ECLI:NL:RBROT:2010:BO8134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
340991 / HA ZA 09-2966
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerking en onrechtmatige daad in het kader van de Jongerenwerkapplicatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de beëindiging van de samenwerking tussen C3Group B.V. en de gemeente Rotterdam centraal. C3Group had de opdracht gekregen om een registratiesysteem voor het Rotterdamse jongerenwerk te ontwikkelen, de Jongerenwerkapplicatie (JWA). De gemeente beëindigde de samenwerking op 19 oktober 2007, na een rapport van Brighthouse Management BV dat de samenwerking als problematisch bestempelde. C3Group vorderde schadevergoeding, stellende dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door haar niet te horen voordat de bevindingen van het rapport aan derden werden gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld door C3Group niet vooraf te horen, wat leidde tot reputatieschade voor C3Group. De rechtbank verklaarde voor recht dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld en dat zij de door C3Group geleden schade diende te vergoeden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in samenwerkingsrelaties tussen publieke en private partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 340991 / HA ZA 09-2966
Vonnis van 3 november 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C3GROUP B.V.,
gevestigd te Leerdam,
eiseres,
advocaat mr. W.F. Veldstra,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Kleiweg de Zwaan.
Partijen zullen hierna C3Group en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de producties 1 tot en met 13,
- de conclusie van antwoord, met de producties 1 tot en met 17,
- de conclusie van repliek, met de producties 13 tot en met 28,
- de akte overlegging productie 29, van C3Group,
- de conclusie van dupliek, met de producties 18 tot en met 22.
2. Het geschil
2.1. C3Group vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de gemeente jegens C3Group toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomsten ter zake van de JWA en dat de gemeente de dientengevolge door C3Group geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden;
2. voor recht te verklaren dat de gemeente jegens C3Group onrechtmatig heeft gehandeld door de abrupte beëindiging van de samenwerking met C3Group en de wijze waarop zij dit heeft gedaan en dat de gemeente de dientengevolge door C3Group geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden;
3. primair:
a. de gemeente te veroordelen om aan C3Group te betalen een bedrag van € 936.891,= ter zake van de door C3Group als gevolg van de tekortkoming en/of onrechtmatige daad van de gemeente geleden en door haar begrote schade dan wel een andere door de rechtbank in goede justitie vast te stellen schadevergoeding, te vermeerderen met de rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van voldoening;
b. de gemeente te veroordelen om aan C3Group de door haar als gevolg van de tekortkoming en/of onrechtmatige daad van de gemeente geleden en te lijden gevolgschade te vergoeden, nader op te maken bij staat;
4. subsidiair:
de gemeente te veroordelen om aan C3Group de door haar als gevolg van de tekortkoming en/of onrechtmatige daad van de gemeente geleden schade en gevolgschade te vergoeden, nader op te maken bij staat;
5. een en ander met veroordeling van de gemeente in de kosten van deze procedure.
2.2. De gemeente voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van C3Group in de kosten van het geding en met verklaring dat deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.
3. De feiten
De rechtbank gaat uit van de navolgende tussen partijen niet in geschil zijnde feiten.
3.1. C3Group is een bedrijf dat digitale bedrijfsprocessen ontwikkelt, waaronder te begrijpen het uitvoeren van automatiseringsprojecten. Directeur van C3Group is [x].
3.2. MA'AT is een samenwerkingsverband van een aantal aan de Erasmus Universiteit verbonden onderzoekers, onder wie [y].
3.3. Eind november 2006 heeft de Dienst Jeugd Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam C3Group verzocht om een outline op te stellen voor een pilot, gericht op het ontwikkelen en implementeren van een registratiesysteem voor het Rotterdamse jongerenwerk; de Jongerenwerkapplicatie (hierna ook: JWA).
3.4. De voorstudie voor dit project was in handen van [x] (C3Group) en [y] (MA'AT) gezamenlijk. Het technische ontwerp en de bouw van de JWA zou door C3Group worden gerealiseerd, de implementatie onder leiding van [y] met ondersteuning van collega's van MA'AT en van C3Group.
Daarnaast waren een klankbordgroep (ook genoemd: "de 7up-club"), bestaande uit jongerenwerkers van diverse welzijnsinstellingen, een stuurgroep/werkgroep en een gebruikersgroep betrokken bij het project.
3.5. De gemeente heeft C3Group opdracht verleend voor ontwikkeling van de applicatie voor een vaste prijs van € 75.000,=.
3.6. Op 27 november 2006 is een door C3Group op 22 november 2006 opgestelde schriftelijke opdrachtbevestiging door de gemeente en C3Group ondertekend.
Deze opdrachtbevestiging houdt onder meer in (met onderstrepingen door de rechtbank):
"1. Inleiding en achtergrond
(…)
Met oog op de noodzakelijk geachte kwaliteitsimpuls in het Rotterdamse jongerenwerk heeft de stuurgroep voor de verschillende partijen die relevant zijn bij deze kwaliteitsontwikkeling van het Rotterdamse Jongerenwerk, aanbevelingen geformuleerd richting het college van B&W van Rotterdam, de deelgemeenten en de welzijnsinstellingen en verzocht de aanbevelingen van de stuurgroep te onderschrijven. Binnen het bestek van het ontwikkelen van een informatie en registratiesysteem voor het jongerenwerk in Rotterdam zijn de volgende aanbevelingen van belang:
? Het onderschrijven van de behoefte aan een kwaliteitsimpuls in het Rotterdamse Jongerenwerk.
? Aan deze kwaliteitsimpuls ook met inzet van eigen middelen en mogelijkheden bij te dragen.
? Geef JOS de opdracht om in overleg met alle partijen een registratiesysteem voor het Rotterdamse Jongerenwerk te ontwikkelen dat aansluit bij de werkprocessen, verantwoordingskaders en dat tevens relevante beleidsinformatie oplevert.
? Deelgemeenten worden verzocht de bereidheid uit te spreken om in principe deel te nemen aan een stedelijk hanteerbaar registratiesysteem voor het Jongerenwerk.
? Welzijnsinstellingen worden verzocht de bereidheid uit te spreken om te gaan werken met een stedelijk te hanteren registratiesysteem voor het jongerenwerk.
Op basis van haar ervaring met de ontwikkeling van dergelijke registratie systemen heeft de C3Group BV het verzoek gekregen om als hoofdaannemer te functioneren en in[y]we s[y] en de firma MA'AT, een pilot uit te voeren waarin een dergelijk systeem wordt ontwikkeld en ism enkele deelgemeenten wordt geïmplementeerd.
(…)
1.2. Opdrachtomschrijving
De opdrachtomschrijving met betrekking tot deze (applicatie)ontwikkelingsopdracht in samenwerking met het uitvoerend jongerenwerk en (2 of 3) deelgemeenten.:
De opdracht omvat
? Voorontwerp en draagvlak
? Klankbord groep en werkgroep
? Opstelling van programma van eisen
? Opstellen functioneel ontwerp
? technische realisatie
? Waarna implementatie ism enkele deelgemeente zal volgen.
1.3. Uitgangspunten en randvoorwaarden bij de realisatie
Bij de realisatie van dit project gelden de volgende uitgangspunten en voorwaarden:
? (…)
? De Ontwikkelingskosten van de applicatie komen ten laste van JOS. De implementatiekosten zullen worden gefinancierd door de pilot deelgemeenten en instellingen.
? De gemeente Rotterdam/JOS krijgt het gebruiksrecht op de basis applicatie en binnen de deelgemeenten waarmee ook een onderhoudsovereenkomst wordt afgesloten.
? De nieuwe applicatie levert een bijdrage in ketensamenwerking door workflow ondersteuning en datakoppelingen
? Er zal een beheer en onderhoudscontract worden afgesloten per deelgemeente en participerende instelling waaraan het gebruiksrecht van de applicatie zal worden gekoppeld.
? Zowel de deelgemeenten als JOS kunnen werkgroep en klankbord groep leden voordragen waarna de opdrachtnemer deze samenstelt.
(…)
3.1. Mensinzet
Voor het uitvoeren van de opdracht van ontwerp tot implementatie in alle betrokken pilot gemeenten is een doorlooptijd van 4 maanden gepland.
(…)
De technische realisatie van de jongerenwerk applicatie zal worden uitgevoerd door programmeurs en systeemontwerpers van de C3Group.
De implementatie van de jongerenwerkapplicatie bij de deelgemeenten zal worden[y]gevo[y] met ondersteuning van collega's van MA'AT en de C3Group.
De kosten van implementatie en beheer van de applicatie in de pilot deelgemeenten zullen worden gedragen door de betrokken deelgemeenten en zorginstellingen. De beschreven planning is mede afhankelijk van de inzet van deze pilot deelgemeenten.
3.3. Fixed price begroting
Voor JOS geldt een fixed price begroting voor realisatie van fase 1 en 2 van dit project. De financiering van de overige fase zal worden afgestemd met de betrokken deelgemeenten en instellingen.
(…)
Deze overeenkomst heeft betrekking op de ontwikkelkosten van deze jongerenwerk applicatie. Voor de overige kosten mbt de implementatie ect., zullen overeenkomsten worden gesloten met de deelnemende deelgemeenten en welzijnsinstelling. (…)".
3.7. Op 19 december 2006 is een vervolgopdracht door de gemeente gegeven aan C3Group voor uitwerking van de JWA in de deelgemeente Feijenoord.
3.8. In de loop van 2007 is tussen partijen discussie ontstaan over de uitvoering van de opdracht en het vervolg daarop. In overleg met C3Group heeft de gemeente aan onderzoeksbureau Brighthouse Management BV opdracht gegeven te rapporteren over de ontstane situatie.
3.9. Op 18 oktober 2007 heeft Brighthouse ([z]) haar bevindingen gepresenteerd, onder meer inhoudende (onderstrepingen door rechtbank):
"Bevindingen
? JOS heeft onvoldoende regie gevoerd op het project
? JOS heeft voorwaarden geaccepteerd die 'ongebruikelijk' zijn (Algemene Voorwaarden C3 Group en vooruitbetaling)
? C3 Group maakt gebruik van gebrek aan regie en verwerft positie waarbij JOS in afhankelijke rol komt te verkeren
? Samenwerking tussen MA'AT en JOS zeer moeizaam
? De structuur van het project (opdrachtgever, projectleiding, stuurgroep, werkgroep e.d.) heeft niet adequaat gewerkt
? Huidig contract biedt geen goede basis voor een eventuele vervolgfase
? Werkwijze van C3 Group is onvoldoende transparant en vanuit projectoogpunt niet professioneel, waardoor twijfel rijst over integriteit
? MA'AT is er niet in geslaagd haar eisen te verwezenlijken
? De huidige applicatie levert mogelijkheden tot registratie van meeste relevante gegevens
? Managementinformatie en analysemogelijkheden nog onvoldoende aansluitend op bestek
? Beheer en veiligheid nog niet duidelijk "
3.10. Op 19 oktober 2007 heeft de gemeente de samenwerking met C3Group beëindigd.
3.11. De gemeente heeft de tussen partijen overeengekomen som van € 75.000,= voldaan.
3.12. In een kort geding tussen C3Group als eiseres en Brighthouse als gedaagde heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch op 25 april 2008 vonnis gewezen, dat onherroepelijk is geworden. Daarin is onder meer opgenomen:
"4.3. Het verwijt dat de inhoud van de bevindingen zoals deze door Brighthouse aan de gemeente Rotterdam zijn gepresenteerd onjuist en omgefundeerd is, komt vooralsnog gegrond voor. Brighthouse heeft aangevoerd dat de bevindingen zijn gebaseerd op verklaringen van bij bet project betrokken partijen. Dit komt echter niet naar voren in de wijze waarop de bevindingen in het document "Quickscan en doorstart JWA Rotterdam" worden gepresenteerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt door de stellingen 'C3Group maakt gebruik van gebrek aan regie en verwerft positie waarbij JOS in een afhankelijke rol komt te verkeren' en 'werkwijze van C3Group is onvoldoende transparant en vanuit projectoogpunt niet professioneel, waardoor twijfel rijst over integriteit' de suggestie gewekt dat Brighthouse heeft geconstateerd dat C3Group misbruik maakt van de situatie bij JOS en dat C3Group niet integer is.
4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het hier om beschuldigingen die, met name indien zij onjuist zijn, jegens C3Group onrechtmatig zijn. De juistheid van deze beschuldigingen dient door Brighthouse te worden aangetoond. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat voornoemde stellingen uitsluitend zijn gebaseerd op waarnemingen van Brighthouse op grond van uitlatingen van de 7upclub. Daarnaast heeft [z] ter zitting aangegeven dat hij zelf ook twijfels had over de integriteit van C3Group door de uitlating van [x] "Er is niets gestructureerd, welkom in de gemeente". Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit onvoldoende om de betrokken aantijgingen te kunnen dragen.
4.5. Gelet op het voorgaande en omdat de onder 4.3 genoemde stellingen op geen enkele wijze ondersteund worden door (andere) feiten, acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat deze beschadigende en diffamerende stellingen onjuist en ongefundeerd zijn. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de inhoud van deze stellingen onrechtmatig jegens C3Group is.
4.6. Het ligt voor de hand dat C3Group door die uitlatingen in het rapport van Brighthouse schade lijdt, althans dat de kans dat zij schade lijdt uitermate reëel is, al was het maar schade in de vorm van naamsbeschadiging c.q. reputatieschade. C3Group heeft daarom zonder meer belang bij een voorziening die er toe strekt dat de schade verder wordt beperkt en zelfs hersteld. Het ligt op de weg van Brighthouse om daaraan mede te werken. De vordering tot het doen uitvoeren van een rectificatie zal daarom worden toegewezen."
4. De beoordeling
4.1. C3Group legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de gemeente jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de gesloten overeenkomst(en), alsmede dat de gemeente onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
C3Group heeft hiertoe bij dagvaarding aangevoerd dat, mede gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid:
a) de gemeente ten onrechte geen gevolg heeft gegeven aan de verwachting (ontstaan door toezeggingen en daarop aansluitende handelingen) dat er een meerjarige (vervolg)overeenkomst zou worden gesloten;
b) dat de gemeente ten onrechte geen gevolg heeft gegeven aan de verwachting dat zij de ontwikkelde applicatie warm zou aanbevelen bij de deelgemeenten en dat voor de gemeente de inspanningsplicht was ontstaan om er voor te zorgen dat het systeem door deelgemeenten en hulporganisaties zou worden overgenomen (dit gelet op de aard van de overeenkomst, de kenbare motieven van C3Group om het systeem uit te rollen en gelet op de aanzienlijke investeringen door C3Group);
c) dat de gemeente niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het besluit om het project niet voort te zetten (C3Group is tevoren niet gehoord over de bevindingen van Brighthouse, noch over het voornemen tot beëindiging van de samenwerking, noch is zij in gebreke of in staat gesteld om de beweerde problemen op te lossen);
d) dat de door de gemeente gekozen handelwijze de meest schadelijke was voor C3Group, nu zij zich (ten onrechte) heeft beroepen op argumenten betreffende de betrouwbaarheid en integriteit van C3Group en deze kenbaar heeft gemaakt aan derden.
Bij repliek heeft C3Group haar verwijten aan het adres van de gemeente opnieuw geformuleerd. De rechtbank leidt hieruit af dat C3Group ter nadere onderbouwing van de gestelde grondslag wenst aan te voeren:
e) dat de geleverde applicatie voldeed aan de daaraan gestelde eisen en dat de gemeente zonder gegronde reden het advies van Brighthouse naast zich heeft neergelegd om de door C3Group ontwikkelde applicatie in te voeren;
f) dat de presentatie van de bevindingen van Brighthouse - die door de gemeente klakkeloos zijn overgenomen - schade heeft toegebracht, waarbij de gemeente aansprakelijk is voor de gevolgen van de door deze hulppersoon van de gemeente gepleegde onrechtmatige daad.
Daarnaast heeft C3Group ter adstructie van de gestelde onrechtmatige daad als grondslag van haar vorderingen, betoogd (repliek 55 e.v.) dat de gemeente bij haar besluit om de samenwerking te beëindigen in strijd heeft gehandeld met een aantal algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank vat dit betoog zo op dat de gestelde schendingen van beginselen als volgt betrekking hebben op de hiervoor al genoemde concrete verwijten:
- het vertrouwensbeginsel: betreft de verwijten onder a en b,
- het zorgvuldigheidsbeginsel: betreft de verwijten onder c en f,
- het materiële zorgvuldigheidsbeginsel (evenredigheid): betreft het verwijt onder d,
- het motiveringsbeginsel: betreft het verwijt onder e.
4.2. De gemeente heeft als verweer hiertegen - kort samengevat - aangevoerd:
- dat er geen overeenstemming bestond over de invulling of modaliteiten van eventuele vervolgopdrachten en dat zij geen toezeggingen heeft gedaan over de uitrol van de applicatie bij de diverse instellingen (dit mede gelet op de zelfstandige positie van die instellingen),
- dat (subsidiair) een overeenkomst van opdracht als de onderhavige te allen tijde kan worden opgezegd door de opdrachtgever op grond van artikel 7: 408 BW, hetgeen zij heeft gedaan,
- dat er geen verplichting voor de gemeente bestond om te onderhandelen over de totstandkoming van vervolgovereenkomsten (niet de gemeente maar de instellingen zouden nadere contracten sluiten; C3Group heeft in de omstandigheden van het geval niet zonder meer kunnen rekenen op vervolgopdrachten),
- dat zij betwist een inspanningsverplichting als door C3Group gesteld te hebben gehad, maar dat zij desalniettemin het nodige heeft geprobeerd om de instellingen mee te krijgen,
- dat de gemeente goede redenen had om niet verder samen te werken met C3Group (de bouw van het systeem was enorm vertraagd; er was onvoldoende draagvlak gecreëerd),
- dat het niet horen van C3Group voorafgaand aan de beslissing tot beëindiging van de samenwerking niet een tot onrechtmatigheid leidende schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is, nu C3Group later alsnog in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt naar voren te brengen en dit niet heeft geleid tot een andere beslissing, zodat geen sprake is van benadeling,
- dat het delen van de bevindingen van Brighthouse met de leden van de 7up-club niet onrechtmatig is geweest (deze waren nauw bij de advisering betrokken en hun standpunt was mede aanleiding tot het onderzoek; de inhoud van de gedane mededelingen is ook niet dermate diffamerend dat deze onrechtmatig is; bovendien was tussen partijen geen geheimhouding afgesproken).
4.3. Ad 4.1.a
4.3.1. De rechtbank stelt voorop dat C3Group geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van een schending van contractuele verplichtingen door de gemeente. Het betoog van C3Group is gebaseerd op het beëindigen van de samenwerking door geen vervolgopdrachten te bewerkstelligen. C3Group zelf spreekt van de intentie of bedoeling om vervolgprojecten te realiseren. Een contractuele gehoudenheid van de gemeente kan daar niet op worden gebaseerd.
4.3.2. C3Group stelt verder (repliek 15 tot en met 18) dat sprake is geweest van een toezegging, volgend uit afspraken met betrekking tot de implementatie en het beheer van de applicatie en het uitrollen ervan in de deelgemeenten, blijkend uit de artikelen 1.2, 1.3, 3.1 en 3.3 van de overeenkomst. C3Group spreekt in dit kader ook van een gezamenlijk doel en stelt dat zij met het oog op vervolgopdrachten bereid was tot een investering in ontwikkelkosten, die veel hoger waren dan de fixed price van € 75.000,=.
De gemeente heeft (bij dupliek 6) in dit kader verwezen naar artikel 3.3 (zie hiervoor, onder 3.6), stellend dat daaruit volgt dat voor de implementatie, beheer en onderhoud nog aparte overeenkomsten dienden te worden gesloten met "derden" (deelgemeenten en welzijnsinstellingen), hetgeen in de visie van de gemeente nog niet betekent dat zij gehouden is vervolgafspraken te maken.
Reeds omdat voor vervolgopdrachten nog geen prijzen waren besproken, laat staan afgesproken, en ook de overige modaliteiten voor vervolgopdrachten nog niet waren ingevuld, was geen sprake van voldoende bepaalbare verbintenissen en heeft voor de gemeente geen juridische gebondenheid bestaan ten aanzien van mogelijke vervolgopdrachten. Daar komt bij dat de vervolgopdrachten gegeven zouden moeten worden door deelgemeenten en welzijnsinstellingen, waarbij - anders dan C3Group blijkbaar doet - niet kan worden aangenomen dat de gemeente de (volledige) zeggenschap zou hebben en/of de wil tot het verstrekken van vervolgopdrachten zou kunnen opleggen.
Voor zover door de gemeente uitlatingen zijn gedaan die door C3Group zijn opgevat als toezeggingen om vervolgopdrachten te bewerkstelligen, heeft C3Group om deze redenen die uitlatingen niet als bindende toezegging mogen begrijpen.
Op deze grond is evenmin sprake geweest van een onderhandelingssituatie waarin het de gemeente niet meer zou hebben vrijgestaan die onderhandelingen af te breken.
4.3.3. De door C3Group gestelde omstandigheid dat zij voor de ontwikkeling van de applicatie aanzienlijk meer investeringen heeft moeten doen - naar de rechtbank begrijpt: in door haar medewerkers hieraan bestede tijd - dan gedekt werd door de overeengekomen prijs voor de ontwikkeling van de applicatie, kan hieraan niet afdoen. Het risico dat C3Group heeft genomen door uren te investeren zonder de contractuele garantie dat deze zouden kunnen worden terugverdiend, dient als - onverplicht op zich genomen - ondernemersrisico voor haar rekening te blijven.
4.4. Ad 4.1.b
4.4.1. Het voorgaande laat in de omstandigheden van het geval het uitgangspunt onverlet dat C3Group in beginsel mocht verwachten dat ook de inspanningen van de gemeente zich, mede met het oog op de belangen van C3Group, zouden richten op het (doen) realiseren van vervolgprojecten met C3Group als uitvoerende partij. Indien de gemeente dit niet heeft gedaan, zou onder omstandigheden sprake kunnen zijn van tot onrechtmatigheid leidende onzorgvuldigheid jegens C3Group.
Afwijking van genoemd uitgangspunt moet evenwel gerechtvaardigd worden geacht indien sprake is geweest van zodanige ontwikkelingen dat de gemeente in redelijkheid de samenwerking heeft kunnen beëindigen (en dus bedoelde inspanningen heeft kunnen staken).
Tegen deze achtergrond zullen de omstandigheden nader worden beschouwd op grond waarvan de gemeente stelt de samenwerking te hebben beëindigd. De gemeente stelt goede redenen te hebben gehad om niet verder samen te werken met C3Group.
4.4.2. Bij antwoord (onder 7 en 16) heeft de gemeente betoogd dat ingevolge de planning het technisch ontwerp en de bouw van de eerste versie van de applicatie op 31 december 2006 gereed zouden zijn, waarna in februari 2007 de applicatie binnen de eerste instelling geïmplementeerd zou kunnen worden, terwijl feitelijk pas op 12 juni 2007 een eerste versie van de applicatie is gepresenteerd. Bij repliek heeft C3Group in reactie hierop aangevoerd dat het functionele ontwerp in december 2006 gereed was, maar dat zij voor het opstellen van de definitieve functionele specificaties afhankelijk was van de feedback vanuit de 7up-club (repliek 14). De gemeente heeft dit laatste vervolgens niet, althans niet gemotiveerd, bestreden. In feite herhaalt zij bij dupliek (onder 20) slechts haar stelling dat de bouw van het systeem enorm is vertraagd. Dit zegt echter niets over de vraag of die vertraging aan C3Group kan worden toegerekend. Om deze reden zal de rechtbank deze stelling van de gemeente passeren.
4.4.3. Verder heeft de gemeente bij antwoord aangevoerd (onder 4, 9 en 17 e.v.) dat zij het van groot belang achtte dat er draagvlak voor de applicatie werd gecreëerd, nu op het moment van het sluiten van de overeenkomst nog onduidelijk was welke instellingen bereid zouden zijn om te gaan werken met een stedelijk te hanteren registratiesysteem voor het jongerenwerk. Om die reden is het draagvlak als uitdrukkelijke eis opgenomen in de opdrachtomschrijving en zijn ook een klankbordgroep (ook genoemd de 7up-club) en een werkgroep/stuurgroep in het leven geroepen.
De gemeente stelt verder (onder verwijzing naar de producties 8, 9 en 10) dat bij de demonstratie op 29 juni 2007 aan de 7up-club kritiek en commentaar werden geuit, waarmee C3Group aan de slag is gegaan.
Bij het op 31 juli 2007 maken van nadere afspraken over een proefinvoering van de applicatie is onder meer afgesproken dat pas tot proefinvoering kon worden overgegaan wanneer aan drie randvoorwaarden zou zijn voldaan, waaronder de voorwaarden dat er positief geadviseerd zou zijn door de 7up-club en dat de applicatie door de stuurgroep zou zijn goedgekeurd (productie 13 met bijlagen).
Vervolgens heeft op 7 september 2007 een gesprek plaatsgevonden tussen de gemeente, C3Group en MA'AT (productie 14), aldus de gemeente, die stelt dat partijen het met elkaar eens waren dat de samenwerking met C3Group en MA'AT op dat moment problematisch was en dat er weinig vertrouwen was dat de applicatie voldeed aan de eisen die het uitvoerende veld stelt. Volgens de gemeente zijn partijen daarbij overeengekomen dat de gemeente een derde zal inschakelen, die in overleg met C3Group, MA'AT en de gemeente zal vaststellen in hoeverre er sprake is van "discrepanties" in de uitwerking van het bestek.
Genoemde productie 14 omvat onder andere een verslag van de bespreking op 7 september 2007. Daarin is onder meer opgenomen:
" Op 7 september wa[x]nwezig: [x] (C3 [y]p), [y] (M[A]), [A] en [B] (beiden JOS)
Wij hebben toen het volgende met elkaar besproken c.q. vastgesteld:
1. iedereen deelt de analyse van [A]:
a. de onderlinge verhouding tussen C3 group en MA'AT is problematisch; er is sprake van onderling wantrouwen en soms van onvolledige of misinformatie
b. weinig vertrouwen dat de applicatie voldoet aan de eisen die het veld er aan stelt - vooral gebruiksgemak voor de uitvoerend werkers en het ontbreken van analysemogelijkheden
c. implementatie:
i. onenigheid over inhoud en vorm
ii. hoge kosten
d. hoge exploitatiekosten
Aanvullend hierop:
[y]:
(…)
- de 7-up club heeft veel commentaar op de applicatie - vooral mbt de opstart en de analyse
[x]:
- Ervaart geen grote problemen met het bestek; [c] en [y] hebben samen afspraken gemaakt over het verwerken van alle kritiekpunten van de 7-up club
-Er is groot verschil tussen de visie van de 7-up club en het jongerenwerkerspanel over de applicatie; dat heeft te maken met het managen van de verwachtingen
2. (…)
(…)
3. bestek
(…)
d. Afspraak = JOS zoekt een derde partij die in constructief overleg samen met [y] en [x] + de technische mensen van MA'AT, C3 en JOS vaststelt in hoeverre de discrepanties van de uitwerking van het bestek in de voorliggende applicatie feitelijk en intentioneel. [y] maakt een voorbehoud bij deze afspraak omdat hij hier nog over wil nadenken - inmiddels heeft hij op 10 september telefonisch aan ondergetekende laten weten akkoord te gaan met deze afspraak.
4. vervolgoverleg:
a. na de quick scan vervolgen we het overleg; dan gaat het over de uitkomsten van de quick scan en het onderling vertrouwen tussen opdrachtnemers onderling en tussen opdrachtnemers en opdrachtgever. "
Vervolgens is, zo betoogt de gemeente, met instemming van C3Group aan adviesbureau Brighthouse opdracht verleend om een zogenoemde "quick scan" uit te voeren, hetgeen heeft geleid tot een presentatie op 18 oktober 2007 door Brighthouse van haar bevindingen aan de gemeente en de 7up-club.
De gemeente stelt dat Brighthouse heeft geadviseerd om door te gaan met de applicatie zoals die er lag, maar niet tot verdere ontwikkeling over te gaan.
Verder stelt de gemeente (antwoord 24) dat bij de presentatie bleek dat er binnen de 7up-club geen draagvlak meer was voor de applicatie. Daarbij verwijst de gemeente naar de producties 16 en 17, waarvan onderdeel uitmaakt een e-mailbericht van 19 oktober 2007 van de gemeente aan leden van de 7up-club, waarin de navolgende kanttekeningen zijn opgenomen:
"(…) Door jullie zijn de volgende, breed gedragen, standpunten naar voren gebracht:
- De applicatie zoals hij er nu ligt sluit volstrekt niet aan op de werkprocessen. Het biedt uitsluitend de mogelijkheid tot registratie van gegevens ("een duur notitieblok").
- De kwaliteit van het programma van eisen was onvoldoende, waardoor het geen eenduidig inzicht gaf in wat concreet zou moeten worden opgeleverd.
- Er wordt ingeschat dat het nog een hele tour wordt, zo niet onmogelijk is, om de nodige management informatie en analysemogelijkheden zonder verdere kosten, snel toegevoegd te krijgen.
- Er is geen vertrouwen meer in de leverancier C3 Group. Dat geldt voor de kwaliteit van de oplossing, maar vooral de wijze waarop C3 Group is omgegaan met ons als klant. Dit wordt geen basis geacht voor verdere samenwerking en een ongewenste afhankelijke positie in de toekomst.
Conclusie is dat de samenwerking met C3 nu wordt gestopt. (…)".
Op 19 oktober 2007 heeft de gemeente C3Group laten weten dat de samenwerking wordt beëindigd. Volgens de gemeente was zij door het rapport van Brighthouse gesterkt in haar standpunt dat de applicatie nog niet voldeed. Er is niet voor gekozen om de applicatie (toch) in te voeren, omdat het systeem onvoldoende draagvlak genoot van de mensen die ermee dienden te werken (antwoord 29).
4.4.4. Volgens C3Group was er bij de demonstratie op 29 juni 2007 geen sprake van serieuze kritiek op de applicatie, doch had de bijeenkomst het kenmerk van een brainstormsessie, waaruit wensen naar voren zijn gekomen om het geheel nog gebruikersvriendelijker te maken, welke wensen zijn verwerkt. Volgens C3Group voldeed de applicatie aan alle eisen van het bestek (repliek 33 tot en met 40) en was de groep jongerenwerkers die op 12 juli 2007 de applicatie in de praktijk hebben getest, enthousiast (repliek 36), terwijl de 7up-club de applicatie niet zelf in de praktijk heeft geprobeerd (repliek 37).
Volgens C3Group blijkt uit productie 11, een door MA'AT opgesteld en aan de gemeente ter kennis gebracht stuk, dat [y]/MA'AT achter haar rug om bezig was om de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van C3Group bij de gemeente in een verkeerd daglicht te stellen, hetgeen een eigen leven is gaan leiden en er uiteindelijk toe heeft geleid dat de gemeente - na het onderzoek van Brighthouse - de overeenkomst met C3Group heeft beëindigd. C3Group stelt dat de gemeente onzorgvuldig jegens haar heeft gehandeld door haar verdere handelwijze te baseren op dit door Masson opgestelde document, zonder daarover hoor en wederhoor toe te passen, terwijl zij wist of behoorde te weten dat Masson een eigen commercieel belang had bij het aan de kant zetten van C3Group (repliek 41).
C3Group betwist dat op 31 juli 2007 is afgesproken dat pas tot proefinvoering zou kunnen worden overgegaan als aan de gestelde voorwaarden zou zijn voldaan. C3Group stelt dat deze afspraken zo niet zijn gemaakt waaraan niet afdoet dat zij ze in de memo niet direct heeft bestreden (repliek 43).
Ten aanzien van het overleg van 7 september 2007 betoogt C3Group dat zij de in het door de gemeente overgelegde gespreksverslag vastgelegde conclusies niet deelt - in het bijzonder bestrijdt C3Group dat er geen vertrouwen zou zijn geweest dat de applicatie aan de eisen voldeed (zie repliek 45) - en dat zij heeft ingestemd met de inschakeling van Brighthouse omdat ook zij ervoer dat de samenwerking met MA'AT moeizaam verliep en zij dit uit de wereld wilde helpen. Zij stelt er op te hebben vertrouwd dat Brighthouse de positie van Masson wel zou doorzien, maar dat dit achteraf bezien een onjuiste inschatting is geweest en Masson zijn zin heeft gekregen (repliek 44, 45 en 46).
Zonder de conclusies van het onderzoek door Brighthouse tevoren voor commentaar aan C3Group voor te leggen, heeft de gemeente de overeenkomst met C3Group onmiddellijk beëindigd, aldus C3Group.
4.4.5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft C3Group met het voorgaande niet kunnen weerleggen dat sprake is geweest van zodanige ontwikkelingen dat de gemeente in redelijkheid de samenwerking heeft kunnen beëindigen.
4.4.6. In het bijzonder betwist C3Group niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat de verkrijging van draagvlak voor de applicatie binnen de 7up-club voor de gemeente van groot belang was. Zij betwist voorts onvoldoende concreet en stellig de door de gemeente gestelde afspraken, gemaakt op 31 juli 2007, onder meer inhoudende dat pas tot proefinvoering kon worden overgegaan wanneer aan de randvoorwaarde zou zijn voldaan dat er positief geadviseerd zou zijn door de 7up-club. C3Group stelt slechts dat deze afspraken zo niet zijn gemaakt, doch zij geeft op geen enkele wijze aan wat er dan wel zou zijn besproken of afgesproken, terwijl dat wel op haar weg heeft gelegen.
De rechtbank neemt op basis hiervan als vaststaand aan dat voor gebruikmaking van de door C3Group ontwikkelde applicatie een draagvlak bij de 7up-club voorwaarde is geweest.
4.4.7. Uiteindelijk is dit draagvlak er niet, althans in onvoldoende mate, gekomen naar het oordeel van de gemeente. De gemeente heeft zich hierbij in de kern gebaseerd op de kanttekeningen die de 7up-club heeft geplaatst bij gelegenheid van de presentatie door Brighthouse van haar rapport op 18 oktober 2007 (zie hiervoor, onder 4.4.3). Deze kanttekeningen - die grotendeels op de applicatie zelf betrekking hebben en slechts ten dele op het in C3Group gestelde vertrouwen - en de daarop gebaseerde conclusie van de gemeente dat er binnen de 7up-club geen draagvlak meer was voor de applicatie, zijn door C3Group bij repliek niet weersproken.
Gesteld noch gebleken is dat voormelde op 18 oktober 2007 door de 7up-club geplaatste kanttekeningen slechts van ondergeschikte aard waren. Uit de door de gemeente bij repliek (onder 24) aangehaalde passages uit de desbetreffende producties dient veeleer het tegendeel te worden afgeleid. Bovendien lagen de op 18 oktober 2007 geplaatste kanttekeningen in lijn met de kritiekpunten die naar voren waren gebracht bij de bespreking op 7 september 2007 en die de aanleiding hadden gevormd tot het onderzoek door Brighthouse. C3Group heeft het verslag van de bespreking van 7 september 2007 niet voldoende gemotiveerd bestwist. De stelling dat zij de hierin vastgelegde conclusies niet deelt, vormt geen betwisting van de juistheid van het verslag als vastlegging van het besprokene.
4.4.8. Het voorgaande betekent dat in rechte moet worden geoordeeld dat de gemeente op 18 oktober 2007 in redelijkheid heeft kunnen menen dat het benodigde draagvlak binnen de 7up-club niet tot stand was gekomen.
4.4.9. Voorts vormen de stellingen van C3Group in feite een bevestiging van de stelling van de gemeente dat de samenwerking tussen C3Group en MA'AT problematisch was geworden. C3Group heeft zelf aangevoerd dat [y]/MA'AT achter haar rug om bezig was om de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van C3Group te ondermijnen, hetgeen er volgens C3Group uiteindelijk toe heeft geleid dat de gemeente - na het onderzoek van Brighthouse - de overeenkomst met C3Group beëindigde. Dit duidt juist op ontwikkelingen die de gemeente mede aanleiding hebben kunnen geven de samenwerking te beëindigen. In dit kader kan in het midden blijven of de uitlatingen van [y] juist dan wel misleidend zijn geweest, nu zulks in de samenwerkingsrelatie met de gemeente voor risico van C3Group dient te blijven. [y]/MA'AT was immers samen met C3Group als contractspartij, dan wel in haar (onder)opdracht, betrokken in het project.
4.5. Ad 4.1. c en e
4.5.1. Uit het voorgaande volgt voorts dat, nu het ontbreken van draagvlak redengevend is kunnen zijn voor het niet invoeren van de applicatie en de gemeente daar een beroep op heeft gedaan, de bevindingen van Brighthouse voor de beëindiging van de samenwerking geen doorslaggevende betekenis hebben. Of het ontbreken van draagvlak binnen de 7up-club al dan niet unaniem was, kan in het midden blijven. Evenmin bepalend is of de applicatie voldeed aan de in "het bestek" opgenomen eisen, zoals C3Group stelt. De enkele constatering dat het draagvlak niet tot stand was gekomen, is voor de gemeente redengevend kunnen zijn om de applicatie niet in te willen voeren en om die reden de samenwerking te beëindigen.
4.5.2. Slechts onder bijzondere omstandigheden zou dit anders kunnen zijn, in het bijzonder op grond van gedragingen van de gemeente zelf. De enkele stelling (bij repliek 54) dat het draagvlak door de gemeente zelf omver is gehaald, is daarvoor onvoldoende. Uit hetgeen hiervoor is overwogen (onder 4.4.7) volgt dat het draagvlak niet tot stand is gekomen in de periode vóór 18 oktober 2007, zodat zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - niet valt in te zien dat sprake is geweest van het "omver halen" van een draagvlak. Ook overigens zijn er geen concrete feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die de conclusie kunnen dragen dat het ontbreken van draagvlak binnen de 7up-club aan de gemeente zelf is toe te rekenen en om die reden door haar niet aan C3Group kan worden tegengeworpen.
4.5.3. Nu verder niet aan de orde is de vraag of C3Group ter zake van de aan haar verleende opdracht in verzuim is geweest in de zin van artikel 6: 81 BW - de gemeente heeft bovendien de volledige overeengekomen som betaald - maar de vraag of sprake is geweest van zodanige ontwikkelingen dat de gemeente heeft kunnen afzien van verdere samenwerking, treft geen doel de stelling van C3Group dat zij niet in gebreke is gesteld.
Hierop stranden de onder c en e geformuleerde verwijten jegens de gemeente.
4.6. Ad 4.1. d en f
4.6.1. Wel treffen doel het verwijt dat de door de gemeente gekozen handelwijze de meest schadelijke was voor C3Group nu zij zich (ten onrechte) heeft beroepen op argumenten betreffende de betrouwbaarheid en integriteit van C3Group en deze kenbaar heeft gemaakt aan derden, alsmede het verwijt dat de presentatie van de - klakkeloos overgenomen - bevindingen van Brighthouse schade heeft toegebracht. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
4.6.2. C3Group heeft bij dagvaarding betoogd dat de gemeente de jongerenwerkers en welzijnsorganisaties van alle deelgemeenten van Rotterdam en de betrokken zorginstellingen op de hoogte heeft gesteld van de beëindiging van de samenwerking met C3Group, waarbij genoemde derden kennis hebben genomen van de inhoud en conclusies van het rapport van Brighthouse. C3Group heeft aangevoerd dat het rapport C3Group in opspraak bracht en voor haar zakelijk zeer schadelijk was. Indien C3Group tevoren in de gelegenheid was gesteld om haar visie op het rapport te geven zou zij in de gelegenheid zijn geweest om de conclusies van het rapport als onjuist te ontzenuwen, aldus C3Group. De gemeente heeft de indruk gewekt en versterkt dat op de betrouwbaarheid en integriteit van C3Group veel viel aan te merken en dat zij als zodanig ongeschikt was als contractpartner van de overheid.
4.6.3. In reactie hierop heeft de gemeente bij antwoord (onder 26) aangevoerd dat de instellingen en de deelgemeenten in algemene zin zijn geïnformeerd over het stopzetten van de opdracht aan C3Group, waarbij als reden is gegeven dat er onvoldoende draagvlak bestond voor de invoering van de applicatie en waarbij de inhoud van de quick scan van Brighthouse niet is besproken of opgestuurd. Wel waren enkele jongerenwerkers, werkzaam bij de welzijnsinstellingen, aanwezig bij de presentatie, zijnde leden van de 7up-club.
Voor wat betreft de inhoud van het rapport van Brighthouse stelt de gemeente dat daarin een aantal bevindingen staat die niet door C3Group zijn weersproken en die wel terecht zijn (zie conclusie van antwoord 28) en dat zij daardoor in het standpunt is gesterkt dat de applicatie nog niet voldeed.
4.6.4. C3Group heeft vervolgens een en ander gemotiveerd betwist. Bij repliek heeft zij aangevoerd (repliek 49) dat uit de e-mail zijdens de gemeente van 19 oktober 2007 (productie 6), verstuurd aan een aantal partijen, blijkt dat niet zozeer de kwaliteit van het product als reden werd genoemd om te stoppen, maar kritiek op de betrouwbaarheid van C3Group als zakenpartner. Dit betreft het aspect:
"Er is geen vertrouwen in de leverancier C3 Group. Dat geldt voor de kwaliteit van de oplossing, maar vooral de wijze waarop C3 Group is omgegaan met ons als klant. Dit wordt geen basis geacht voor verdere samenwerking en een ongewenste afhankelijke positie in de toekomst."
C3Group wijst er daarbij op dat deze e-mail is verzonden aan de volgende partijen:
- het Bestuurlijk Documentensysteem van de Gemeente Rotterdam,
- Welzijnsorganisatie Knooppunt Kralingen,
- Jongereninformatiepunt van de gemeente Rotterdam,
- Jongerenwerkorganisatie Buurtwerk-Alexander te Rotterdam,
- Stichting Welzijn Feijenoord,
C3Group stelt dat daardoor de informatie feitelijk op straat lag.
Voor wat betreft de presentatie stelt C3Group dat deze op zichzelf al ernstige schade heeft toegebracht aan haar reputatie.
4.6.5. De gemeente heeft bij dupliek haar standpunt gehandhaafd. Voor wat betreft de presentatie heeft zij nog aangevoerd dat de leden van de 7up-club nauw bij de advisering waren betrokken en hun standpunten mede de aanleiding vormden tot het onderzoek van Brighthouse, alsmede dat tussen partijen geen geheimhouding was afgesproken. De e-mail van 19 oktober 2007 is aan de desbetreffende leden toegezonden alsmede naar enkele ambtenaren binnen de gemeente die bij het project betrokken waren, aldus de gemeente (dupliek 27). Aldus acht ook de gemeente het mogelijk dat de welzijnsinstellingen waarbij de leden van de7up-club werkzaam waren op de hoogte waren van de reden tot beëindiging. De gemeente betwist echter dat de email op het bestuurlijk documentatiesysteem van de gemeente is gezet.
4.6.6. De rechtbank acht de presentatie van de bevindingen van Brighthouse aan de leden van de 7up-club en de kennisgeving aan derden, alvorens C3Group heeft kunnen reageren op de inhoud van het rapport, op de navolgende gronden onrechtmatig jegens C3Group.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat aangenomen moet worden dat de gemeente al vóór de presentatie door Brighthouse van haar bevindingen op de hoogte is geweest van die bevindingen. C3Group heeft zulks gesteld bij repliek (onder 50) en de gemeente heeft daar niet op gereageerd. Maar ook als dat anders mocht zijn, treft de gemeente hetzelfde verwijt. De gemeente heeft in dat geval door de 7up-club-leden uit te nodigen voor de presentatie (zie dupliek 27) - ten onrechte - het risico genomen dat C3Group ten overstaan van derden negatief zou worden afgeschilderd. Dit klemt temeer nu de gemeente bij diezelfde gelegenheid C3Group niet heeft uitgenodigd.
4.6.7. De bevindingen van Brighthouse suggereren onoorbare praktijken en een gebrek aan integriteit:
"JOS heeft voorwaarden geaccepteerd die 'ongebruikelijk' zijn (Algemene Voorwaarden C3 Group en vooruitbetaling); C3 Group maakt gebruik van gebrek aan regie en verwerft positie waarbij JOS in afhankelijke rol komt te verkeren; (…) Werkwijze van C3 Group is onvoldoende transparant en vanuit projectoogpunt niet professioneel, waardoor twijfel rijst over integriteit".
Evident is dat deze suggestie, kenbaar gemaakt aan een aantal medewerkers van deelgemeenten/zorginstellingen, vallende binnen de cliënten-doelgroep van C3Group, schadelijk zijn voor de reputatie van C3Group en aldus schade kunnen veroorzaken. Dit was (redelijkerwijs) ook voor de gemeente voorzienbaar.
4.6.8. Met het oog op de mogelijkheid voor C3Group om opmerkingen te maken bij het rapport en/of kenbaar te maken dat zij het er niet mee eens was, had het dan ook op de weg van de gemeente gelegen C3Group op zijn minst tevoren met de inhoud hiervan te confronteren en haar in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Het gaat er hierbij niet om of de gemeente verantwoordelijk is voor de inhoud van het in haar opdracht opgemaakte rapport, maar om de vraag of zij - gelet op de mogelijk beschadigende inhoud van het rapport - bevindingen hieruit ter kennis van derden heeft kunnen brengen zonder C3Group vooraf genoemde gelegenheid te bieden.
4.6.9. Door dit niet te doen, heeft de gemeente onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens C3Group gehandeld. De gemeente dient dan ook de dientengevolge door C3Group geleden en nog te lijden schade te vergoeden. Hetzelfde geldt voor de hierbij aansluitende passages uit de e-mail zijdens de gemeente van 19 oktober 2007 (productie 6), verstuurd aan een aantal derden (zie hiervoor, onder 4.6.4).
4.6.10. Hieraan doet niet af de stelling van de gemeente dat het rapport achteraf ter beschikking is gesteld aan C3Group en dat er nog een gesprek heeft plaatsgevonden waarin ruimte was voor hoor en wederhoor, hetgeen de gemeente evenwel er niet toe heeft gebracht zich een ander oordeel te vormen zodat C3Group niet is benadeeld. Het achteraf horen van C3Group kan immers niet op één lijn worden gesteld met horen voorafgaand aan het nemen van een (negatieve) beslissing en moet als "mosterd na de maaltijd" worden bestempeld.
Bovendien gaat het hier niet om de waardering van de applicatie maar met name om de "bevindingen" ten aanzien van C3Group zelf die haar in een kwaad daglicht (konden) zetten. Een reactie zijdens C3Group op het rapport had de gemeente er van kunnen weerhouden die bevindingen (onverkort) kenbaar te maken aan derden (in een presentatie en/of een e-mail). Die kans heeft de gemeente C3Group ontnomen. Eventuele onzekerheid over het antwoord op de vraag of een reactie zijdens C3Group in dit opzicht verschil zou hebben gemaakt, dient om die reden voor risico van de gemeente te komen.
Dit klemt te meer omdat de gemeente in deze procedure niets heeft aangevoerd ter ondersteuning of verdediging van de gewraakte bevindingen van Brighthouse aangaande C3Group zelf, hetgeen evenzeer op haar weg heeft gelegen, gelet op de desbetreffende stellingen van C3Group bij dagvaarding.
4.6.11. Aan het voorgaande wordt evenmin afbreuk gedaan door de omstandigheid dat partijen geen geheimhouding waren overeengekomen ter zake van de uitkomsten van het onderzoek door Brighthouse. Die omstandigheid bevrijdt de gemeente niet van haar eigen verantwoordelijkheid om zorgvuldig met de belangen van C3Group om te gaan. Bovendien hebben partijen wel een regeling getroffen voor het vervolg op het onderzoek van Brighthouse (in de bespreking van 7 september 2007, zie hiervoor onder 4.4.3), waarmee de handelwijze van de gemeente bezwaarlijk is te verenigen :
"4. vervolgoverleg:
a. na de quick scan vervolgen we het overleg; dan gaat het over de uitkomsten van de quick scan en het onderling vertrouwen tussen opdrachtnemers onderling en tussen opdrachtnemers en opdrachtgever. "
4.6.12. In zoverre is de gevorderde verklaring van recht dan ook toewijsbaar. In deze procedure heeft C3Group hieraan evenwel geen schadevordering verbonden. In deze procedure wordt immers vergoeding van een aantal concrete schadeposten gevorderd, alsmede van schade op te maken bij staat, als gevolg van de voortijdige beëindiging van het contract (dagvaarding 66 en 67; repliek 80 en 81). Uit de overwegingen onder 4.4 en 4.5 volgt dat deze vorderingen niet toewijsbaar zijn.
Voor wat betreft de schade wegens het mislopen van opdrachten van andere instellingen die zich met jongerenwerk bezighouden, heeft C3Group zich het recht voorbehouden deze schade alsnog te vorderen (repliek 63).
Hieruit volgt dat in deze procedure dient te worden volstaan met een verklaring voor recht dat de gemeente onrechtmatig jegens C3Group heeft gehandeld door C3Group niet te horen voorafgaand aan de presentatie van de bevindingen van het rapport van Brighthouse en de e-mail van 19 oktober 2007 en dat zij de door deze presentatie en e-mail door C3Group geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden.
4.7. Het beroep van C3Group op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur mist naast hetgeen reeds is overwogen zelfstandige betekenis en kan dan ook verder onbesproken blijven.
4.8. Nu zowel C3Group als de gemeente over en weer op essentiële onderdelen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten aldus worden verdeeld dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat de gemeente onrechtmatig jegens C3Group heeft gehandeld door C3Group niet te horen voorafgaand aan de presentatie van de bevindingen van het rapport van Brighthouse en de e-mail van 19 oktober 2007 en dat zij de door deze presentatie en e-mail door C3Group geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden;
bepaalt dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2010.?
[1694 / 1980]