure. De advocaat van verzoekster had op 24 november 2010 een faxbericht gestuurd waarin de wraking werd aangevraagd, met als argument dat de rechter niet objectief was en het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden. Tijdens de zitting op 21 december 2010 werd het wrakingsverzoek behandeld, waarbij de rechter aanwezig was.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de beslissingen van de rechter in de civiele procedure niet onbegrijpelijk waren en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden geen aanwijzingen boden voor een subjectieve partijdigheid van de rechter.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het verzoek tot wraking feitelijke grondslag mist, vooral omdat de rechter in de civiele procedure geen onredelijke beslissingen had genomen. De wraking werd daarom ongegrond verklaard en het verzoek werd afgewezen. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.