ECLI:NL:RBROT:2010:BO9832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
367353 / HA RK 10-230
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 december 2010 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.P. Quist. De wraking was gericht tegen de vice-president van de rechtbank, die als rolrechter optrad in een civiele procedure. De advocaat van verzoekster had op 24 november 2010 een faxbericht gestuurd waarin de wraking werd aangevraagd, met als argument dat de rechter niet objectief was en het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden. Tijdens de zitting op 21 december 2010 werd het wrakingsverzoek behandeld, waarbij de rechter aanwezig was.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de beslissingen van de rechter in de civiele procedure niet onbegrijpelijk waren en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden geen aanwijzingen boden voor een subjectieve partijdigheid van de rechter.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het verzoek tot wraking feitelijke grondslag mist, vooral omdat de rechter in de civiele procedure geen onredelijke beslissingen had genomen. De wraking werd daarom ongegrond verklaard en het verzoek werd afgewezen. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 23 december 2010
Zaaknummer: 367353
Rekestnummer: HA RK 10-230
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap] B.V.,
gevestigd te [plaats van vestiging],
verzoekster,
advocaat: mr. L.P. Quist,
strekkende tot wraking van [naam rechter], vice-president in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij deze rechtbank, sector civiel recht, is in behandeling de door [naam opposant], handelende onder de naam [handelsnaam] (hierna: [aanduiding opposant]) als opposant tegen verzoekster als geopposeerde aanhangig gemaakte civielrechtelijke procedure, welke als zaaknummer heeft 350273 en als rolnummer HA ZA 10-824. In die procedure treedt de rechter op als rolrechter.
Bij faxbericht van 24 november 2010, met bijlagen, heeft de advocaat van verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven civielrechtelijke procedure, in welk dossier zich onder meer bevinden:
- het faxbericht van 25 oktober 2010 van mr. P. van den Berg, advocaat van [aanduiding opposant], aan de rechtbank, met het verzoek de op 6 oktober 2010 ingediende conclusie van repliek in oppositie wel als ter rolle genomen aan te merken, omdat geen akte van niet-dienen was aangezegd, met daarop een handgeschreven vraag van de roladministratie van de rechtbank aan mr. Van den Berg;
- het faxbericht van 26 oktober 2010 van de rechtbank aan mr. Quist, alsmede aan mr. Van den Berg, met daarop handgeschreven het antwoord van mr. Quist dat niet wordt ingestemd met intrekking van de akte non conclusie;
- het faxbericht van 27 oktober 2010 van de rechtbank aan de beide advocaten, ondermeer inhoudend dat er geen sprake is geweest van een aangezegde akte niet-dienen, en dat de akte non conclusie bij gebreke van tijdige indiening van een conclusie of uitstelverzoek automatisch is verleend;
- het faxbericht van 28 oktober 2010 van (de secretaresse van) mr. Van den Berg aan de rechtbank, met een gemotiveerd verzoek alsnog de gelegenheid te krijgen de conclusie van repliek in oppositie te nemen, met vermelding dat een kopie van dat bericht is verzonden aan mr. Quist;
- het faxbericht van 3 november 2010 van de rechtbank aan de beide advocaten, waarin wordt meegedeeld dat met toepassing van artikel 1.14 van het Procesreglement wordt toegestaan de conclusie van repliek in oppositie alsnog te nemen;
- het faxbericht van 8 november 2010 van mr. Quist aan de rechtbank;
- het faxbericht van 10 november 2010 van de rechtbank aan de beide advocaten;
- het faxbericht van 10 november 2010 van mr. Van den Berg aan de rechtbank.
Verzoekster, haar advocaat mr. Quist, de rechter, alsmede de advocaat van [naam opposant], mr. Van den Berg, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 21 december 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, is de rechter verschenen.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het faxbericht van mr. Quist aan de rechtbank d.d. 20 december 2010.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft in weerwil van zijn eerdere beslissing de conclusie van repliek in oppositie van de wederpartij te weigeren deze alsnog toegestaan, op een daartoe strekkend verzoek van de secretaresse van de advocaat van de wederpartij. De rechter heeft daarmee geen blijk gegeven van objectieve onpartijdigheid en het beginsel van hoor en wederhoor is daarbij geschonden.
Objectieve partijdigheid bestaat hierin dat de rechter over een zelfde zaak op verschillende momenten hetzelfde oordeelt. Hoewel de zaak voor vonnis staat, heeft de rechter nog een verzoek in behandeling genomen dat (mede) door de secretaresse van de advocaat van de wederpartij is ingediend. Het is advocaten volgens het Gedragsrecht niet toegestaan zich tot de rechtbank te wenden indien de zaak voor vonnis staat.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Voor zover het wrakingsverzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, alsmede op de stelling dat de civielrechtelijke procedure van verzoekster als opposant tegen [aanduiding opposant] als geopposeerde reeds voor vonnis stond, mist het verzoek feitelijke grondslag.
3.3
Aan de door verzoekster overigens aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.4
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de beslissingen die de rechter als rolrechter in meergenoemde civielrechtelijke procedure heeft genomen niet zozeer onbegrijpelijk zijn, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing kan worden ontleend voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de daartoe door verzoekster - beweerdelijk - gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het bepaalde in de artikelen 1.6 en 1.14 van het Landelijk procesreglement voor de civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken.
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 23 december 2010 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door jongste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.
De voorzitter en de oudste rechter zijn afwezig, om welke reden deze beslissing door de jongste rechter met de griffier is ondertekend.